Twee keer eerder probeerde ik met het Hemelvaartweekend naar de Jadebusen te fietsen. Net even over de vierhonderd kilometer enkele reis, een prachtig doel voor een vierdaags trainingsweekend. Maar er leek geen zegen op te rusten.

In 2015 wilde ik het doen als voorbereiding van een tocht naar Scandinavië. Helaas kwam ik er halverwege de eerste dag achter dat ik mijn portemonnai vergeten was en kon ik weer naar huis. Een jaar later was mijn conditie zo slecht dat ik na de eerste dag besloot om te keren en op m’n dooie gemakje naar huis te fietsen. Het was aanleiding om mijn plannen voor de zomer bij te stellen, waardoor ik in 2016 een bescheiden rondje Frankrijk fietste.

Ik was behoorlijk gemotiveerd om het dit keer wel af te maken. Maar tegelijkertijd vreesde ik voor een nieuwe mislukking, zeker gezien mijn schouderblessure en alle gevolgen die deze het afgelopen halfjaar heeft gehad. Ik durfde mijn plan niet van de daken te schreeuwen.

Maar het ging goed. De eerste dag fietste ik door het Groene Hart richting Flevoland. Vanaf daar buitendijks richting de Noordoostpolder, waar ik opnieuw buitendijks langs het Ketelmeer naar Vollenhove reed. Ik kwam terecht in een veengebied dat helemaal nieuw voor me was: het nationale park Weerribben-De Wieden. Heel bekend, maar blijkbaar kun je vijftien jaar in je eigen land rondfietsen en alsnog zulke mooie stukken missen.

Paard in Weerribben - De Wieden

Al toen ik met de Botter de Waddenzee begon te ontdekken, vond ik het een slechte zaak dat zoveel mensen de halve wereld overvliegen voor hun vakantie, terwijl ze geen flauw benul hebben wat voor moois er om de hoek te vinden is. Het ritje door dit bijzondere landschap bevestigde mijn standpunt voor de zoveelste keer. Het is letterlijk op fietsafstand. Je hebt er geen liter kerosine voor nodig.

Die avond zet ik mijn tent op in Ruinerwold, op een fijne minicamping genaamd De Toffe Peer. Het is een heerlijke zomeravond. Zoals meestal bij noorderwind, wordt het rond zonsondergang bladstil. Uit de kraan van de spoelkeuken komt water dat heet genoeg is voor oploskoffie en kruidenthee, zodat ik na het koken mijn brander niet eens meer nodig heb. Het ontneemt mij elke motivatie om nog naar het dorp te lopen. Aan de picknicktafel drink ik mijn koffie en thee en mijmer onder de sterrenhemel.

Ondergaande zon in Ruinerwold
Ruinerwold

De tweede dag voelt mijn lijf nog steeds goed. Het enige dat ik door de gekwetste schouder niet kan doen, is mijn tent uitschudden. Mijn slaapzak in de compressiezak proppen lukt als ik het met links doe. Handig is anders maar ik hoef niemand om hulp te vragen.

Met de zon is ook de noorderwind weer opgekomen. De eerste helft van de dag heb ik daar niet heel veel last van, aangezien ik veel door de Drentse bossen fiets. Meer richting Groningen wordt het landschap opener en de wind dus steviger. Ik kom hier de prachtigste plaatsnamen tegen, zoals Musselkanaal, Jispingboertange en Wollingboermarke. Even noord van het vestingstadje Bourtange ga ik de grens over en kom daarmee in het gebied dat gedomineerd wordt door de Eems.

Een grote zijrivier van de Eems is de Leda. Bij de stad Leer komen deze stromen bij elkaar. Ik wist dat dit een mooi en bijzonder historisch stadje is, maar het was er nooit van gekomen om het te bezoeken. Al mijn fietstochten die in de buurt zouden komen, liepen altijd anders dan gepland. Maar deze middag was het dan eindelijk zover, en het stelde niet teleur. Ik maakte een klein rondje door het oude deel, vond een bakker en nam pauze.

Nu ik de Waddenkust begin te naderen, trekt de wind verder aan. Het laatste stuk is behoorlijk zwaar, ook omdat de route nogal ‘Duits’ is; Het vermijden van wat grotere wegen wordt belangrijker geacht dan het rijden over paden die enigszins fietsbaar zijn. Ik begin steeds meer af te wijken van de track, en daardoor begint het weer op te schieten.

Vlakbij de Jadebusen maakt de track daarentegen weer een lange omweg in plaats van een fietspad door een natuurgebied te volgen. Ik neem het pad en dat blijkt een goede keuze. Het voert langs een kreek die vroeger onderdeel van de Jadebusen moet zijn geweest, maar inmiddels door de dijk van het Wad is afgesloten.

Strand van Dangast
Dangast. Ja, dat beeld is een granieten penis.

Bij het zijl fiets ik de dijk op, Dangast in. Voor het eerst sinds 2014 zie ik de Waddenzee weer. Het water staat laag, de hoge platen van de Jadebusen liggen droog, het smalle vaargeultje slingert er tussendoor naar de haven. In de verte, midden in de zeearm, staat de vuurtoren van Arngast op het zand. Hij is nauwelijks zichtbaar, wolken trekken vanaf het schiereiland Butjadingen naar het zuiden. Er hangt ander weer in de lucht.

Die avond fiets ik naar Varel. Een nikserig stadje waar ook op vrijdagavond weinig loos is. Ik ga er uit eten om te vieren dat het me eindelijk gelukt is naar de Jadebusen te fietsen. Na het eten vind ik nog een geopend café waar ik Jever drink, het hoppige pils van Oost-Friesland. Buiten is het mistig. Ik probeer wat rust in mijn hoofd te vinden. Het afgelopen halfjaar is moeilijk geweest. Vaak voelde ik mezelf terugglijden in burnout en andere mentale malheur.

Het is al na middernacht als ik terug naar mijn tent fiets. Door het donker en de nevel. Gek genoeg voelt het niet unheimisch. Eerder alsof ik eindelijk weer thuis ben. Ik, in mijn eentje, op de fiets, ver van huis.

Varel
Varel

De weersomslag betekent vooral dat de wind een halve slag gedraaid is, en dat het nog warmer is dan de eerste dagen. Ik moet me flink insmeren, heb vaak een zonnebril nodig en het is schier onmogelijk om genoeg te drinken. Vooral in de middag heb ik weinig beschutting tegen de harde wind. Wegen zijn vaak lang, recht en een tikje saai. Een doelmatig landschap, aan beide kanten van de grens. Ontworpen om te produceren, niet om te leven. Dat de arbeiders er wel moesten leven, was niet het probleem van degenen die de lijnen op de kaart trokken.

De erfenis hiervan zal nog lang in dit gebied aanwezig zijn. In Emmer-Compascuum neem ik pauze. Een oude veenkolonie met rechte straten en kanalen. Vol nieuwbouw die over de oude armoede is gezet. Alles ziet er netjes en onderhouden uit, nergens een hint dat de budgetten te kort schieten. Maar doelmatigheid is nog steeds koning. Rechte gevels, gegalvaniseerd staal, plantsoenen met vandalismebestendig groen.

Op het terrasje waar ik geniet van appeltaart met matige filterkoffie, zit een groepje mannen te kaarten en Amstel uit flesjes te drinken. Ze voldoen aan alle clichés van arbeiders die na een zware werkweek van de zaterdagmiddag genieten. Ze zijn gezellig en natuurlijk moet er wat gekletst worden over mijn fiets en mijn tripje van dit weekend.

Als er iets is dat ik heb geleerd tijdens mijn fietstochten, is wel dat de ‘stugge Noorderling’ niet bestaat. In de Randstad raak je heus niet zo snel met wildvreemden aan de praat als hier. De stugge Noorderling is de reflectie die de arrogante Randstedeling ziet van zijn eigen stugheid.

Richting Coevorden wordt het landschap minder orthogonaal en minder leeg. Er is meer beschutting en dat heb ik ook wel verdiend na al die kilometers met de wind schuin tegen. Het begint ook tijd te worden om een overnachtingsplek te zoeken. Hoewel het zaterdag is, hoef ik niet perse bij een stadje te kamperen. Gisteravond heb ik mijn biertjes gehad en die heerlijke stille avond in Ruinerwold herhaal ik graag in de bossen rond Ommen.

Op de GPS vind ik een camping genaamd ‘De Kleine Wolf’. Over smalle, halfverharde fietspaadjes rij ik er heen. Het kan niet anders dan een fijne minicamping in de bossen zijn.

Dat valt tegen. Nog voor ik de oprijlaan opdraai, hoor ik het gegil en geklater van een zwembad met wildwaterbaan. Ik zie een vlag met vijf sterren en een enorm parkeerterrein. Even denk ik: Wat maakt het uit, het is na zevenen, alles met een douche en ruimte voor mijn tent is goed. Maar dan zinkt de moed me in de schoenen. Ik wil dit niet.

Het is nog een halfuurtje fietsen naar Ommen. Dan maar wat later arriveren. Als ik dan toch op een grote camping moet staan, wil ik wel naar een café kunnen. Het is het één of het ander, niet het slechtste van twee werelden.

De camping in Ommen is op een paar honderd meter van de binnenstad. Informeel en goedkoop. Ik sta op een klein en rustig tentveldje, met twee aardige stelletjes waarvan er eentje ook op de fiets is. Ik kook mijn pasta, praat een tijdje met de fietsers en loop dan naar Ommen.

Een zwoele zomeravond in Ommen.
Een zwoele zomeravond in Ommen.

Het licht is al zacht aan het worden als ik de brug over de Vecht nader. Op de oevers van de rivier liggen honderden mensen na te genieten van een zonnige dag aan het water. Ik kijk naar het terras van restaurant De Zon. Ooit heb ik daar een geweldige avond met Eva gehad. Een trekker met een aanhangwagen vol hooi rijdt over de brug, tussen de vakantiegangers en het uitgaanspubliek.

De terrassen in de binnenstad zitten vol. Uit een café klinkt ‘Another Brick in the Wall’. Voor de grillroom zitten mannen met snorren. De fietsenmaker heeft nog ‘Rijwielen’ op de gevel staan, de hippe modezaak heet ‘Ien & An’. Op het terrasje waar ik een vrije tafel vind, zit een zwangere vrouw die een beetje begint te flirten maar me uiteindelijk met rust laat. Ik bestel een imitatie-weizen van Brand en geniet van de sfeer.

Wat wil een mens nog meer.

Ook de laatste dag heb ik genoeg energie om te fietsen. Een beetje pijn in mijn arm en schouder heb ik wel, maar het is goed te doen. Wel kies ik voor een wat kortere, gemakkelijker route, met name omdat ik weet dat in de geplande route over Breukelen een paar hekjes zitten waar ik mijn fiets doorheen moet tillen. Dat wil ik schouder nog niet aandoen.

Vanaf Amersfoort zit ik dan op de bekende route via Utrecht, Woerden en Reeuwijk naar Delft. Vanaf Waddinxveen is dat nog spannend: het loopvlak van mijn achterband scheurt. Ik laat een paar bar druk uit de band lopen en wikkel duct tape om band en velg. Ik vermijd in de laatste tientallen kilometers zoveel mogelijk hobbels, en dat brengt me veilig thuis.

Ironisch is het wel, dat ik na al m’n grote reizen drie pogingen nodig heb voor een vierdaags tripje van even boven de 800 kilometer. En dat ik dan ook nog thuis kom met een totaal versleten band die op klappen staat. Maar het is nu eenmaal zo gelopen. Dit maal ben ik echter thuisgekomen in de wetenschap dat ik fit genoeg ben voor een mooi fietsavontuur in de zomer. Daar durfde ik deze winter nog niet van te dromen.

Duct tape op versleten fietsband.