Stilletjes lach ik een beetje om mezelf als ik de lift neem naar het zonnedek van de veerboot naar Kiel. Ik heb wel genoeg hoogtemeters op eigen kracht gemaakt. Zo ontkracht ik op de valreep nog even mijn eigen kreet. Ik stap naar buiten en slalom tussen de mensen en strandstoelen door naar de railing.

Het is opnieuw een stralende, heldere dag. De stad lijkt aan mijn voeten te liggen, zo hoog is het schip. Ik voel een mengeling van weemoed en trots als ik afscheid neem van Oslo, van Noorwegen, van Scandinavië. Ik weet dat het tijdelijk is, ik kom hier terug. Maar het zal een tijdje duren. Het Grote Noorden ligt niet naast de deur.

Reizen is voor mij de mooiste tak van de wielersport. En ja, dat komt natuurlijk mede omdat ik er relatief goed in ben. Snel ben ik niet echt. Met wedstrijden kwam ik zelden verder dan de middenmoot. Een ultrafietser ben ook al niet. Een brevet langer dan 300 kilometer reed ik nog nooit. Maar reizen, ja. Dat is mijn niche.

En natuurlijk, het komt ook omdat de mooie landschappen, het avontuur, het ver van huis zijn en de bijzondere dingen die je meemaakt, zorgen dat reizen op de fiets zo veel meer is dan alleen lekker buiten zijn en bewegen.

Maar wat het als sport zo mooi maakt, zijn de tegenstanders. In de eerste plaats jezelf. Je eigen lichamelijke en mentale grens. Het uiterste van je kunnen opzoeken, zonder dat je echt weet waar dat ligt. Het is geen tegenstander waarbij je in het wiel kan gaan hangen, of waarvan de prestatie als record is genoteerd zodat de teller op je stuur je kan vertellen of je nog op koers ligt. Je zoekt een overwinning op iets waarvan eigenlijk niemand weet hoe sterk het is.

De tweede tegenstander is een grotere. Dat is het gebied waar je doorheen reist. De afstanden, de bergen, het weer. Slechte wegen, stof en vuil, onverwachte tegenslagen. Het is een tegenstander die veel van je doorzettingsvermogen vraagt. En als je dat hebt en je wint, heb je nog steeds niet gewonnen. Want het laat hem volledig onverschillig. Hoe hard je ook trapt, je bent niets als mens. Hij merkt niet eens dat je over hem heen fietst. Je bent dood en vergeten voordat de bergen een metertje hoger of lager zijn geworden. Je bent kleiner dan een mier op de binnenstad van Delft.

De overwinning op deze tegenstander is een illusie. Maar wel een heel mooie illusie. Zeker als het gaat om Scandinavië, die mooie, machtige, majestueuze tegenstander die twaalfduizend jaar geleden onder het ijs vandaan kroop en in de zomer van 2018 mij een paar weken tolereerde. Waardoor ik nu met een gevoel van kracht en overwinning op de boot naar Duitsland sta.

Een gevoel dat ook wel terecht is. Kijkend over het fjord besef ik hoe klein ik ben in dit gleufje in het enorme Scandinavisch schiereiland. Maar ik weet ook dat ik één echte, onversneden overwinning zal boeken deze reis. Het zal mijn langste fietstocht ooit worden. Ik hoef de route tussen Kiel en Delft maar op te rekken tot zevenhonderdvijftig kilometer, en ik zet een persoonlijk record.

Ik heb er een kleine vijf dagen voor. Het moet raar lopen als dat niet lukt. Aangezien ik op reis ben, betekent het oprekken van de afstand niet een paar extra rondjes, maar een kleine ontdekkingstocht. Een stuk Oostzeekust dat nieuw voor me is.

Als ik in Kiel van de Norwegenkai afkom, sla ik linksaf. Noordoost. Met enig geklungel vind ik de kust. Over fietspaden en kleine wegen rij ik de verkeerde kant op, steeds verder weg van huis. Snel gaat het niet, maar dat hoeft ook niet. Dit eerste halve dagje is nog een beetje rust, en om te genieten van dit bijzondere gebied.

En zo neem ik al vrij vroeg een pauze bij een ijscafé aan het strand. Ik kijk uit over het Kieler Fjord met zeilboten en een grote rood-witte veerboot die ongetwijfeld ergens in Scandinavië vertrokken is. Moeilijk voor te stellen dat dit dezelfde zee is als waar ik weken geleden een rustdag hield, op Åland.

Als ik verder fiets, zie ik iets dat toch verraadt dat dit één en dezelfde zee is. Het strand wordt smal zonder duidelijke vloedlijn. De duinen halen nauwelijks heuphoogte. Dit is een zee zonder getijden.

Holstein heeft z’n eigen Oldenburg. Kleiner dan het Oldenburg van Nedersaksen en nauwelijks bekend buiten de regio. Het wordt het verste punt van dit deel van de reis. Ergens halverwege de middag bereik ik het stadje. Zin om koffie te drinken heb ik niet. In plaats daarvan ga ik naar de St.-Johannis-Kirche, die half verborgen tussen bomen in het hart van het stadje staat. Met de fiets aan de hand ga ik over een smal paadje naar de voorkant van de kerk. Het is een bakstenen kerk met romaanse bogen. Ik weet dan nog niet hoe oud, pas als ik dit stuk schrijf zie ik dat hij uit 1160 is. Maar in de stilte van deze zomermiddag voel ik de geschiedenis.

Ik maak een foto en neem een moment van stilte in de schaduw onder de bomen, tussen de eeuwenoude grafstenen.

Als ik weer richting het zuidwesten fiets, ontdek ik het binnenland van Holstein. Ik wist niet dat het zo mooi was. Het is een kleinschalig, intiem landschap van kleine heuvels, veel bos met daartussen weilanden en akkers, kronkelweggetjes en heel veel meren. In mijn hoofd ontstaan de eerste ideeën voor een fietstocht door dit landschap. Ik ken dit stuk van Duitsland totaal niet en dat blijkt ten onrechte. Ik ken het niet terwijl ik er in 2013 vlak langs fietste. Inmiddels gaat het totaal van mijn fietsreizen richting de 60.000 kilometer en nu krijg ik het gevoel dat ik zelfs Duitsland nauwelijks ken.

De dag eindigt in Bad Segeberg. Gevonden op de kaart tijdens de tweede koffiepauze. Het leek wel een aardig plaatsje met een camping die ik tegen zeven uur kon bereiken. En het bleek een geweldige keuze. Een mooi oud en sfeervol stadje waar ik na het douchen heen wandel voor de avondmaaltijd. Op een terrasje tegenover de kerk heb ik voor een habbekrats een uitstekende vegetarische maaltijd die ook voldoende is voor mijn hongerige lichaam.

Als ik uitgegeten ben gaat alles alweer dicht hier. Het is toch een dinsdagavond buiten het hoogseizoen in een afgelegen streek. Ik loop door het donker terug naar mijn tent en maak een mok koude ijsthee die ik op mijn gemakje opdrink. Deze dag voelt als een cadeautje.

De dag erna begint het landschap herkenbaarder te worden. Het is een grauwe dag met veel lange rechte wegen. Windturbines komen in het landschap, ik nader het windrijke laagland van de Noordzeekust. ‘Moor’ en ‘siel’ verschijnen in plaatsnamen. Af en toe zit ik op een weg waar ik eerder fietste.

Bij Glückstadt zal ik de Elbe oversteken. Eerst ga ik koffie drinken bij de bakker waar ik vorig jaar overnachtte. Op het terras, aan het tafeltje naast mij, zit een groep wielrenners zich te beklagen over de nazi’s in Chemnitz. ‘Unglaublich!’ ‘Wahnsinn!’ ‘Verrückt!’. Duitsland is in rep en roer, zoveel is duidelijk. En ik kan wel raden dat ook hier de mensen die zich zorgen maken over extreemrechts, lang niet de media-aandacht krijgen die de mannen van de stramme rechterarm ten deel valt.

Bij het oversteken van de Elbe breekt de zon door.

Ook de Oste en de Weser kruis ik die middag. Op de linkeroever van de Weser, bij Juliusplate, is een camping waar ik mijn tent opzet. Het is dezelfde als waar ik in 2010 één van de laatste nachten doorbracht. Ditmaal ben ik niet de enige fietser, maar druk is het niet. De andere fietsers hebben niet zo’n behoefte aan een praatje en gaan vroeg slapen. In het donker wandel ik nog even naar de rivier.

Net als in 2010. Toen ik verliefd aan het worden was en niet anders kon dan haar een mailtje sturen. Wifi was nergens en mobiel internet was dusdanig primitief dat het verzenden minuten duurde en een tientje kostte.

Wat een andere tijd was dat. Het waren de nadagen van die fase in mijn leven waarin ik langdurige liefdesrelaties had, en dat dat ook het belangrijkste voor mij was. Een fase die duidelijk voorbij is. Ik zou toen niet kunnen geloven dat ik een paar jaar later mijn schouders op zou halen over anderhalf jaar droog staan. Nu ik hier loop en naar diezelfde rivier kijk, zie ik hoe ik al jaren in een fase zit waarin het draait om lichamelijk en geestelijk de boel weer op orde krijgen. Om mezelf te vinden, zogezegd. Iets waarvan ik ooit dacht dat je dat even in een paar weken deed, met een lang weekend weg en wat gesprekken met vrienden. Maar ik ben er al jaren mee bezig en zie nu pas vorderingen.

Precies de verkeerde volgorde natuurlijk, ik had deze fase eerst moeten hebben voordat ik aan de fase van liefde begon. Wie weet wat voor een lul ik al die tijd was. Maarja. Dit bedenk je niet van tevoren. Mensen moeten leren, hun eigen software schrijven. Elk mens begint opnieuw en maakt dezelfde blunders. Het is een illusie dat je de belangrijke dingen van het leven kunt leren van mensen die het al eens doorgemaakt hebben. We rammen allemaal met onze kop tegen de muur totdat we zelf ontdekken dat er ook een deur in zit.

Het is een cliché, maar dit is een reden waarom zo’n reis heilzaam is. Ik word geconfronteerd met mijn gevoelens, onzekerheden en verlangens. Met mijn twijfels en herinneringen aan wat ik fout deed. En ik kan er niet voor weglopen, omdat ik nu eenmaal hier ben met alleen mijn fiets en mijn tent en moet zorgen dat ik morgen weer op weg kom en kilometers maak.

Ook het grote Oldenburg krijgt een bezoek, de volgende ochtend. Het is volzomer als ik er doorheen fiets. De route is leuker dan die van vorig jaar, ik zie nu hoe mooi deze stad eigenlijk is. Hij ligt aan de Hunte, de grootste zijrivier van de Weser. Oldenburg is daardoor zelfs een beetje een historische havenstad.

Het is de laatste lange dag van deze reis. Een kleine tweehonderd kilometer als ik mijn GPS mag geloven. Grotendeels vlak, veel over lange rechte maar rustige wegen. Er zitten vaak slechte stukken in, soms maakt het asfalt ineens plaats voor een paar kilometer gravel. Dit schijnt soms bewust te zijn, tegen sluipverkeer. Maar veelal is het ook gewoon slecht onderhoud. Ergens is een weg waar het asfalt zo onregelmatig verzakt is, dat er een maximumsnelheid van 10 km/h geldt. En die is terecht. Als fietser kan ik wat harder dan dat, maar bij 20 houdt het wel op.

Kort na de middag pauzeer ik voor de laatste keer bij een ijscafé. De zon is dan weg, en terwijl ik daar zit komt een regenbui over. Ik vind het niet erg, regenachtig weer past ergens wel bij dit landschap. Of zijn dat de herinneringen aan de winterbrevetten die ik in deze contreien heb gefietst? Hoe het ook zij, ergens die middag fiets ik langs een hunebed en dan valt een heerlijk herfstgevoel over mij heen.

Sneller dan ik verwacht bereik ik Nordhorn. Hier pik ik het fietspad langs het kanaal op dat mij naar Denekamp zal brengen. Er hangt regen in de lucht, maar het kan me niet schelen. Vanavond ben ik bij mijn vrienden in Boekelo, mijn kleren gaan in de was, ik slaap in een echt bed onder een vast dak.

Voor de laatste keer deze reis passeer ik een landsgrens. Even stop ik om dit moment vast te leggen en te melden op Twitter. Het is weer een symbolische stap richting het einddoel van deze reis.

Bij Oldenzaal krijg ik een lekke band. De vertraging zorgt dat ik het net niet haal om zonder regen aan te komen.

Het laatste traject splits ik op in twee etappes. Natuurlijk, van Boekelo naar Delft kan prima in één dag. Maar liever neem ik wat meer tijd. Daardoor heb ik extra tijd bij mijn vrienden hier, en kan ik in de middag aankomen in Delft, zodat ik tijd heb voor mijn vrienden daar. En bovendien kan ik wat extra kilometers maken voor het PR.

Rond twaalf uur neem ik afscheid en ga op pad. Wijk bij Duurstede is het doel. Dit keer is er geen bosbrand, zodat ik het mooie betonpad dwars over de Veluwe kan nemen. Hier kom ik een ligfietser tegen waarvan weken later zal blijken dat hij vlak bij mij in de buurt woont.

De camping ligt een paar kilometer west van Wijk bij Duurstede. Het is een volle boerderijcamping, maar op het kleine tentenveldje is ruimte genoeg. Eén van de andere gasten is een Engelse fietser die op weg is naar zijn dochter die ergens in Zuid-Europa studeert. Hij heeft duidelijk behoefte aan aanspraak, maar is hier zo vasthoudend in dat ik het al snel vervelend vind. Ik kap het gesprek af en ga douchen.

Als ik weer schoon en fris ben, zie ik dat hij op de fiets naar het stadje gaat om te eten. Ik ga ook, maar ga lopen. Deze laatste avond wil ik alleen doorbrengen, en zeker niet met hem als tafelgenoot.

Het is even zoeken naar de pizzeria, en als ik hem gevonden heb, begin ik te twijfelen. De laatste avond van mijn langste reis, moet ik die niet iets uitbundiger vieren? Iets verder in de straat zie ik nog een restaurant, ik besluit daar even te gaan kijken. Het blijkt een wijnbar annex tapasrestaurant. Pepe’s heet het. Het ziet er mooi en gezellig uit. Even loop ik naar binnen om te vragen hoe hun vegetarische kaart is, maar eigenlijk weet ik het dan al.

Uiteraard zijn er genoeg vegetarische gerechten. En er is een all-you-can-eat optie, wat voor een fietser natuurlijk zeer aantrekkelijk is. In alle rust geniet ik van de gerechten en de wijn. Ik overdenk mijn reis, wat ik allemaal gezien en meegemaakt heb, wat het met me gedaan heeft, geestelijk en lichamelijk. Dat ik sterker ben geworden waar het gros van mijn leeftijdgenoten allang aan het aftakelen is. Het is zo goed dat ik deze levensstijl heb gekozen.

Tegen de tijd dat ik aan de espresso toe ben, klinkt zachtjes een bijzondere uitvoering van ‘Max’ over de geluidsinstallatie. Alles klopt nu.

Ik dwaal nog een beetje door het mooie stadje. Drink een biertje in een kakkerscafé. En dan nog eentje, want het mag. Ik wil het dus ik doe het. Zonder reden, zonder excuus.

Bij maanlicht wandel ik terug naar mijn tent.

De Engelsman ontwijk ik handig op de laatste ochtend. Ik neem de tijd voor ontbijt maar ga niet te laat op pad. Ik wil mijn vrienden niet laten wachten én ik wil niet de kortste route. Ik fiets zelfs terug naar Wijk en pak de veerboot naar de zuidelijke oever. Voorbij Culemborg verlaat ik de rivier. Over kleine wegen ga ik westelijk en een klein beetje zuidelijk.

De reden hiervoor is niet alleen de extra kilometers. Het zijn ook de mooie wegen en fietspaden, met één heel bijzondere vlak voordat ik bij Groot-Ammers weer terug bij de Lek kom. Het is een fietspad langs een molenvaart, waarbij je zo dicht langs de molens komt, dat je onder de staarten door fietst.

Dit pad ligt op enkele tientallen kilometers van mijn huis. Ik heb het vorig jaar ontdekt.

De skyline van Rotterdam komt in beeld. Rotterdam is bijna Delft. Delft is waar hopelijk straks veel vrienden aanwezig zijn bij de finish. Op de veerboot bij Kinderdijk stuur ik nog even een berichtje de wereld in dat ik er aan kom, dat ik er om vier uur ga zijn. Ik wil ze zo graag weer zien.

Ergens bij Rotterdam ga ik door de 6700 km heen. De langste reis ooit. En het is nog zo ruim voor vieren dat ik een ommetje door Midden-Delfland kan maken. Tijdens dit ommetje begint het te spetteren. Ik baal dat ik mijn camera moet opbergen tijdens deze laatste, gedenkwaardige kilometers. Maar dan bedenk ik dat de camera na deze reis toch afgeschreven is. Hij is op en versleten na vijf jaar elke reis naast mij gebungeld te hebben.

Vijf jaar. Ik kocht deze camera voor de reis van 2013. De eerste mislukte poging. En nu registreer ik op de valreep nog met deze camera hoe het eindelijk wel lukt. Ook hier is het kringetje nu rond. Ik waag het er op en dek de camera af met mijn arm. De regen zet niet door.

Op het laatste moment wordt het toch nog krap met de tijd. Ik zet hem er flink tegenaan en rij even voor vieren Delft binnen. Iets te onvoorzichtig pak ik de overbekende fietsroute. Ik zie de Oude Kerk uitsteken boven de binnenstad als ik langs de Schie ga. Met nog twee minuten te gaan bereik ik het centrum.

En daar loop ik helemaal vast op de zaterdagmiddagse drukte met de markt, monumentendag en de taptoe. Tien minuten later dan gepland kom ik bij Doerak, mijn stamcafé. En het is niet stil aan de finish. Er zijn Delftse vrienden, fietsers, GroenLinksers en huisgenoten. Een prachtige ontvangst. Ik ben intens gelukkig.

Toen ik in de zomer van 2013 ‘s ochtends vroeg op de fiets stapte, had ik geen idee dat de reis vijf jaar zou duren. Ook niet dat het fietsen zelf op geen enden na het zwaarste onderdeel zou zijn van die reis. Maar hier sta ik. Op eigen kracht.

Foto: Chantal van Oeveren