Ik loop naar de rand van het uitzichtpunt. Leg mijn handen op de railing. Ik verwacht in de donkerte wat vage contouren van het landschap te zien en lichtjes in de verte. Maar wat me raakt is het koor van krekels dat opstijgt vanaf de rivierbedding, diep beneden mij.

Het was niet de bedoeling dat ik hier terecht zou komen, in Meilhan-sûr-Garonne. Ik had ergens aan de voet van de Pyreneeën oostwaarts moeten fietsen. Maar ook deze reis loopt weer anders dan gepland.

De dag na de vloedgolf ga ik verder zuidwaarts. Deze etappe is totaal anders dan alle andere deze reis. Bijna de hele dag fiets ik over rechte wegen door naaldbos. Kaarsrecht, zo plat als een zoutvlakte, en er rijdt vrijwel niemand. Vaak moet ik aan Zweden denken, alleen zijn de wegen daar niet zo recht en vlak. En is het daar niet zo bloedheet.

Het is geen vraag meer of ik in Zuid-Europa ben. Dit is zo’n andere wereld dan waar ik woon, en al helemaal anders dan het Noorden waar ik anders zo graag fiets.

Koffie drink ik in een groot geairconditioned café voor gokken op paarden. Er is verder vrijwel niemand. Dat het thermisch afgesloten is van de hitte buiten vind ik tekenend. Deze temperaturen zijn hier blijkbaar zo normaal.

Ondanks de hitte is het fijn fietsen. Ik kies gewoon een tempo dat het beste evenwicht geeft tussen inspanning en rijwind, en de kilometers komen wel. Het is eigenlijk best rustgevend na al die dagen waarbij ik bijna continu op m’n GPS moest kijken om de vaak ingewikkelde route te volgen.

Laat in de middag verlaat ik het bos. De Pyreneeën komen in zicht. Een ontroerend moment voor mij, ik zie ze voor het eerst. Het zal bij kijken blijven, mijn route gaat er niet doorheen. Heel jammer, maar gezien m’n lichamelijke toestand wel zo goed.

Maar toch komen er klimmetjes. Geen hoge, maar wel echte klims. Die waarbij je beneden een verzet pakt, waarna het ritme van je benen en de helling een dans met elkaar beginnen waardoor je de hoogte overwint.

Wat is klimmen toch mooi. Ook in een jaar waarin er weinig snelheid in zit.

Die avond maak ik m’n bivak op een heel kleine camping op de hoge steile oever van een rivier, met uitzicht op een fraai dorp aan de overkant. De naam van het dorp ben ik vergeten, die houden jullie nog tegoed. Ik hoop dat ik er thuis aan denk om hem op te zoeken.

En dan de dag waarop ik het zuidelijkste punt van mijn reis bereik. Het punt waar de Jakobsroute en Langs Oude Wegen elkaar kruisen. Orolon heet het stadje. Opnieuw een warme dag met veel klimmen door de uitlopers van de Pyreneeën. De bergen komen dichterbij en dichterbij, en daarmee groeit ook mijn verlangen om toch een bergpas te pakken, al is het er maar eentje. Ik weet dat ik het niet moet doen, maarja…

En dan rijd ik Orolon binnen. Voor een steil stukje schakel ik even helemaal naar het grootste kransje. Als ik daarna weer op wil schakelen, gebeurt er niets. Spinnend met de pedalen probeer ik heen en weer te schakelen, maar het enige resultaat is ruimte in de kabel.

De veer die de derailleur naar de hogere versnellingen moet trekken, is gebroken.

Even pieker ik. Dan bedenk ik me dat er een postelastiek in mijn zakje met reparatiemateriaal zit. Nu heb ik die al zeker drie jaar niet vervangen, dus hij is best wel uitgedroogd. Ik span het tussen het parallellogram van  de derailleur en een boutje van het spatbord. Binnen een paar minuten begint het al door te scheuren, maar dat is lang genoeg om te weten dat deze oplossing werkt.

Ik ga lunchen om toch nog te vieren dat ik op het zuidelijkste punt ben, en dan zoek ik een supermarkt voor een rol elastiek. Fraai is het niet en de hoogste versnellingen pakt-ie niet meer, maar het werkt goed genoeg om door te gaan.

Ik bedenk hoe ruim zeven jaar geleden Paul Voerman mij adviseerde om af te zien van een naafversnelling en toch gewoon een derailleur te kiezen. Ik ben hem heel dankbaar nu. Als in je naaf iets breekt, los je dat niet op met een stukje elastiek.

Het heeft me wel veel tijd gekost, alles bij elkaar. Ik zet hem er flink tegenaan om toch nog kilometers te kunnen maken. Het vinden van een kampeerplaats heeft nogal wat voeten in de aarde. De enige die ik zie, ligt een paar kilometer naast de route. De korte route er heen blijkt vol met zeer steile klims te zitten, die met de warmte en een vermoeid lijf niet lekker gaan. Zeker ook omdat ik zonder water zit.

En dan blijkt de camping niet meer te bestaan. Wat nu. Het gaat al richting zevenen, ik ben moe en sta droog. Toch maar een andere camping zoeken, want een B&B of hotel kan ik hier helemaal wel vergeten.

Het blijkt dat ik niet goed op de kaart heb gekeken. Elf kilometer verderop zit een camping direct aan de route. En dat is ook nog eens voornamelijk bergaf.

Wat dom van mij. Hoewel gezegd moet worden dat mijn nieuwe Garmin niet echt helpt. Hij kan best objecten vinden en weergeven op de kaart, maar de bijbehorende koers kan hij niet bepalen. Hij zegt doodleuk dat iets zich noord van je bevindt, terwijl het in werkelijkheid zuidwest is, bijvoorbeeld.

Maar dat is een luxeprobleem in vergelijking met wat er de volgende ochtend gebeurt. De Garmin start helemaal niet meer op. Andere batterijen, SD-kaart er uit, niets helpt. Hij is kapot.

En dat betekent dat ik de route niet kan afmaken. Zelfs al wist ik langs welke steden hij loopt, dit soort routes zijn veel te ingewikkeld om zonder GPS te rijden. Zelfs al heb je een gedetailleerde beschrijving, dan nog vergt het navigeren te veel tijd en betekent één vergissing dat je flink verdwaalt.

Ik zit op een bankje in het dorp en kan wel janken. Wéér een reis die ik niet af kan maken. Afgezien van de trein naar huis rest mij maar één mogelijkheid: Een papieren kaart kopen en naar het noorden fietsen.

En dat doe ik dus maar. Er is hier gelukkig een winkel die een kaart voor me heeft. En ik ga noordwaarts. Met een brakke derailleur over wegen die meestal groter zijn dan me lief is.

Ik bereik die avond Meilhan-sûr-Garonne. Waar ik de volgende dag, net nadat ik mijn matras heb laten leeglopen, besluit om een rustdag te houden.

Die avond eet ik in een restaurant op een geweldig uitzichtpunt dat hoog boven de omgeving uittorent. Afgezien van het bier, serveren ze alleen biologische streekproducten, en dat is te proeven. Terwijl ik eet wordt het donker. De temperatuur is aangenaam en de sfeer doet me denken aan die avond in het hotel in Tsjechië, drie jaar terug. Heerlijk is het.

Ik had hier niet willen zijn. Maar het is hier goed.