De afgelopen tijd heb ik wat dingen bedacht over fietsen, en dan vooral vakantiefietsen. Ze moeten nog hun plekje krijgen in de pagina’s over het reizen per fiets. Maar zo vlak voor de Fiets- en Wandelbeurs leek het me zinvol om er even een los bericht aan te wijden.

Een paar weken geleden schreef ik al over de principes die ik hanteer bij mijn materiaalkeuze: Zoveel mogelijk volgens gangbare standaarden, en belangrijke functies niet integreren maar in losse modules. Overigens, wie de beurs bezoekt, zal zien dat ik daar nogal alleen in sta; 99% van wat je ziet staat haaks op mijn advies. Vreemd, want volgens mij is het vrij logisch wat ik schrijf en ik heb het bepaald niet uit mijn duim gezogen, maar juist uit ervaring geleerd.

Maargoed, ik heb nog twee dingen bedacht waarvan ik denk dat ze heel belangrijk zijn als je een fiets gaat uitzoeken om mee op reis te gaan. Ik zeg niet dat het de absolute waarheid is maar ik denk dat het goed is om in ze elk geval in je achterhoofd te houden voordat je twee maandsalarissen uitgeeft aan een fiets.

De belangrijkste eigenschap van een vakantiefiets

De belangrijkste eigenschap van een vakantiefiets is niet betrouwbaarheid. Het is niet comfort. Ook niet snelheid of veiligheid of hoeveel tassen je kwijt kan. Allemaal heel belangrijk, en als je een paar duizend euro neertelt voor een fiets moet hij natuurlijk op al deze punten goed scoren. Maar de allerbelangrijkste eigenschap is die waar je nooit iemand over hoort. Terwijl het zo voor de hand ligt.

Op een vakantiefiets moet je goed om je heen kunnen kijken.

Laten we wel wezen: Waarom zou je anders überhaupt op vakantie gaan met je fiets? Fietsen is een fijne sport an sich, maar wat het zo bijzonder maakt om het te combineren met reizen, is dat je zoveel van de omgeving ziet en het landschap zo goed kan ervaren vanaf de fiets. En wat dat betreft zijn fietsen bepaald niet gelijk geschapen.

Op traditionele sportfietsen, zeker met een diepe zit, moet je moeite doen om je hoofd rechtop te houden en vooruit te kijken. Van nature staar je naar het asfalt. Opzij kijken is lastig. Dat zou ik dus echt nooit willen als ik door mooie landschappen rijd. Wat mij betreft is dit dus ook argument nummer één om met de ligfiets op stap te gaan. Het uitzicht is onovertroffen. Letterlijk de wereld aan je voeten.

Maargoed, stel dat je toch per se een traditionele fiets wil, let er dan op dat je zo zit dat je comfortabel opzij kan kijken en dat het niet te veel moeite kost om je hoofd op te tillen en vooruit te kijken. Naar asfalt staren kan thuis ook wel tenslotte.

Mountainbike de ultieme off-the-road fiets?

Veel vakantiefietsers willen ook op onverharde wegen kunnen rijden. Ik ook. Asfalt is natuurlijk fijner: Je komt verder op een dag en je hebt meer aandacht voor het landschap als je niet om de gaten en keien heen hoeft te sturen. Maar via kleine paden en weggetjes kom je nu eenmaal op mooie en stille plekken waar je anders niet zou komen.

‘Onverhard’ moet je trouwens niet al te letterlijk nemen. Als ik er met mensen over praat, blijkt dat ze meestal gravelwegen bedoelen, en die zijn natuurlijk wel verhard. Dat stelt ook veel lagere eisen aan je fiets; zo zijn profielbanden op gravel niet nodig. Ik rij ze op 35 mm slicks met één handje aan het stuur.

In elk geval, het beeld dat de meeste mensen hebben bij fietsen op onverharde wegen, is mountainbiken. De logische gevolgtrekking is dan dat een vakantiefiets een soort mountainbike met bagagedragers moet zijn. En dat is dan ook hoe de standaard vakantiefiets er uit ziet: een stadsfiets met mountainbike-looks.

Maar is het wel zo’n logische conclusie? Dat je mountainbiken doet op onverharde paden, betekent niet dat het dezelfde discipline is als reizen over onverharde paden. Integendeel.

Mountainbiken is voor een groot deel een behendigheidssport. Het gaat over een bochtig parcours met veel korte steile klimmetjes en allerlei hindernissen. Dat betekent dat je er een wendbare fiets voor nodig hebt. Om die wendbaarheid te beheersen, is vervolgens weer een stuur nodig dat fors breder is dan je schouders.

Reizen is juist helemaal geen behendigheidssport; je gaat veel meer in een rechte lijn van A naar B. In je route zitten lang niet de talloze bochtjes en bulten van een mountainbikeparcours. Als je een omgevallen boom tegenkomt, hups je er met je bepakte fiets niet even overheen, je stapt af en tilt je fiets.

De vakantiefiets moet vooral stabiel zijn. Hij moet heel goed vanzelf rechtuit kunnen gaan terwijl jij om je heen kijkt naar de bergen, de bomen en de beesten. En comfortabel, want je moet het lang vol kunnen houden, dag in dag uit flink wat uren achter elkaar.

Wendbaarheid en stabiliteit sluiten elkaar niet 100% uit, maar het zijn wel vijanden. Een wendbare fiets is instabiel, een stabiele fiets is niet wendbaar. En op dit spectrum zitten de mountainbike en de vakantiefiets bijna op de uitersten. Om de simpele reden dat je met de één iets totaal anders doet dan met de ander. Voor op reis is een mountainbike met bagagedrager dus niet de oplossing. Een goede vakantiefiets lijkt er niet eens op.

Met mijn Chamsin rijd je bepaald niet de sterren van de hemel op een technisch mountainbikeparcours. Maar ik scheur met 27 kilometer per uur over gravel met één hand aan het stuur en in mijn andere hand de camera om lekker om mij heen te klikken. En dat laatste hou je niet lang vol op een mountainbike maar het is wel waar het bij reizen om gaat.