Hoeveel je ook traint, hoe nauwkeurig je de route ook samenstelt en hoe perfect je materiaal ook is, zodra je vertrekt blijkt de praktijk anders dan de training. Het ritme van dag in, dag uit fietsen en geen seconde in je eigen huis zijn, is zo anders dan dat van het werkende bestaan waarbij je in het weekend nog een paar trainingen probeert te proppen.

De eerste week ben ik altijd bezig met die omslag van mijn normale leven naar het ritme van de reis. Eén van de moeilijkste dingen daarbij vind ik het zoeken naar het juiste tempo. Natuurlijk, na al die jaren van fietsen weet ik heus wel hoe hard ik moet fietsen om de dagelijkse tweehonderd vol te maken. Maar dat is niet genoeg.
Het ritme van de pedalen en de hoogte van de inspanning bepalen niet alleen de prestatie, ze bepalen ook mijn humeur. Te langzaam en mijn motivatie en vertrouwen verdwijnen. Mensen die mij al wat langer volgen, weten dat ik soms plotseling in de rats kan zitten over van alles en nog wat, en vol twijfels en zelfverwijten elk vertrouwen in de onderneming kan verliezen.
Wat hier vaak achter zit, is dat mijn inspanning op een te laag niveau is terechtgekomen. Als ik dan de volgende dag een tandje erbij zet, ben ik weer de gelukkigste man op aarde.

image

Duitsland is niet de beste plek om dat ritme en inspanningsniveau te vinden. Er zijn delen waar het heerlijk fietsen is, zoals langs de Waddenkust of over de oevers van de Elbe, maar vaker is het een gevecht met onduidelijke en gevaarlijke fietsinfrastructuur.
Het deel tussen Bremen en Hamburg is gelukkig één van die gunstige uitzonderingen. Na de heerlijke zomeravond waarmee mijn vorige bericht eindigde, werd ik wakker door lichte regen op de tent. Naast het tentenveld is een bankje onder een afdak. Hier ontbijt ik. Ik heb nog een restje pasta van gisteravond dat ik in mijn mok bewaard had. Geheel naar verwachting heeft een egel of knaagdiertje geprobeerd hier van te snacken, maar moest afhaken wegens de pesto die zo heet als milde sambal is. Ik glimlach er om en gooi het aangevreten pijpje in de heg.
Ik ben vlot op weg, in de hoop vroeg genoeg in Travemünde te zijn om nog een kaartje voor de nachtboot te kopen.
Opnieuw zitten er veel fouten in de track. Nauwlijks fietsbare paden, onzinnige omwegen, wegen die niet meer bestaan. Maar ik begin er steeds handiger in te worden ze te voorspellen en op tijd een alternatieve route over grotere wegen te kiezen.
image

Wat me opvalt, is de hoeveelheid water die ik zie. In 2010, toen ik ook via Enschede naar Travemünde was gefietst, had ik het landschap weinig inspirerend gevonden vanwege het ontbreken van oppervlaktewater. Omdat ik toen nog op papieren kaarten fietste, had ik een route zuid van Hamburg en Bremen gekozen. Iets noordelijker en het is blijkbaar een stuk mooier.
Heel bijzonder is Moorende, een dorp gebouwd op de dijken die de Este in toom houden, een zijrivier van de Elbe. Prachtige vakwerkhuizen staan hoog boven mij, terwijl het weggetje slingert met de kronkels van de Este.
Kort daarna bereik ik de Elbe zelf. Ik heb geluk met de veerboot, ik hoef maar ten minuten te wachten. De oversteek is een attractie op zich. De oever steekt hoog boven het water uit, de heuvels zijn volgebouwd met huizen. Stroomafwaarts zie ik een van de langwerpige eilanden waarmee deze rivier bezaaid is. Een fraai gelijnde, witte houten zeilboot kruist tegen de wind, geholpen door de stroom.
Wat is de Elbe toch mooi.
image
Vanaf de aanlegplek de heuvel opkomen valt niet mee. Door stegen en nauwe straatjes vind ik mijn weg, vaak heb ik aan 39/30 maar net genoeg om tegen de helling op te komen.
Dat deel is nog leuk. Maar daarna begint de ellende. Druk verkeer, gevaarlijke fietspaden en wegopbrekingen waarbij niets geregeld is voor fietsers en voetgangers. Ik voel me onveilig en raak gestressed. Af en toe kan ik een stukje door een park, maar die paden zijn meer voor de mountainbiker dan voor de langeafstandsfietser.
Meer dan twee uur ben ik bezig om los te komen van de stad. Het schiet niet op en ik ben veel te nerveus om te eten. Ik weet dat vijf uur niet meer gaat lukken. Zes uur wordt het nieuwe doel.
image
Pas als ik ver buiten Hamburg langs een rustige doorgaande weg fiets, kalmeer ik en kan ik weer eten. Er komt weer tempo. Een avond in Travemünde lijkt mij inmiddels een prima alternatief voor de nachtboot. Dichter bij de Oostzee wordt het landschap interessanter. Glooiend, veel bos, kleine weilanden en akkers.
Het laatste stuk naar Travemünde is dan weer afzien, omdat ik deels door Lübeck moet en dat is zo mogelijk nog erger dan Hamburg. En als ik dan stipt om vijf over zes voor de balie sta, blijkt de nachtboot al lang en breed volgeboekt.
Vlak naast de veerhaven is een camping. Ik zet mijn tent op en fiets naar de stad om te eten en uit te gaan. In een badplaats als deze is het zeer vermakelijk om het uitgaansleven te observeren. Ik bezoek een zeer foute kneipe met schlagers en Top 40-deuntjes die echt niet meer kunnen, en een wat serieuzer muziekcafé, waar helaas niemand durft te dansen. Het wordt iets te laat en ik drink eigenlijk een biertje te veel, maar de komende anderhalve maand zal ik nauwelijks nog uitgaansleven tegenkomen.
image
De dagboot op zondag wordt mijn rustdag. Stralend weer. Ik drink koffie, schrijf wat, geniet van het uitzicht op Møn en andere Deense eilanden. Als ik in de spiegel kijk, zie ik hoe vermoeid ik ben. Ik ben niet bepaald fit van huis gegaan.
Na aankomst zet ik mijn tent op in Trelleborg en geniet van mijn eerste avond in Scandinavië. Ook hier, in het uiterste zuiden van Zweden, lijkt de schemering al eindeloos te duren. De stress van het fietsen door Duitsland heeft plaatsgemaakt voor noordelijke rust.
image
De eerste fietsdag in Zweden is ook de eerste dat mijn ritme niet verstoord wordt door de infra of het verkeer. Ik kan ongehinderd doormalen en daarbij mijn eigen ritme zoeken. Zoals ik al schreef, het tempo moet niet te laag liggen. Maar ik ben wel geschrokken van mijn vermoeide aanblik. Ik mag mezelf niet stukrijden nu.
De route die ik nu fiets, is veel mooier en rustiger dan die welke ik in 2010 nam vanaf Trelleborg. Kleinere wegen, meer afwisseling tussen graanvelden en bos. Ik denk terug aan die tijd. Hoe anders was alles toen. Net vrijgezel, vol woede en verdriet, en tegelijkertijd besefte ik dat ik met dat fietsen iets groots had gevonden dat geen liefde ooit zou kunnen vervangen.
Nu twijfel ik daar ineens aan. Wordt het niet eens tijd voor gewone vakanties die bestaan uit nietsdoen en avonden lang dansen en flirten? Moet ik niet toegeven dat het fietsen slechts een korte fase in mijn leven was, om verloren liefdes te verwerken en mezelf te ontdekken? Was ik nu niet liever thuis gebleven, om met mijn vrienden op terrasjes te hangen?
Tegen twaalven bereik ik een klein stadje genaamd Höör. Mijn brood is op en ik heb zin in koffie. Na enig zoeken vind ik bij het station een broodjeszaak waar ze wel iets vegetarisch willen maken. Ik ga buiten zitten, kijk op mijn telefoon en zie dat er een probleem is met mijn website, maar ook een oplossing. Geobsedeerd begin ik de boel te fiksen, jaag mijn internetbundel er doorheen en zie dan pas dat er wifi is.
Ik reken af, wil naar de WC maar daar zijn muntjes voor nodig en die heb ik nog niet. Wisselen komt niet in me op, ik besluit om bij de supermarkt te gaan. Daar herinner ik me weer dat WC’s bij de supermarkt iets Noors is, niet Zweeds.
De hele pauze kost me bijna twee uur. Ik baal van de verloren tijd. En ik besef dat ik ook mijn waterzak niet heb bijgevuld. Terwijl het heet is en ik nog een halve liter over heb. Wat ben in toch aan het klooien met de simpelste dingen.

image
De vreemde gedachten van de ochtend maken plaats voor fanatisme. Ik moet en zal hard fietsen. Ik dwing mezelf om te blijven drinken van de schaarse watervoorraad. Eten lukt een beetje. Mijn tempo is redelijk maar niet bijzonder voor wind mee. Het is me inmiddels duidelijk dat mijn geklungel en eigenaardige gedachtenwisselingen een gevolg zijn van dat ik nog aan het inregelen ben. Ik zoek mijn ritme, mijn routine en het juiste inspanningsniveau. Vanochtend zat ik te laag, nu wil ik te graag.
Rond half vier passeer ik een camping met een eetcafeetje. Even aarzel ik, maar dan stop ik. Ik neem koffie en schepijs. Ze doen hier niet kinderachtig: wat geldt als één bolletje zou in Nederland voor drie à vier doorgaan. Ik krijg het maar nauwelijks op.
Maar daarmee heb ik wel eindelijk genoeg energie binnen om echt te kunnen fietsen in het juiste tempo. Binnen een minuut na vertrek voel ik dat ik mijn tempo gevonden heb. Ik moet lachen om de sombere gedachten van vanochtend. Het fanatisme van na de lunch heeft plaatsgemaakt voor optimisme en verlangen naar de rest van deze reis.
Helaas moet ik na 190 kilometer al stoppen. Het loopt tegen half zes, ik ben vlakbij een camping en de volgende is zeker zestig, zeventig kilometer verder. Ik ben verstandig en zet mijn tent op. De tweehonderd kilometer heb ik misschien niet gehaald, maar een veel belangrijker doel heb ik wel bereikt.
image