Sinds 2002 ben ik een enthousiast ligfietser. Ik was toen net een paar jaar afgestudeerd, en had wel wat geld voor een nieuwe fiets. Wegens knieklachten had ik drie jaar niet meer gefietst, maar enkele kleine ritjes gaven mij het vertrouwen dat die klachten grotendeels achter de rug waren. Ik wilde echt heel graag weer gaan fietsen. Tijdens mijn studie was had ik wat vrienden met ligfietsen, en als milieubewuste werktuigbouwer had ik natuurlijk ook wel een interesse in geavanceerde milieuvriendelijke techniek. Dus waarom geen ligfiets gekocht?

Een vriend wees mij op de Challenge Hurricane, een kleine, vlotte semi-lowracer. Even snuffelen op internet gaf mij de indruk dat het inderdaad ongeveer was wat ik zocht: lekker fel, geschikt voor in de stad, en toch comfortabel genoeg om eens wat langere afstanden te rijden. Bovendien is hij leverbaar met onderstuur.

Om te testen heb ik er eentje gehuurd bij Kemper in Den Haag, en ik kon er meteen vrij aardig op rijden. De snelheid vond ik geweldig; ik had nog nooit zo hard op een fiets gereden. Het bochtjes maken en manouvreren ging aardig, maar vereiste wel nog wel wat oefening. Al met al, de fiets paste mij uitstekend.

Het leek me verreweg het verstandigst om zonder na te denken de Hurri te bestellen met lekker dure extra’s: enkelzijdige voorvork met hydraulische schijfrem, luchtveer, dure kleur en banden, velgen en versnellingen een kwaliteit boven standaard. Zijtasafhouders kocht ik niet, ‘want ik ga er toch nooit mee op vakantie’. En toen moest ik zes weken wachten.

Die zes weken werden vier weken. Dat viel mee. Ik kocht er meteen een Radical Backbone toptas bij, en een tellertje, een bruut slot, een spiegeltje etc. Bij de Bever outlet kocht ikeen jas, waarvan ik dacht dat deze wel geschikt zou zijn voor op de ligfiets. Stom toevallig hadden ze ook een paar zijtassen (‘banaantassen’ in ligfietsjargon) van Singing Rock in de aanbieding. Toch maar gekocht. Wie weet waar het handig voor is. Een week later reed ik met mijn toenmalige vriendin voor een weekendje naar Schouwen, met banaantassen.

Na een maandje ook maar eens klikpedalen aangeschaft. Een halve week later (het was half oktober) werd het tijd voor mijn eerste lange tocht: naar Heeg in één dag. Ruim 200 kilometer, dat had ik nog niet eerder gedaan. Gelukkig kwam ik de avond voor vertrek nog een vriend tegen, die wel meewilde op z’n Flevoracer. Dat was maar goed ook, zijn ervaring zorgde ervoor dat er genoeg eten was (wist ik veel), dat we de route gemakkelijk vonden. Bovendien was een tweede koplamp best handig bij het doorkruisen van de Noordoostpolder in het donker. Om half tien ‘savonds kwamen we Heeg binnen, doodmoe, hongerig en koud. Maar het was zeker niet de laatste keer dat ik op één dag naar Friesland zou rijden.

Wedstrijden, dat zou ik ook nooit gaan doen. Op Cycle Vision voor de grap toch maar in de uurs meegereden, en meteen had ik spijt dat ik niet alle wedstrijden had gereden. Dat jaar in de wintercompetitie reed ik twee wedstrijden: in het Velodrome in Amsterdam, en op de indoor-kartbaan in Breda. Vooral dat laatste was erg leuk, en inmiddels is dat ook mijn sterkste kant in het wedstrijdrijden.

Er moest dus een wedstrijdfiets komen, en dat werd de Jester, ook van Challenge. Een prachtige lage racer, met een frame uit één aluminium buis. Waanzinnig mooie vormgeving, snel en toch ook comfortabel. De fiets is standaard voorzien van hippe zaken als een vleugelvormige enkelzijdige voorvork en XTR schijfremmen. Voor wedstrijden heb ik er een koolstof staartstroomlijn bij, voor het gewone toeren een setje lowracertassen van Radical. Kampeerbagage vervoer ik met een Radical aanhanger, die er ook achter kan als de stroomlijn er op zit.

Met de Jester is het echt gemakkelijk om grote afstanden te rijden. Vooral ‘swinters doe ik dat graag, bijvoorbeeld om vrienden in Harlingen te bezoeken. Op die afstand ga je echt het voordeel van een lage racer merken: theoretisch kun je op een professionele tijdritfiets bijna net zo aerodynamisch zijn, maar wie houdt die houding tien uur achter elkaar vol? Ik ben in ieder geval niet van plan het te proberen! De Jester is na zo’n periode nog steeds comfortabel, je kan nog uren door. Bovendien heb je al die tijd ontspannen om je heen kunnen kijken en van de omgeving kunnen genieten.

Na een aantal jaren kreeg ik het idee in mijn kop om naar de Noordkaap te fietsen, en dat idee ging er niet meer uit. Hiervoor moest natuurlijk een speciale ligfiets komen. Noorwegen is een land van zwaar klimmen en harde tegenwind, dus wat je daar eigenlijk wilt is een zo licht mogelijke fiets die ook aerodynamisch is. Met tegenwind betekent aerodynamisch vooral ook laag, omdat het vlak bij de grond minder hard waait dan een halve meter hoger. Wat ik zocht was dus een lichte lage racer die nog net geschikt is als vakantiefiets.

De Jester was te laag. Daar kon ik niet met goed fatsoen mijn bagage op kwijt. Bovendien is de Jester naar de huidige maatstaven wat aan de zware kant en de directe kettinglijn is ook niet ideaal voor een vakantie. Maar de Fujin leek me een mooi alternatief.

Na een paar keer met Paul Voerman gepraat te hebben, werd duidelijk dat de ongeveerde SL-variant van de Fujin de beste keuze zou zijn. Vervolgens heb ik nog veel aandacht besteed aan de juiste keuze van onderdelen. Op aanmoediging van een collega heb ik daarop niet bezuinigd en een mooie afmontage uitgekozen.

Het resultaat was een comfortable, prettig klimmende en vlekkeloos afdalende maar vooral snelle vakantiefiets. 11,8 kg inclusief spatborden, verlichting, spiegel, bagagedrager, schijfrem en groot versnellingsbereik. Ik heb er een paar fantastische reizen mee gemaakt, en ben bezig met de voorbereidingen van nieuwe tochten op deze fiets.

En toen had ik opeens een nieuwe vriendin, in Utrecht. 75 kilometer fietsen langs een mooie route. Heerlijk om met de Fujin SL te doen. Altijd een goed begin en einde van een weekend bij haar. Maar soms was het toch wat lastig om spullen mee te nemen. In de winter kwam ik vaak als een verzopen kat aan die een laag zand in de badkamer legde bij het douchen. En als er sneeuw lag moest ik met de trein die dan steevast onbetrouwbaar rijdt.

En zo kwam de aanschaf van een velomobiel in zicht. Ik had niet verwacht

er voor mijn vijftigste aan te hoeven beginnen, maar nu begon het toch wel verleidelijk te worden. Na proefrijden met zowel een Quest als een WAW koos ik voor de laatste. Voor sommigen kwam dit als een schok, maar ik vind de WAW gewoon veel lekkerder rijden. Ruimte achter het hoofd, een prettiger lichaamshouding, comfortabeler door het ongeveerde achterwiel en de “rupsbandbesturing”. En, niet onbelangrijk, de WAW is met afstand de mooiste velomobiel.

Aanvankelijk viel het erg tegen, velomobielrijden. Ik had moeite om mij door het verkeer te begeven en de snelheden waren laag. Na wat gewenning en het monteren van een snelle band op het achterwiel is dat over. Ik ga nu fors harder dan op de open ligfiets en het voelt vertrouwd.

Maar toch, als je mij het mes op de keel zet, rij ik het allerliefst op de Fujin SL. Mijn Noordkaapfiets. Uiteindelijk kan er maar één de koningin zijn.