Bij zijn aantreden als fractievoorzitter baarde Jesse Klaver opzien met zijn betoog tegen het economisme. Dat waren hemelbestormende woorden, die lang niet meer waren gehoord in de Haagse politiek. Natuurlijk volgden meteen laatdunkende reacties. De kritiek van Jesse Klaver op het economisme wordt geframed als het afwijzen van fatsoenlijk boekhouden. Het aloude verwijt van potverteren door links dus.

Onder andere Miko Flohr schreef hier een eerste reactie op. De kritiek op economisme wijst niet het rekenwerk an sich af, het verwerpt het staren naar spreadsheets zonder te kijken wat al die getalletjes nu werkelijk betekenen voor het leven van mensen.

Maar ik zou het begrip nog veel eenvoudiger willen definiëren. Economisme betekent dat de economie tot doel is gemaakt, in plaats van tot middel.

Want waarvoor maken wij al die producten, al die diensten en informatie? Omdat het universum dat van ons vraagt? Omdat het een goddelijke opdracht is? Uit ethische noodzaak? Natuurlijk niet. We maken ze voor onszelf. Voor mensen. Zodat wij een beter en mooier bestaan kunnen hebben. Zodat wij gelukkiger kunnen zijn.

Sinds de conservatieven, vermomd als neoliberalen, alle touwtjes in handen hebben, is de overheersende gedachte dat de economie zo veel mogelijk moet groeien, en dat elk mens daar zo hard en efficiënt mogelijk voor moet werken. De conservatieven noemen Nederland laatdunkend ‘kampioen deeltijdwerk’. Ze praten over de ‘B.V. Nederland’, alsof een samenleving een bedrijf is en niets anders. Telkens weer klinken er ronkende zinnen over de ‘concurrentiepositie’ van ons land, die natuurlijk altijd en eeuwig in gevaar is.

Als we de conservatieven mogen geloven, staan we aan de rand van de afgrond door onze eigen luiheid. Terwijl half Nederland zich een burnout werkt, en dan ook nog steeds meer overheidstaken opgedrongen krijgt onder het mom van de participatiemaatschappij.

En om het compleet te maken, wordt alles wat het leven de moeite waard maakt, wegbezuinigd. Nauwelijks nog geld voor cultuur, voor natuur. Mooie landschappen en recreatiegebieden worden opgeofferd aan nog meer economische groei. Voor de conservatieven dient de economie niet de mens, maar de mens de economie.

Laat ik dit even vertalen in termen die ze op rechts begrijpen. Wat er in de afgelopen decennia is gebeurd, is dat de economie een bedrijf is geworden waar de omzet groeit en groeit en groeit, ten koste van de winst. Sterker nog, het bedrijf draait enorme verliezen.

In plaats van dat de economie er voor zorgt dat mensen meer tijd en energie hebben om van het leven te genieten, raken ze overspannen. Hun schaarse vrije tijd moeten ze opofferen aan werk dat vroeger door betaalde specialisten werd verricht, zoals zorg. In plaats van dat de economie zorgt voor méér vrije tijd, méér mooie natuurgebieden, méér podia voor muziek en toneel, méér musea, méér mooie straatjes om lekker rond te slenteren, verkwist de huidige economie dat juist.

Dit is het economisme. Denken dat mensen alles moeten opofferen om de economie te dienen. Niet beseffen dat de economie een doel dient, dat hij winst moet opleveren voor mensen. Na decennialang van verliesgevende economie, is het hoog tijd om daar mee af te reken. De economie moet gaan doen waar hij voor is: Zorgen dat mensen gelukkig kunnen zijn en van het leven genieten.