De oversteek naar Noorwegen begon met een ochtend vol stress. De avond ervoor, nota bene in de veerhaven, was ik met mijn voorwiel in een scheur gekomen, toen ik plotseling moest afslaan wegens een bordje ‘verboden voor fietsers’. De zijkant van de band was beschadigd. Heel ernstig zag het er niet uit, maar toch leek het me verstandig om van voorband te wisselen voordat ik de eerste Noorse afdaling zou tegenkomen. Dit had ik nog ingecalculeerd in mijn ochtendritueel. Maar dan.

Tijdens het ontbijt gooi ik koffie over mijn broek, dusdanig veel dat ik geen andere optie heb dan hem snel wassen. De enige manier om hem vervolgens nog op tijd droog te krijgen, is aantrekken. Met de zon en die keiharde wind die altijd lijkt te heersen in Hirtshals, lukt dat wel maar het is best koud. Ook trekt een natte broek vuil aan, dus ik moet omzichtig bewegen bij het afbreken en inpakken.
De broek is gelukkig bijna droog als ik vertrek. Ik wil nog even inkopen doen voor ik aan boord ga, dan hoef ik me daar in Noorwegen geen zorgen om te maken. Gehaast ren ik door de supermarkt en vergeet chocolade te kopen. Bij het brood staat een rij. Als ik halverwege ben bedenk ik dat ik mijn camera in de toptas heb laten zitten. Het keuzeproces tussen het redden van de camera en het behoud van de plaats in de rij verloopt zo traag dat het automatisch de tweede optie wordt.
Natuurlijk heeft er niemand aan mijn bagage gezeten. Hirtshals blijft een dorp. Ik kijk op mijn horloge. In totaal ben ik zeven minuten in de supermarkt geweest.
Met enig vragen vind ik de ingang voor de check-in. Precies een uur voor vertrek, zoals ik gistermiddag aan de balie te horen heb gekregen. En dan begint het wachten.
Hoewel ik een prima stoel heb om in de zon te liggen, verveel ik me. Misschien maar even met de Sony spelen, wellicht komt er een leuk plaatje uit voor bij het verhaal.
Op het display verschijnt de mededeling dat de accu bijna leeg is en, wild knipperend, E:61:00. Het beeld blijft vaag. De focussering doet niks meer. En de accu verwisselen maakt geen enkel verschil.
U begrijpt, van de rust die ik gisteravond ervoer, is niet veel meer over.
Het scenario van vorige herfst schiet weer door mijn hoofd. Net als het mooiste deel van de reis aanbreekt, gaat mijn camera stuk en moet ik als de sodemieter op zoek naar een nieuwe die ongetwijfeld van mindere kwaliteit zal zijn.
Ik ruk mijn telefoon uit de tas en ga googlen. Er zijn meer mensen die dit probleem hebben gehad. Behalve terugsturen naar de fabriek is er maar één oplossing, en die is doodeng: Een voorzichtige, zuiver axiale tik op de voorkant van de lens, zodat de stappenmotor van het focussysteem van een dood punt af schiet.
En ja, dat doe je dan toch, als je in de rij staat voor de veerboot. Met tweederde van de grootste reis van mijn leven voor de boeg wil ik deze camera gebruiken, geen surrogaat.
Een tik op de voorkant werkt niet, op de achterkant wel. Meteen werkt alles weer naar behoren. Een enorme opluchting, maar slordig is het wel.
De overtocht zelf is precies zoals de vorige keer. Kijken hoe Denemarken achter de horizon verdwijnt. Metalen kronen kwijt proberen te raken aan koffie, wat rondhangen. Over het buitendek wandelen, wat door de hoge snelheid eigenlijk alleen op het achterdek een beetje te doen is. En een enorme hongeraanval die ik afweer met drie flinke stukken pizza.

Ditmaal laat ik Kristiansand voor wat het is. Dit is geen rustdag en de camping hier schijnt schandalig duur te zijn. Liever rij ik meteen door naar Mandal.
Met behulp van de GPS vind ik vlot de weg de stad uit. Dat ging de vorige keer wel anders. Ik had alleen de zeer groffe kaart van Zuid-Noorwegen en een rijtje plaatsnamen. Wat een geklooi was dat. En uiteindelijk kwam ik toch terecht op de kustweg die mij was afgeraden.
Nu neem ik deze weg bewust. Want hij mag dan vermoeiend zijn, mooi is hij zeker. De route zit vol kleine maar steile klims. Zo kort dat de verleiding wel heel groot is om het met je grote blad te doen. Daar ging ik de vorige keer met mijn beperkte klimervaring de fout in. En ik vermoed dat ik niet de enige was, gezien de negatieve verhalen over dit traject. Je moet echt bij elk bultje met je voorderailleur schakelen, anders sloop je jezelf. De ketting schiet heen en weer over de voorbladen alsof het de cassette is.

Die eerste dag in Noorwegen. Hier zat ik al stuk. Het was heet en stoffig. Mijn ogen waren zo pijnlijk dat ik nauwelijks nog kon kijken. Ik zag weinig meer van de prachtige kleine fjorden en eilanden waar ik langs reed.
Ik kom langs het bushokje waar ik toen mijn lenzen heb schoongemaakt. Ik weet nog heel goed hoe ik daar zat. Uitgeput, vol twijfels. Mijn zonnebril en een stapel boterhammen hebben mij toen gered. Ik wist niet wat me overkwam. Dat ik Noorwegen zo had onderschat.
Nu fiets ik er soepel langs en ga even verder op een mooi plekje zitten om wat boterhammen te eten. Voor mij is een klein fjord met wat huisjes en een jachthaven. De rust wordt wreed verstoord door een groepje kinderen dat op twee motormaaiers een groot grasveld aan het maaien is. Ik moet lachen om het contrast.
Bij het verder rijden vraag ik me af waarom men zo negatief is over deze route. Als je gewoon je voorderailleur maar gebruikt is er niks aan de hand. Ik geniet enorm, ben helemaal uitgelaten dat ik in Noorwegen ben. Wat is het toch heerlijk fietsen hier.
Aan het eind van de middag arriveer ik in Mandal. Wat een leuk plaatsje eigenlijk. De vorige keer was ik te zeer bezig met uitvinden hoe ik verder moest naar Vigeland om er veel van te zien. Hier blijkt weer het grote voordeel van GPS. Je ziet gewoon meer.
Na een flinke stapel Noorse bankbiljetten te hebben gepind ga ik naar de camping. Ook dit is weer een mooi weerzien met Noorwegen. Rode houten gebouwen die van binnen met blank gelakt hout betimmerd zijn. Geen overdreven luxe maar wel een fijn keukentje en verschillende plekken om droog te zitten. Precies wat je wilt als fietser.
Het is druk in de kleine keuken. Dat ben ik niet helemaal gewend, ik ben nog nooit in het hoogseizoen in Scandinavië geweest. Maar het gaat allemaal prima. Iedereen schikt in en elke pit op het fornuis wordt efficiënt gebruikt. Er zijn verschillende andere fietsers en veel Nederlanders. Ik raak aan de praat met een Duitse jongen die net van school is en met zijn vriendinnetje een stuk van de Noordzeeroute fietst. Hij wil van alles en nog wat weten. Het is hun eerste fietsvakantie en ze hebben bedacht dat ze zoveel mogelijk willen leren van ervaren fietsers. Later spreek ik nog een Nederlandse fietser die in zijn eentje een rondje door Zuid-Noorwegen maakt.
Ik drink mijn bouillon en eet mijn pasta. De opwinding over het fietsen in Noorwegen maakt plaats voor de rust die ik gisteravond ook ervoer. Vandaag was een goed begin. Lekker weer, flink klimmen, mooie route en de eerste 65 kilometer zijn binnen.
Als ik mijn laatste kopje thee wil maken, is er even een tegenvaller. De keuken is afgesloten tussen tien uur ’s avonds en acht uur ’s morgens. Vervelend, niet alleen vanwege mijn kopje thee, maar ook omdat mijn acculader er nog ligt. Na wat wikken en wegen besluit ik om een half uurtje later op te staan en dan in de keuken te ontbijten. Dan krijgt mijn telefoon ook nog een beetje stroom en ik een kop koffie.
Dat loopt natuurlijk niet helemaal zoals bedoeld, waardoor ik pas kort na negenen op weg ben. Maar ach, het is stralend weer en ik voel me goed. Ik fiets even langs de bakker en ga op weg richting Farsund.
Ditmaal gaat mijn route niet helemaal buitenom via Lista Fyr, maar meer binnendoor langs de fjorden. Er is wel een stukje dat ik heel bewust hetzelfde heb gehouden, en dat is de weg van Spangereid naar Lyngdal. Daar zit een klim in die ik de vorige keer als loodzwaar heb ervaren. Het allerkleinste verzet had ik nodig en zelfs daarmee moest ik tussendoor even stoppen om uit te hijgen. Dat was de tweede keer die dag dat ik me serieus afvroeg of ik wel tegen de Noorse bergen was opgewassen. Uiteindelijk had ik minder dan een uur nodig voor de 17 kilometer tussen deze twee dorpen, dat stelde wel gerust. Maar wat een klim.
Uiteraard wilde ik weten hoe zwaar hij nu echt is. Ik had toen lang niet de klimervaring die ik nu heb, was minder sterk en had toch al geen topdag. Dikke kans dat het in werkelijkheid allemaal best meevalt.
Ik passeer Spangereid. Geen idee waar die klim nu zat, aan het begin, het eind of ergens er tussenin. Telkens al de weg omhoog gaat denk ik “Dit is hem!”, maar telkens blijkt het niet veel voor te stellen. Naarmate ik verder kom raak ik er steeds meer van overtuigd dat die hele klim een fictie is, gefabriceerd door mijn geestestoestand van dat moment en mijn matige klimvermogen uit die tijd.
Tot een paar kilometer voor Lyngdal.
De klim is echt. Mijn ketting moet helemaal naar links, mijn hoofd en schouders gaan naar achteren om mijn longen zo wijd mogelijk te openen. Ik heb alles nodig om niet stil te vallen. De haarspeldbochten zijn zo scherp dat er geen sprake van is dat je ze over het midden van de weg kan nemen, je moet echt helemaal naar de buitenbocht. Rechts houden is hier geen optie en dat geldt ook voor de paar auto’s die mij inhalen.
Ditmaal rij ik hem in éen keer, dat gelukkig wel. Maar het lag de vorige keer echt niet aan mijn eigen gepruts. Deze klim is nog geen tweehonderd meter hoog, maar het is ruim de zwaarste die ik in Noorwegen ben tegengekomen.
Ik passeer Kvinesdal, waar ik gekampeerd heb. Als fietser maak je hier een omweg van tientallen kilometers, omdat de brug over het smalle fjord en de bijbehorende tunnels verboden zijn voor voetgangers en fietsers. In deze omweg zitten enkele tunnels waar je wel doorheen mag. Andere tunnels hebben voor fietsers een weggetje langs het fjord of een mooie klim over de berg.
Ondertussen heeft de zon plaatsgemaakt voor een gesloten wolkendek waar af en toe een paar spetters uit vallen. Ik twijfel wanneer ik mijn fototoestel op moet gaan bergen. Altijd lastig. Je weet nooit of de regen door gaat zetten, je wilt je camera beschermen maar ook geen mooie plaatjes missen.
Dit keer zet de regen wel door, ongeveer op het moment dat ik langs een supermarkt rij. Ik besluit de stops te combineren en meteen wat te eten.
Direct daarna is een klim en dus ook een afdaling, mijn eerste deze vakantie over een natte weg. Ik hou al niet van afdalen, maar nu is het extra eng. Ik prent mezelf in dat ik op Kojaks rij en het dus echt wel goed gaat komen.
Dit is een mooie oefening, want even verderop zit ik een stukje op de E39. Op deze drukke weg wil ik niet langzamer afdalen dan strikt noodzakelijk, dus ik vlieg met zeventig over het natte asfalt. Leuk wordt het nooit, maar het went.
In Flekkefjord ga ik weer van de E39 af. Ik weet dat ik hier het bankje ga passeren waar ik ooit mijn toenmalige vriendin belde omdat we die dag zeven jaar samen waren. Zal wel weer even slikken worden.
Tot mijn eigen verbazing doet het me nauwelijks iets als ik er daadwerkelijk langsfiets. Het is alweer zo lang geleden. Ik geloofde toen in iemand en in dingen waar ik nu wel klaar mee ben. Er is zoveel veranderd sindsdien. Zelfs van mijn fiets is alleen het hoofdframe, het halve crankstel en de bagagedrager nog hetzelfde.
Ik pik de 44 op, de weg die langs de kust naar het noorden gaat. Ziet er simpel uit op de kaart, maar er zitten venijnige klims in. Die stuk voor stuk heel mooi zijn. Beneden gaat de weg langs de zee, boven langs prachtige meren en rotsen. De regen is gelukkig verdwenen zodat ik er foto’s van kan maken. Ik weet nog heel goed hoe mooi ik het vond door mijn vermoeidheid heen. Het was mijn tweede dag in Noorwegen en het leek nog wel zwaarder dan de eerste. Nooit had ik kunnen raden dat uitgerekend in de zuidwestpunt enkele van de zwaarste klims van heel het land te vinden zijn.
Bij Ana Sira gaat de weg vanuit het fjord langs de bijna verticale rotswanden omhoog. De weg is steil en smal. Ook hier heb ik stil gestaan om uit te hijgen. In de warmte en het stof, moe en vol twijfels. Nu fiets ik er soepeltjes langs onder een strakgrijze hemel en stop alleen om mijn verlichting aan te zetten voor een tunnel. Maar met meer dan 39-32 kom ik ook nu niet omhoog.
Ik herinner me nog heel goed hoe ik in een klein stadje verderop koffiepauze hield en er van overtuigd was dat ik de Noordkaap nooit op tijd zou halen. Dat ik het volkomen verkeerd had ingeschat. Ondanks mijn ervaring in de Ardennen, ondanks wat ik had gelezen in reisverslagen van anderen. Ik herinner me het gebouw, de koffie en de wafel, alleen niet de naam van het stadje.
Wat ik ook nog weet is hoe gemakkelijk het werd na die koffiepauze. In mijn herinnering ging het daarna alleen nog maar bergaf en was ik in een mum van tijd Egersund voorbij. Die dag eindigde op een prachtig plekje aan zee, met een herwonnen optimisme. De zuidwestpunt van Noorwegen bleek een ware ontgroening.
Het stadje blijkt Hauge te heten. Mijn route gaat opnieuw langs het cafetaria. Ik stop even voor een foto van het gebouw. Dat ik daar ooit zo verslagen heb gezeten.
De koffie en wafel moeten heel bijzonder zijn geweest, want van mijn herinnering dat het daarna alleen nog bergaf ging klopt niets. Hauge ligt zelfs vrij laag en ik moet weer net zover omhoog als vanuit Ana Sira. Maar wel een stuk minder steil. Het middenblad heb ik vrijwel niet meer nodig en het grootste deel van de klim valt zelfs onder het kopje vals plat. Dit geldt ook voor de afdaling. Met een beetje bijtrappen rij ik structureel in de vijftig, dus de kilometers komen vlot.
Door het late vertrek is het wel pas na zevenen als ik de camping bij Egersund bereik. Tweehonderd kilometer door een van de moeilijkste stukken van Noorwegen, ook nog eens met matig weer. En ik ben niet half zo moe als tijdens mijn Noordkaapreis. Lichamelijk dan. Want mijn hoofd duizelt van alle herinneringen en andere gedachten. Maar daar zal ik pas later last van krijgen.