Twee weken ben ik nu onderweg. Vanmiddag, vlak voordat ik het dorpje bereikte waar ik mijn rustdag door ga brengen, ging de teller door de 2400 kilometer heen. Ik zit op een vijfde van mijn reis. Het gaat voorspoedig, maar tegelijkertijd dreig ik het besef kwijt te raken van wat ik nu eigenlijk aan het beleven ben.

Vanochtend ben ik voor de tweede keer van mijn leven de Stelvio opgefietst. Ditmaal vanuit Bormio, de gemakkelijke kant. 200 meter minder klimmen dan vanuit Prato en nergens steil. Een beetje melancholisch was het wel, de vorige keer was nog in het gezelschap van Eva. Toen deden we de moeilijke route, die trouwens ook een stuk mooier is.
Ondanks dat ik eigenlijk mijn rustdag had moeten houden vandaag, ging de klim soepel. Aan het begin had ik wel even een dompertje, toen ik werd ingehaald door drie jonge kerels op racefietsen. Het snelheidsverschil was heel klein, maar ik wist dat ik niet moest aanhaken. Ik zou het tempo niet volhouden tot de top. Natuurlijk, ze hadden geen bagage en waren vijftien jaar jonger, maar ze reden wel op racefietsen dus een tikje pijnlijk was het wel.
Dit is de tweede grote bergpas alweer. Nog een paar kleinere om Oostenrijk door te komen en dan is het grote klimmen alweer achter de rug tot aan Noorwegen. Wat gaat dat toch snel. Twee van de hoogtepunten waar ik mijn route omheen had gepland gaan in een paar dagen voorbij.

Ik raak de draad kwijt, besef ik. De gebeurtenissen van de eerste week zijn alweer naar de achtergrond verdwenen. Dat ik op de tweede dag van mijn reis genoot van een kopje koffie aan de Normandische kust, ik dreig het te vergeten. Italië lijkt gereduceerd tot die ene saaie weg waar mijn spaak brak. Italië, ik ben godverdomme nog in Italië! Gaan mijn gedachten straks alleen nog maar over het moment van nu en of ik de planning wel haal? Dit is de grootste reis van mijn leven tot nu toe, en het zou niet gek zijn als ik hem nooit meer overtref.

Rond de tweeduizend meter heeft deze klim een aantal mooie haarspeldbochten die heel regelmatig langs de helling lopen. Lekker voor het ritme. Ik heb hier uitzicht over een enorm dal, dat mij doet beseffen hoe groot de bergen hier eigenlijk zijn. Ook besef ik dat ik al over de helft van de klim ben. En het gaat nog steeds prima. Mijn Suunto geeft steevast 12 à 13 meter per minuut aan, wat een mooi klimtempo is voor een bepakte fiets.
De bergwand maakt een knik naar links, en de haarspeldbochten gaan mee. Ergens halverwege die serie bochten zie ik een gebouw dat vermoedelijk een café-restaurant is. Best aantrekkelijk, een kopje koffie net over de helft.
Iets dichterbij zie ik drie fietsers bij het gebouw staan. Door de kleuren van hun kleding krijg ik een vermoeden wie het zijn. Het zal toch niet waar zijn dat ik die kerels toch weer bij ga rijden?
Een paar bochten verder en ik weet het zeker. Ze zijn het. En dan ga ik dus niet pauzeren, ik trek mooi in éen keer door naar de top. Bij het passeren zwaai ik naar ze, ik krijg gejuich terug. Ze gaan me niet achterna. Blijkbaar was dit hun einddoel van de klim.
Ik zit precies goed in mijn ritme. Het klimtempo blijft maar constant. Een paar bochten hoger zwaai ik nog een keer naar de mannen, ze komen me echt niet achterna.
Pas boven de 2500 meter wordt het lastiger. De lagere luchtdruk speelt me hier parten, maar dat merk ik eigenlijk alleen als ik probeer te eten of drinken. Dat verstoort mijn ademhaling en dan gaat het mis. Op een paar kilometer van de top hou ik een minuutje stil om wat koekjes weg te vreten.
Tijdens de laatste bochten krijg ik het gevoel dat ik mezelf opblaas. Het gaat nog steeds met 13 meter per minuut, terwijl ik moe ben en minder lucht krijg. Ik schakel terug naar de granny en roep hardop dat ik rustiger moet rijden. Ik wil echt niet in de laatste bocht stranden.
Het lukt niet. Dertien meter per minuut is het tempo en ik kan het niet omlaag brengen. Ook niet met tienduizend kilometer voor de boeg.
Na de laatste bocht begin ik me af te vragen hoe lang ik er over gedaan heb. Vier uur? Kan niet, het is echt nog geen twaalf uur. Drie uur zou netjes zijn voor een man met kampeerbagage die eigenlijk een rustdag had moeten houden. Ik schakel mijn Suunto om naar de horlogefunctie en zie dat ik twee uur en tien minuten onderweg ben sinds het laatste stoplicht in Bormio.
“What the fuck!” schreeuw ik over de weg. Maar goed dat er geen andere fietsers in de buurt zijn. Ik ben echt verbaasd. Een paar minuten later sta ik bij het bord op de col.
In minder dan twee uur en een kwartier is een van de hoogtepunten van mijn reis voorbij. Wat een raar idee. Maanden voorbereiding. Trainen, grammenjagen. Onderweg twee dagen toeleven naar deze klim. Hugo sms’en voor een weerbericht. En dan trap je het in zo’n korte tijd weg.
Deze hele reis bestaat uit zulke korte ervaringen. Allerlei mooie plaatsen en gebieden, zorgvuldig in de route gepland en vervolgens fiets ik er op hoog vermogen langs.

Het tempo van de fiets is de hoogste snelheid waarmee een mens nog kan reizen zonder oog voor de omgeving te verliezen. En de inspanning van het fietsen maakt dat je geest meer open gaat staan voor die omgeving. Ga lopen en je ziet meer details, maar door het lage tempo minder diversiteit. Sneller of gemotoriseerd en je ziet weliswaar meer diversiteit, maar het beklijft niet echt.

Ik merk dat mijn tempo en inspanning goed zijn. Maar ik merk ook dat ik zoveel dingen zie en meemaak, dat het me gemakkelijk zou kunnen ontglippen. Deze reis is zo mooi, zo groots, zo divers.
Deze rustdag zal ik niet alleen besteden aan wassen, eten en ketting smeren. Ik ga ook werken aan mijn herinneringen. Terughalen wat ik allemaal gezien heb. Goed tot mij laten doordringen met wat voor avontuur ik bezig ben. En hoe intens mooi het is.