Ik ben inmiddels aan mijn tweede vakantiefiets toe. Het zijn twee heel verschillende fietsen. Deels komt dit door voortschrijdende techniek en meer ervaring aan mijn kant. Maar vooral de omstandigheden waaronder ik de fiets gebruik, maken het grote verschil. De eerste fiets was eigenlijk alleen bedoeld voor Scandinavië. De laatste jaren kom ik vaker in zuidelijker en vooral oostelijker delen van Europa. En dat heeft nogal gevolgen voor het pakket van eisen.

Omstandigheden

De Fujin SL kocht ik specifiek voor mijn Noordkaapreis. Het eerste deel van deze route zou langs de Waddenkust gaan. Deze route is eigenlijk alleen interessant als je gebruik kunt maken van de buitendijkse fietspaden, die langs de kwelders en zeearmen leiden. Je wilt tenslotte het Wad zien op die route. Helaas staan er nogal wat hekken met krappe poortjes op die route. Dat betekent dat je fiets smal en niet te lang moet zijn. Lange lowracers, velomobielen en fietsen met aanhanger vallen af.

Maar het leeuwendeel van de route zou natuurlijk langs de Noorse kust voeren. Dat betekent dat je grootste tegenstanders de bergen en de wind zijn. De klims zijn weliswaar zelden hoger dan een kilometer, maar ze zijn wel steil en het gaat de hele dag door.

In Noorwegen kan het flink waaien, zeker langs de kust. In het zuiden jagen de westenwinden door de fjorden, in de noordelijke helft overheerst de poolwind. Die is vaak hard en snijdend, en ja hij komt uit het noorden. In het uiterste noorden bleek de wind zelfs vaak zo hard en onvoorspelbaar te zijn dat ik afraad om met een velomobiel noordelijker te gaan dan Alta. De kans dat je van de weg af waait is daar verre van denkbeeldig.

De wegen in Scandinavië zijn bijna altijd van redelijke tot hoge kwaliteit. Tuurlijk, er zit af en toe een stukje gravel tussen, maar dat gaat om enkele tientallen kilometers op een totaal van duizenden. Verder is het asfalt.

In andere delen van Europa is dat wel anders. Historische stadjes en dorpen kennen veel klinkers of kinderkopjes. In België zijn de fietspaden vaak om te huilen. Maar vooral in Oost-Europa is het vaak echt beroerd. Er liggen nog veel oude, compleet verzakte betonwegen. Soms met een laagje asfalt er over, maar daar wordt het niet beter van. Ik denk dat het deze wegen zijn die mijn Fujin uiteindelijk fataal zijn geworden. De nieuwe fiets moet dus vooral geschikt zijn voor slechte wegen.

Pakket van eisen voor Scandinavië

Mijn Noordkaapfiets moest licht worden, aerodynamisch en laag. Aerodynamisch en laag? Is dat niet hetzelfde? Niet helemaal. Als je een hoge racer en een lage racer recht van voren bekijkt, zie je weinig verschil in frontaal oppervlak. De lichaamshouding is immers identiek, het verschil zit in de wielen. Nu geven wielen door hun rotatie wel meer luchtweerstand dan je op basis van het frontaal oppervlak zou verwachten, maar toch.

Het verschil zit dan ook niet in de fiets, maar in de wind. Het waait vlak bij de grond minder hard dan op grotere hoogte. Op de schaal waar we het hier over hebben, stijgt de windsnelheid ruwweg met het kwadraat van de hoogte. Dus als je 20% lager gaat zitten, daalt de windsnelheid met meer dan een derde. Dat is een enorm voordeel als je tegen duizend kilometer tegenwind aankijkt.

Het klopt dat je met een hogere fiets meer voordeel hebt van wind in de rug. Maar dat kun je niet tegen elkaar wegstrepen. De energie en vooral de tijd die je verliest met wind tegen win je nooit terug wind mee. Een zware fiets gaat bergaf ook harder dan een lichte, maar de klim duurt zoveel langer dan de afdaling, dat de lichte fiets al beneden is voordat de zware de top heeft bereikt. Zo zijn de wetten van de fysica.

De eisen van licht, aerodynamisch en laag sluiten goed aan bij de eisen die de hekjes van de waddenkust stellen. Vering vind ik onnodig; In Scandinavië zijn de wegen over het algemeen goed genoeg om het zonder te doen.

Pakket van eisen voor andere delen van Europa

De slechte wegen die ik in andere delen van Europa ben tegengekomen, maken een groot voorwiel belangrijk. De rolweerstand wordt al snel dominant boven de wind, ook omdat het in het binnenland meestal minder waait. Het nadeel van de grotere hoogte win je snel terug met een lichter lopend voorwiel. De schokken van betonwegen maken vering aantrekkelijk. En verder moest ook deze fiets natuurlijk een lekker lichte klimmer zijn, want sinds mijn eerste soloreis ben ik alleen maar meer van klimmen gaan houden.

Algemene eisen

Wat is er verder nodig? Om te beginnen moet ik natuurlijk bagage kunnen vervoeren. Met banaantassen is een kleine bagagedrager hiervoor voldoende op de Fujin SL, bij de nieuwe Chamsin is zelfs dit niet nodig. Om de steile hellingen op te komen heb je genoeg verzet nodig, om er weer veilig af te komen zijn goede remmen essentieel. En verder moet elk onderdeel natuurlijk zowel betrouwbaar en slijtvast als licht zijn.

De modellen

Na een gesprek met Paul Voerman van Challenge koos ik in 2009 voor een Fujin SL. Deze fiets is laag, maar niet zo laag dat het onpraktisch wordt of dat de zijtassen bij het minste of geringste over de grond schuren. De SL1 heeft een aluminium stoel waar een kleine bagagedrager aan past. Bovendien bieden de gaten in het aluminium mogelijkheden om de tassen goed op te binden. Maar om toch een beetje te profiteren van het lage gewicht van de SL2 kwam er wel een koolstofvezel neuspijp en crankstel op. Bij mij geen carbonangst.

De nieuwe fiets is opnieuw een Challenge, de Chamsin. Het bedrijf is inmiddels overgenomen door Elan, zodat het Hans van Vught was met wie ik alle details van de fiets heb doorgenomen. Om dikke banden en spatborden kwijt te kunnen, ben ik gegaan voor de 26″-versie, dus met twee ETRTO 559-wielen. Een carbon stoel ditmaal, omdat deze hoort bij het model en lekker licht en sterk is. Het stoeltje heb ik zelf wat verder achterover gezet, om beter te kunnen klimmen.

In de volgende paragrafen bespreek ik achtereenvolgens:

Bij elk onderwerp geef ik mijn overwegingen voor de systemen en componenten waar ik voor gekozen heb. Tenslotte geef ik wat vuistregels en tips om je eigen ligfiets uit te kiezen.