‘Ik ben op vakantie in Duitsland vermoedelijk veiliger dan thuis’ schrijf ik aan een vriend via WhatsApp. En vermoedelijk is dat ook zo. Ondanks het lagere aantal besmettingen zijn de regels hier strenger. Mondkapjes in winkels en horeca. Registratie van gasten, overal. Zelfs voor een kopje koffie bij de bakker.

Of bij een ijscafé, waar ik mijn eerste pauze hou in Duitsland. In één van de vele mooie historische stadjes die deze streek rijk is. Ik merk hier het psychologische effect van de mondkapjes. Dat er achter dat ding het gewone vriendelijke gezicht zit van de serveerster, besef ik pas als ik weer op de fiets zit.

Misschien is dit het wel waarom ik me die eerste dagen niet zo vrij voel als anders wanneer ik op de fiets zit. De verborgen gezichtsuitdrukking van mensen, zelf telkens denken aan de regels, het zorgeloze is er nu niet.

Of het is gewoon vermoeidheid. Ik maak niet de kilometers die ik normaal gemakkelijk haal. Ik ben onhandig en klungelig, gooi koffie om, verlies op de eerste dag in Duitsland al mijn mondkapjes. Vermoedelijk toen ik vanwege een korte maar felle regenbui mijn camera haastig in de tas deed. Met een beenstuk om mijn hoofd geknoopt ging ik de supermarkt in om nieuwe te kopen.

Maar het meeste gaat soepel. Ik vind op tijd een camping die plek voor me heeft. Bivak maken gaat op de automatische piloot. Naast me staat een aardige Nederlandse jongeman die ook langs de Rijn naar het zuiden fietst. We maken een babbeltje en dan ga ik koken en eten.

Waar ik nu ben is een dorp dat hoort bij Dormagen, wat op zich al geen grote stad is voor deze contreien. Heel levendig is het dan ook niet, deze zaterdagavond. Maar er is een terras dat min of meer uitkijkt op de rivier en daar kan ik een paar lokale biertjes drinken.

Hier schrijf ik mijn eerste verhaal van deze reis en zet het online. Ook dat gaat soepel. Heel tevreden bestel ik nog een biertje om het te vieren. De andere gasten taaien stuk voor stuk af, en als ik halverwege mijn glas ben, stopt er een taxi die de laatste mensen meeneemt.

Ineens zit ik daar helemaal alleen. Het is inmiddels donker. De kelner haalt lege glazen en de waxinelichten op. Ik vraag om de rekening. Het waait wat door de bomen als ik daar in mijn eentje zit. Er komt een keer een brommer langs en verder is het stil. Ik voel me een personage op Nighthawks, en dan bedenk ik dat dit best typerend is voor fietsvakanties. Overdag een lange trage tijdrit en ’s avonds woon je in dat schilderij.

Ik trek een trui aan en loop terug naar mijn tent.