In de loop der jaren heb ik, voor een belangrijk deel door schade en schande, twee vuistregels ontwikkeld voor mijn hele uitrusting. Ik gebruik ze bij het kiezen van mijn fiets, mijn elektronica, kampeerspullen, alles. Het zijn vuistregels die enorm voor de hand liggen, maar die gek genoeg op elke Fiets- en Wandelbeurs met voeten getreden worden. En zelf heb ik ze ook niet van te voren bedacht, helaas.

Verder heb ik gemerkt dat het zinvol is om voor je materiaal leentjebuur te spelen bij enkele andere sporten. Met name als je aan de sportieve kant van het spectrum van reizen per fiets zit. Veel van het materiaal uit het fietsvakantiewereldje is meer voor de relaxte-vakantie-kant van het spectrum. Hoewel ik zelf dan nog steeds voor mijn huidige materiaal zou gaan, zoals je in het vorige hoofdstuk kon lezen.

De twee vuistregels

Vuistregel 1: Standaarden

Al het materiaal moet zoveel mogelijk voldoen aan wijdverbreide standaarden.

Dit betekent niet dat je alleen spullen mag kopen van bekende merken. Sterker nog, sommige bekende merken gebruiken eigen standaarden die niet compatibel zijn met de rest van de wereld en dat is precies wat je niet wil. Het gaat echt om die standaarden.

De drie enige reserveonderdelen van mijn fiets die niet voldoen aan gangbare standaarden.

Voor je fiets betekent dit dat alle onderdelen moeten voldoen aan gangbare standaarden voor racefiets en mountainbike. Denk aan de wielen; dit mogen best exclusieve handgespaakte wielen met high-end spaken en naven zijn, maar ze moeten wel 559 (26″) of 622 (28″/29″) zijn, met een inbouwbreedte van 100 mm voor en 135 mm achter 1. Dat zijn de namelijk meest voorkomende maten voor banden en mountainbikewielen. Want hoe goed je wielen of banden ook zijn, ze gaan nu eenmaal wel eens kapot door een scheur in het wegdek, een rare valpartij of ander grof geweld. En dan wil je niet afhankelijk zijn van een wiel dat je dealer vanuit Nederland opstuurt. Geloof me.

Remmen zijn ook dingen die zelden stuk gaan, maar die je echt echt echt niet kunt missen. Dus ook hier moet je een veel voorkomend type kiezen. 160 mm schijfremmen zijn behoorlijk universeel; vrijwel alle remmen voor mountainbike en een steeds groter deel van de racefietsremmen past. Let er wel op dat je ISO-schijven hebt.

Mijn KCNC remgrepen zijn ook een mooi voorbeeld. 23 gram per stuk, niet iets wat je bij de Halfords haalt. Maar ze werken als gewone V-brake remgrepen. Elke fietsenmaker heeft passende remgrepen liggen, al moet hij ze van een wrak slopen.

Hetzelfde geldt voor de aandrijving, spaken etcetera. Kies hoge kwaliteit, maar wel volgens gangbare standaarden. Als het dan toch een keer mis gaat, heeft de lokale fietsenmaker onderweg altijd wel iets liggen dat past. Of dat op z’n minst goed genoeg past om verder te kunnen tot de eerstvolgende grote stad.

Een ander voorbeeld is elektronica: Neem nooit iets mee dat speciale stekkertjes en snoertjes, exotische geheugenkaartjes of merk-specifieke opladers nodig heeft. Het gaat een keer kapot en vind dan maar eens een winkel waar ze precies die oplader hebben. Gebruik gewoon de standaard USB en micro-USB voor data en opladen, gewone SD/micro-SD kaartjes, of apparaten op penlight-batterijen.

Derde voorbeeld wat ik noem is je brander: Er zijn fantastisch mooie superlichte branders waar helaas wel speciale brandstof in moet. Dat gaat natuurlijk een keer mis. De brandstof raakt een keer eerder op dan verwacht, of je fles valt om met de dop er af. En dan zit je. Neem een brander waar gewoon autobenzine in kan.

Let trouwens ook op gereedschap: Gebruik liever alleen spullen die met normale sleutels en schroevendraaiers onderhouden en gerepareerd kunnen worden. Voor Campagnolo heb je bijvoorbeeld een speciale cassettesleutel nodig, die veel zeldzamer is dan die voor Shimano en SRAM. Niet handig.

Vuistregel 2: Belangrijke functies in losse modules

Belangrijke functies mogen nooit in één stuk uitrusting geïntegreerd worden, maar hebben hun eigen module die onafhankelijk is van de rest.

Het lijkt zo handig. Eén multitool voor alles. Je snijdt er je groenten mee en je repareert er je fiets en je brander en andere uitrusting mee. Eén klein compact stuk gereedschap voor alles. Totdat je hem bij de afwas laat liggen en de volgende dag na 60 kilometer ontdekt dat je bandenlichters ook in die tool zitten.

Als je meerdere belangrijke functies in één ding stopt, en dat ene ding gaat kapot, raakt kwijt of wordt gestolen, heb je niet een probleem. Je hebt twee of drie problemen. Die elkaar vaak ook nog eens versterken.

Een voorbeeld uit de zomer van 2016. Ik heb nooit willen navigeren op mijn telefoon, hoewel dat op zich prima kan. Ken veel mensen die het doen. Je kunt er gewicht en wat geld mee besparen, hoewel dat door de beperking van accucapaciteit in de praktijk tegenvalt. Maar navigatie en communicatie zijn zulke belangrijke functies, die wil ik niet allebei tegelijkertijd verliezen. Niet meer kunnen googlen en bellen is vervelend, maar als je dan ook nog eens niet meer weet waar je bent en waar een stadje met een winkel is, wordt het echt lastig. En gelukkig, toen mijn Garmin kapot ging, had ik nog altijd mijn telefoon. Ik kocht een papieren kaart zodat de telefoon veilig in de tas kon blijven. Met google vond ik de campings en ik kwam zonder grote problemen thuis.

Stroomvoorziening is ook zo’n punt. Ik gebruik een losse, USB-oplaadbare koplamp. Deze is dus niet afhankelijk van mijn voorwiel zoals bij een naafdynamo. Wel zo handig als je een keer een ander voorwiel moet steken. Ook handig als je fiets niet in de buurt is, want een zaklamp heb je toch nodig. En als je apparaten zoals je telefoon en navigatie op wil laden zonder stopcontact, is een zonnepaneeltje dan niet een veel betere keuze? Die doet het ook als je wiel stuk is. Of als jij geblesseerd bent.

Zorg je dat je verschillende apparaten ook zonder elkaar kunnen werken. Als één ding stuk gaat, moet de rest blijven werken alsof er niks aan de hand is.

Leentjebuur bij andere sporten

Voor sommigen betekent fietsvakantie je stadsfiets op de trein zetten, en dan rondpeddelen in Berlijn of Drenthe. Voor een ander is het proberen Noordkaap-Gibraltar in drie weken te fietsen. Zelf zit ik dichter bij het laatste dan bij het eerste. ’s Avonds wil ik ontspannen in schone kleren en aan mijn reisverhalen werken. Ik neem elke week een rustdag met een etentje en een biertje. Maar ik maak wel graag lange dagen, plan ambitieuze afstanden, zoek stevige klims op en ik ben niet bang van een mountainbikepaadje op z’n tijd. Ik zoek mijn sportieve grenzen op binnen een groter avontuur.

Als dit je doel is, heeft het gangbare fietsvakantiewereldje je helaas niet veel te bieden. Gelukkig zijn er drie sporten die juist heel goed aansluiten bij deze manier van reizen. Dat zijn endurance mountainbiking, randonneren en bergmarathons.

Endurance mountainbiking

De term zegt het al; mountainbiken maar dan lange afstanden 2. Wat heb je dan nodig? Een fiets die een enorme slijtageslag kan weerstaan en die heel betrouwbaar is; een falende derailleur kan je de titel kosten! Maar uiteraard moet het ook snel, licht en gemakkelijk te servicen zijn. Zoek in dit wereldje voor bijvoorbeeld wielen, derailleurs, kettingen en pedalen. Remmen helaas niet; ook hier worden hydraulische remmen gebruikt en die zijn nu eenmaal niet degelijk genoeg voor op reis.

En ook je schoenen: Zeker als je wel van een kilometertje meer houdt, zijn goede mountainbikeschoenen met stijve zool essentieel.

Randonneren

Randonneurs zijn mensen die grote brevetten fietsen, zoals Paris-Brest-Paris of London-Edinburgh-London. Non-stop fietstochten van soms dik over de 1000 kilometer. Ze slapen af en toe een paar uurtjes op een stretcher of in een bushokje, en dan gaan ze weer. Door weer en wind, licht en donker.

Als je wilt weten wat de juiste fietskleding is voor grote afstanden onder niet altijd gemakkelijke omstandigheden, ga met hen praten. Ze zijn het uiteraard nooit met elkaar eens, maar ze weten allemaal hoe het is om een nacht door te fietsen in de regen.

Bergmarathons

Opnieuw: de term zegt al wat het is, en je kan meteen raden welke eisen deze sport aan het materiaal stelt. Zoek je tent in dit wereldje: bij een bergmarathon heb je een superlichte tent nodig, die je snel en gemakkelijk op kan zetten, en die toch zwaar weer kan weerstaan.

Verder moet je hier zijn voor de schoenen die je na het fietsen draagt. Gewone wandelschoenen zijn te zwaar, sneakers missen vaak de degelijkheid. Trailrunningschoenen zijn er in een waterdichte variant en die wil je. Zeker in Scandinavië waar het wel erg fijn is om na een regenachtige dag droge waterdichte schoenen aan te trekken. Ook mijn nieuwe jas komt uit deze wereld.

Veel van het bovenstaande vind je in meer detail terug in de volgende hoofdstukken. Ik hoop dat je hiermee wat meer ziet van de ratio achter mijn keuzes, en hopelijk helpt het bij het maken van je eigen keuzes.

  1. Deze standaard is aan het veranderen. Grotere inbouwbreedtes zijn in opkomst. Op zich levert dat sterkere wielen op, maar het kan wel een paar jaar duren voordat alle mountainbikewielen weer dezelfde maten hebben[]
  2. De benamingen en definities van verschillende stijlen in het mountainbiken is een vrij ingewikkelde toestand en ik heb ook niet de indruk dat de deskundigen het erg met elkaar eens zijn. Zo schijnt enduro weer iets heel anders te zijn dan endurance, wat dan weer hetzelfde is of juist niet moet verwarren met cross-country en dan heb je tegenwoordig ook nog het gravel-grinden wat iets heel anders is dan veldrijden en volgens sommigen juist mountainbiken oude stijl is. Hoe dan ook, lange en extreem lange tochten op niet-asfalt zijn populair en daar is materiaal te vinden dat mogelijkheden biedt voor avontuurlijke fietsers die het op eigen houtje doen.[]