Gisteravond het treurige bericht ontvangen dat één van mijn oude bottervrienden overleden is. Arjen van Geijn, ook wel Arie, ook wel Aad, ook wel Van de Heuvel, ook wel Ankie, ook wel Sleurfeut. Weinig mensen die zoveel bijnamen wisten te verzamelen en weinigen die er zo smakelijk om konden lachen.

Vorige week zat ik met Trui op het Wad om een opleiding waddenzeilen te geven. Vijf jaar geleden gaf ik ook zo’n training. Twee weken lang. De enige die toen de volle twee weken aan boord is geweest, is Arie. Toen was hij nog maat-in-opleiding. Vorig jaar was hij reeds charterschipper op de Condor, een jaar later had hij al de sprong gemaakt naar een schip van 36 meter.

Met Arie heb ik het buitenkluiveren op Trui uitgevonden, lange avonden aan de bar gehangen, heel wat weken doorgebracht op de Waddenzee. Hij was erbij toen we voor de eerste keer naar Bremen voeren en bij de eerste keer dat de botter meedeed aan de Slag in de Rondte. Als Trui op de helling lag was hij altijd meerdere dagen aan het klussen.

Vandaag was er voor mij weinig beters te doen dan aan mijn fietsen klussen, in de hoop dat het wat afleiding zou bezorgen. Zowel de Jester als de Hurricane waren hard aan nieuwe onderdelen toe, beide fietsen waren nauwelijks nog te berijden. Maar fietsen uit elkaar slopen, wassen, poetsen en van nieuwe onderdelen voorzien kan ik aardig op de automatische piloot. En dus kon ik aan niets anders denken dan die lieve, ietwat lompe, deskundige en vooral gezellige platbodemzeiler. Hoe kan het toch dat iemand die zoveel vrienden heeft, zo goed zijn vak beheerst, zo’n groot deel van het jaar door kan brengen op zijn geliefde Wad, het niet meer ziet zitten?

De Jester was klaar en stond te glimmen in mijn kamer. Het grote voorblad was zó versleten dat hij haaientanden had. Nu liep alles weer mooi en soepel. Hij schakelde zelfs weer! Verder met de Hurri. De fiets die ik vier jaar geleden net nieuw had, waar ik apetrots op was. Een goed weekend in mei had Arie de botter gehuurd en mij als schipper gevraagd. Op mijn vrije vrijdag was ik naar Enkhuizen gefietst, in iets meer dan vijf uur. Prachtig weekend gehad met Arie en zijn vrienden. Naar Hoorn geweest, feest gevierd, een corpsjaarclubje uitgelachen die op een charter vlak naast ons zaten. Die nacht hebben Arie en Peter nog een kleine ramp voorkomen. Een aantal schepen was door vandalen losgegooid, en zij slaagden er in ze weer min of meer vast te leggen en de schippers te wekken.

Zelfs aan mijn fiets kleven herinneringen aan die jongen.

De laatste keer dat ik hem gezien heb, was in januari op Terschelling, na mijn mooiste fietstocht ooit, een tocht die ik ook op liglog beschreven heb. Anderhalve week terug belde ik hem nog, we voeren richting Harlingen en ik hoopte dat we hem nog ergens tegen zouden komen met z’n schip. Dat kon niet, hij lag nog in Rotterdam. “Volgende keer beter” zeiden we.

Lieve Arie, het zal heel, heel lang duren voordat ik weer kan botteren, op het Wad kan varen, naar Friesland of het Zuiderzeemuseum kan fietsen zonder aan jou te denken.

Arie achter het roer van de Condor.