Het was dus toch zonnig geworden, zo aan het eind van de middag. Waar ik nu zit te kijken naar het vallen van de avond, is er alleen wat lichte bewolking boven de heuvels achter het fjord. Ze kleuren de hemel. Af en toe komt er een schip voorbij, maar te ver weg om er iets van te horen.

Het was verre van zeker dat ik op een prettige plek zou eindigen. Na aankomst in Strömsted fietste ik onder een grauwe hemel zuidwaarts. Eerst langs de kust, later meer landinwaarts. Er is veel regen voorspeld, vanmiddag maar vooral voor morgen. Ik overweeg om dan maar een rustdag te nemen, maar dan moet ik wel een plek vinden waar dat een beetje te doen is. Geen camping langs een weg op 15 km van het dichtstbijzijnde dorp.

Als de regen begint zit ik nog steeds langs de kust. Het zijn geen lange buien en de wind valt mee, dus ik ga er vanuit dat ik wel een redelijke afstand kan maken die middag. Op de kaart had ik Munkedal gezien als plaats waar ik ongeveer zal uitkomen, wellicht iets verder.

Traag buigt de route van de kust af. De buien worden minder. Ik rij over wat grotere wegen die desondanks heel rustig zijn. Het landschap bestaat vooral uit bos, flauwe heuvels, af en toe wat rotsen en landbouwgrond. Ondanks mijn vermoeidheid is de voortgang goed, het begint er op te lijken dat Munkedal eerder een plek is voor een late koffiepauze, dan om een kampeerplek te zoeken. Zo’n plek waar ik in twintig minuten een mok koffie achterover sla terwijl ik op m’n GPS een kampeerplek dertig kilometer verderop zoek.

De weg wordt groter en drukker. Via fietspaden ga ik het stadje in en bereik het centrum. Er zijn twee supermarkten, twee pizzeria’s, wat kapperszaken en een beetje lelijke nieuwbouw. Geen plek om koffie te drinken.

Is dit het nou? Die stad die in grote letters op de kaart staat, langs de E6 en een spoorlijn? Niet eens een plek voor een koffiepauze, laat staan een rustdag.

Ik loop de supermarkt in voor wat extra ontbijt, en kijk op de GPS. Op een uurtje fietsen is een camping, dichtbij een volgende stad, die pas bij inzoomen zichtbaar wordt, maar een stuk groter blijkt te zijn. Verder vind ik ook met Google Maps niet veel anders, dus dit moet ‘m dan maar worden. Wellicht goed genoeg voor een rustdag. Misschien hebben ze kleine hutten, dan hoef ik niet in de regen met een tent te klooien.

De zon breekt door wanneer ik Munkedal achter me laat. In elk geval heb ik straks een prettige avond, hoe ik morgen de dag doorkom zie ik dan wel weer. Ik ben erg moe en zie het niet zitten om een dag door de regen te fietsen teneinde een betere plek voor een rustdag te vinden.

Maar als ik de weg naar de camping nader, slaat de twijfel toch weer toe. Ik rij dan al een tijdje naast de snelweg, en die is druk en lawaaiïg. De camping is op misschien 800 meter afstand. Daar kan een heuvel tussen zitten, maar voor hetzelfde geld hoor je de hele dag dat geruis en gebrom. En dan ga ik weinig uitrusten morgen.

Nog één keer kijk ik op de GPS en zoek nu op alle overnachtingsmogelijkheden. Ineens zit er een vandrarhem tussen, een jeugdherberg. Dichter bij het centrum en veel verder van de snelweg. Ik probeer hem te vinden met Google Maps, dan kan ik bellen of ze ruimte hebben, maar hij staat er niet op. Ik vind een onduidelijke verwijzing op een Zweedse site en dat is het.

Ik besluit het er op te wagen. Het is nog lang geen zes uur, als het niet lukt kan ik terugfietsen en ben ik alsnog rond zeven uur op de camping.

De route is langer dan verwacht. Uddevalla ligt aan een fjord met een omvangrijke haven. Ik moet over fietspaden en kleine wegen die tussen autowegen en industrieterreinen zijn gepropt. Nu heb ik wind mee, maar als ik straks terug moet…

Maar ik ben niet in de stemming om het zekere voor het onzekere te nemen. Ik wil te graag die regendag van morgen in een jeugdherberg doorbrengen en met snelweglawaai heb ik het helemaal gehad. Ik zet door.

Als ik het centrum van Uddevalla nader, wordt de omgeving leuker. Voorbij de grote haven is het toch gewoon een Zweeds provinciestadje met wat oude huizen en gebouwen, een klein centrum en een rijtje lage flats.

Ik rij het centrum weer uit, de jeugdherberg is nog steeds vier kilometer ver. Maar er staan bordjes, dus hij is er sowieso. Nu maar hopen dat ze ruimte hebben. Het hoogseizoen loopt op z’n eind, er is slecht weer voorspeld, maar het is wel weekend.

Ik mis het fietspad langs het fjord richting de jeugdherberg, maar kom er een stukje verder alsnog op. Via een gravelweg rij ik een park in, vind het fietspad en volg het. Er zijn wandelaars, maar druk is het niet. Op het laatst is het pad niet meer dan een stenen rand van een meter breed, direct langs het water zonder hek. Met scherpe bochten.

Na de laatste bocht is een oud houten gebouw, geverfd in de typisch Scandinavische kleur rood. Het ziet er heel oud uit. Daar voorbij zie ik allerlei oude houten gebouwen, meestal geel of wit. Een klein dorpje aan het water, in het groen. Het is niet uitgestorven, maar wel rustig.

Vlak naast het rode gebouw is een geel gebouw met een lange, brede veranda en een hoge, dikke schoorsteen aan het uiteinde. Dit is de jeugdherberg.

Achter de balie zit een vriendelijke vrouw. Ik vraag voorzichtig of er plek is. Die is er. Niet in het hoofdgebouw, maar in het rode waar ik net langsfietste, het ‘Sjøhus’. En twee nachten is geen probleem.

Opgelucht ga ik naar het Sjøhus. Ik heb één van de twee kamers aan de kopse kant van het huis, met het beste uitzicht op het fjord. Ik doe het raam open en kijk naar buiten. Wat ben ik gelukkig.

In het Sjøhus is geen WC en geen stromend water, daarvoor moet ik even naar het hoofdgebouw. Dat is misschien 15 meter dus wat boeit het. Er is wel een woonkamer. Schaars gemeubileerd met een tafel en stoelen, één fauteuil en een paar kasten die er uitzien alsof het heel dure vintage is. Het geheel is zo sereen dat ik er niet durf te gaan zitten.

In een van de andere gebouwen is een eetcafé, daar ga ik nu heen. Ik eet buiten, met twee truien is dat prima te doen. Met uitzicht over het water. Het eten is uitstekend.

Ondertussen lees ik een foldertje over Gustafsberg. Het dorpje blijkt een heel oud kuuroord te zijn, het eerste van Zweden. Het dringt tot me door wat een bijzonder toeval het is dat ik hier terecht ben gekomen.

Na het eten ga ik zitten op het bankje onder het raam van mijn kamer en kijk naar het water.

Het regent bijna de hele zaterdag. Vanuit de keuken kijk ik uit over het fjord, waar de heuvels aan de overkant nu nauwelijks zichtbaar zijn. Het is hier stil, tijdens mijn ontbijt ben ik de enige. Het voelt soms of ik de enige gast ben.

Ik verplaats de was van de wasmachine naar de droger en ga weer koffie drinken in de keuken. Kook een pastamaaltijd als verlate lunch. Het is zo’n slome rustdag, waarop ik uiteindelijk wel alles doe wat er moet gebeuren, maar vooral veel koffie drink.

Ik wil ook eigenlijk niets anders. Niet eens zozeer omdat ik moe ben. Het is de omgeving. De mooie houten gebouwen. Mijn kleine, onhandige, schots en scheve maar zo knusse kamer. De brede veranda’s van het hoofdgebouw waardoor ik grotendeels droog naar de ingang kan lopen. De enorme vakwerkvensters van de keuken. Het voelt alsof ik hier voor altijd zou willen blijven.

Maar ik moet toch ook boodschappen doen, en ergens na vier uur weet ik mezelf te motiveren om de sprookjeswereld te verlaten. Ik trek mijn regenkleding aan en stap op de fiets. Het is inmiddels droog geworden, maar alles buiten is nat en drassig. Ik volg nu het volledige fietspad naar het centrum van Uddevalla. Een deel bestaat uit een lange, slingerende houten brug die aan de rotswand hangt.

Snel loop ik een supermarkt in en uit, dan ga ik op zoek naar het centrum. Dat er toch ook best leuk en sfeervol uitziet. Ik loop wat straatjes op en neer, drink een biertje in een gezellig café. Eet een vegaburger in een ander café, dat me qua sfeer en inrichting doet denken aan de Hemmingway’s in Kemi en Rovaniemi.

Als het daar afloopt, ga ik weer terug naar het eerste café voor een laatste biertje. Er is daar inmiddels een gezellige drukte. Mensen van heel verschillende leeftijden en subculturen, zoals je wel vaker ziet in kleine stadjes, waar de hele bevolking twee of drie uitgaansgelegenheden deelt.

Ook in het donker is de route langs het fjord bijzonder. Als ik terug ben, heb ik honger en ben eigenlijk nog niet helemaal klaar met deze mooie plek. Ik pak chocolade en maak ijsthee, en ga dan toch in de serene woonkamer zitten. Ik drink en eet terwijl heel zachtjes wat zaterdagavondgeluiden doordringen.

De zon schijnt als ik vertrek uit Gustafsberg, maar volgens de weersvoorspelling is dat tijdelijk. In de middag zal er weer regen komen. Het zal ook eens niet. Ik besef dat ik niet de beste weken heb uitgekozen om door Scandinavië te fietsen. Er zijn wel heel veel natte dagen. Ik heb dan ook besloten dat ik niet ga bezuinigen op overnachtingen. Nat aankomen betekent een hut of een kamer, geen geklooi meer met tenten in de regen.

Het gaat hard die dag. De regen blijft uit en ik heb zowaar wind mee. Ik had verwacht rond Ulricehamn uit te komen, maar daar ben ik voor vijf uur. Ik kijk op de GPS en zie een camping genaamd Isaberg als logische plek om de dag te eindigen. Een vluchtige blik op de website vertelt me dat er prima voorzieningen zijn, dus dat moet hem maar worden. Ik rij verder en dan begint alsnog de regen.

Het lijkt een korte bui, maar dat valt tegen. Gelukkig wordt de route steeds mooier, ik verlaat de grote weg vanaf Ulricehamn en kom op slingerweggetjes door het bos terecht.

Op het laatst ben ik behoorlijk nat en het ziet er niet naar uit dat het droog gaat worden. Ik hoop maar dat er een betaalbare hut beschikbaar is.

Nog één keer kijk ik op de GPS en dan blijkt er een jeugdherberg vlakbij te zijn. Het is zondagavond, de schoolvakanties zijn voorbij. Er is vast plek. Ik wijk af van de route en fiets erheen. Daarvoor moet ik een stuk over een grote weg, waar het niet zo aangenaam is met dit weer en de vrachtwagens die grote wolken water opwerpen.

Twee kilometer voor aankomst zie ik een bord met het jeugdherberg-logo. En een kruis erdoor. Hij bestaat niet meer. Teleurgesteld draai ik om en ga alsnog naar de camping.

Dit blijkt een groot resort te zijn, met een hotel, bungalowpark en wat al niet. Maar de receptie is al dicht. In het restaurant weten ze van niets. Het duurt zelfs vrij lang voordat ze begrijpen dat ik zonder reservering aan ben komen fietsen voor een overnachting. Uiteindelijk krijg ik te horen dat ik gewoon maar m’n tent op moet zetten.

Dat doe ik. In de regen. En het blijkt dat je voor het sanitaire gebouw een electronische sleutel nodig hebt. Gelukkig zit er een Nederlands gezin in de keuken dat mij helpt. Er is ook nog een oud sanitair gebouw dat altijd open is, dus ik kan wel ’s nachts naar de WC.

Uiteindelijk heb ik een douche, kan binnen koken en eten en krijg zelfs m’n kleren droog. Als de Nederlanders weg zijn, stop ik de mat tussen de keukendeur als ik even naar buiten ga. Zo valt hij niet in het slot. Ik red me, maar wat is het hier slecht geregeld voor doortrekkende gasten.

De volgende ochtend kost het opnieuw veel moeite om uit te leggen dat ik een fietser op doorreis ben, dat ik niet sta ingeschreven en ook niet gereserveerd had. Ik mag 300 kronen aftikken en ga geërgerd op weg.

Die ergernis verdwijnt gelukkig als ik de grote weg verlaat en verder fiets over een tot fietspad omgebouwde oude spoorlijn. De hele dag zit ik voornamelijk op kleine wegen door een divers landschap. Er is nog steeds veel regen, maar het zijn nu vooral korte buien met zon tussendoor. En ik zie een eland.

Ditmaal kijk ik wat beter op de kaart en websites voordat ik een bestemming kies. Tijdens de tweede koffiepauze, in een supermarkt, zie ik dat Hässleholm op de juiste afstand ligt, en dat er zowel een camping als een jeugdherberg is. En de websites zijn actueel.

Opnieuw komt er regen aan het eind van de dag. Terwijl ik op een drukke weg zit. Veel te laat ontdek ik dat er een fietsroute parallel loopt. Ik kan er nog een kilometer of vijf van profiteren, en dat is op zich genoeg om de stress weer kwijt te raken. Inmiddels is het ook weer droog.

Maar ik wil natuurlijk sowieso een kamer. Ik ben moe, m’n spullen zijn nat en ik heb het verdiend. Het wordt dus de jeugdherberg.

Makkelijk te vinden is-ie niet. De kaart op m’n GPS lijkt geen wegen aan te geven die er heen gaan. Nog lastiger, ik kan niet goed zien aan welke kant van het spoor hij staat.

Ik moet een paar keer stoppen om op Google Maps de route te vinden. Gelukkig schijnt inmiddels de zon, dus ik kan veilig m’n telefoon tevoorschijn halen.

Maar het lukt. Via een kleine spoorwegovergang bij het gehucht Lunnahöja, over een gravelweg die doodloopt in het bos. Twee rode barakken op een grasveld, en een gebouw waar de receptie in zit. Het ziet er uitgestorven uit, maar er staat een auto.

De receptie is dicht, maar de telefoon wordt opgenomen. Ik kan een kamer huren, over drie kwartier zijn de beheerders er weer. Daar kan ik wel op wachten.

Eén van de barakken is open, er is een keuken met een waterkoker, dus ik maak oploskoffie terwijl ik wacht. Er blijken nog twee gasten te zijn, mannen, allebei nogal zwijgzaam. Ze passen goed bij deze afgelegen, stille plek.

Sneller dan verwacht is de beheerder er. Ze maakt de kamer open en laat de woonkamer zien. Alles is oud, maar schoon en goed onderhouden. Het is precies wat ik nodig heb.

Het is zo oud dat er geen wifi is en ik contant moet betalen. Dat lukt met een combinatie van euro’s en kronen. En dan kan ik douchen en mijn avondmaal maken in de keuken. Af en toe komt één van de andere gasten langs, maar tot een gesprek komt het niet. Wat ik verder prima vind. Het is een avond om in m’n eentje te genieten van het comfort en de rust. Ik heb het nodig.

Na het eten ga ik zitten in de woonkamer om aan een reisverhaal te werken. De sfeer is lastig te verwoorden, misschien moet je er gewoon een Scandinaviëganger voor zijn om dit te begrijpen.

Ik blijf langer zitten dan verstandig is. Maar het maakt me niet uit. Dit voelt goed.

De regen was op, de heuvels werden vlakker en vlakker nu ik de kust nader. Maar Scandinavië had nog één troefkaart die ze tegen mij kon uitspelen in die laatste honderd kilometer: De wind.

Snoeihard en altijd net schuin tegen, onder zo’n hoek dat benen, bovenlichaam en tassen niet netjes achter elkaar verscholen zitten. De fiets is niet vooruit te branden. Gelukkig is het maar een halve dag naar Ystad, waar het Zweedse traject van deze tocht zal eindigen. En hoewel het zuiden, is dit deel van Zweden niet vol steden en snelwegen, zoals rond Göteborg en Malmö. Wel zijn er veel akkers, waardoor de wind onbelemmerd in mijn gezicht kan blazen.

Ergens midden tussen Trelleborg en Ystad kom ik aan de kust. Er is een klein strand waar een handjevol mensen aan het zwemmen is. Er staat een fikse golfslag.

Ik neem de tijd voor dit moment. Opnieuw heb ik een landmassa doorkruist om weer aan zee te komen. Het thema van deze reis. En hier eindigt ook het zwaarste stuk. Scandinavië maakte het me niet gemakkelijk dit keer. Ik heb in deze twee weken meer afgezien dan vorig jaar in de hele ronde. Deze reis vraagt heel veel van me. Maar daardoor beleef ik momenten als deze wel heel intens. Net zoals de rust van gisteravond en in Gustafsberg.

Die avond eet ik in een ietwat kneuterig eetcafé in Ystad en drink een paar biertjes. Ik vier dat ik deze episode goed heb afgesloten. En dat ik morgenochtend de boot zal nemen naar een wereld die helemaal nieuw voor mij is.