Mijn tassen zijn ingepakt. De fiets is klaar. Ik heb voor de laatste keer in mijn eigen badkamer gedoucht en de to-do-list is helemaal groen. Ik ben er klaar voor. Morgen begint mijn grootste reis ooit.

Twaalfduizend kilometer lang gaat mijn reis zijn. Een vreemde acht door Europa, langs een grote verzameling bijzondere plaatsen en landschappen. Twee grote rivieren zal ik volgen, de Seine en de Elbe. Enkele beroemde cols zal ik beklimmen, zoals de Stelvio en de Col de l’Iseran. De Noorse kust van het uiterste zuiden tot aan de meest afgelegen plekken in de Finnmark. De eindeloze bossen van Finland, de eilanden van Åland en Denemarken.

Deze reis gaat bijna twee keer zo lang zijn als mijn langste reis tot nu toe, het rondje Scandinavië in 2010. Ik weet nog heel goed hoe uitgeput ik was het laatste deel van die reis. Tijdens het ontbijt kon ik me soms niet meer voorstellen dat ik een kwartier later toch weer op mijn fiets zou gaan liggen om weer 160, 170 kilometer te fietsen. De laatste drie dagen maakte mijn lichaam niet eens meer endorfine aan in merkbare hoeveelheden.

En dan nu haal ik het in mijn hoofd om een route te plannen die bijna twee keer zo lang is. Terwijl het bepaald niet meezat in de voorbereidingen. Trainen ging slecht, ik had veel meer pech met mijn materiaal dan ik had verwacht. Die twaalfduizend kilometer kon aardig intimiderend zijn als er weer eens iets aan mijn fiets mankeerde of als een tas toch zo versleten bleek dat ik een vervanger moest zien te vinden.

Twaalfduizend kilometer. Half verschrikt sprak ik die woorden soms zomaar hardop uit.

Toen ik op een zondag enkele weken geleden ontdekte dat mijn derailleur kapot was en de nieuwe voorbanden niet op mijn nieuwe voorwiel pasten, geloofde ik er niet meer in. Ik kan geen twaalfduizend kilometer fietsen met een onbetrouwbare aandrijving en een bobbel in mijn band. Ik stond op het punt om de reis af te blazen.

Nadat Elan binnen enkele dagen passende banden voor mijn wiel had, kwam het vertrouwen terug. Mijn lichaam begon eindelijk goed te voelen. Op en neer naar Breda voor de bruiloft van een vriend kostte zo weinig energie dat ik het eigenlijk niet merkte. De twaalfduizend begonnen een doel te worden, een tegenstander waar ik graag het gevecht mee aan zou gaan. Twaalfduizend in twaalf weken. Ik kan dat, ik weet dat ik het kan. Gemakkelijk zal het niet zijn, maar dat moet ook niet. Winnen van een afstand moet moeite kosten. Veel moeite. Het moet maar net lukken.

En zo brak de laatste week voor vertrek aan. Mijn fiets kreeg het laatste onderhoud en reed daarna beter dan hij ooit had gedaan. Ik zocht mijn garderobe bij elkaar en zag dat de kleding beter, lichter en mooier is dan voorheen. De nieuwe tassenset is handiger en past beter op de fiets. Alles werkt, en beter dan vroeger.

Maandagavond gaf een goede vriend een verjaardagsborrel. Een mooie, licht zwoele zomeravond met veel meer gasten dan hij had verwacht. Er waren vrienden van mijn oude studentenvereniging, zeilers en vooral veel vrolijke drinkebroeders en -zusters uit de Delftse homoscene. Er was bier te weinig en wijn te veel. De gasten pasten nauwelijks in het grote huis. Elke keer als ik vertelde over wat ik op het punt stond om te gaan doen, kreeg ik meer vertrouwen in de goede afloop. En ik kreeg een steeds sterker verlangen naar mijn nieuwe avontuur.

Twaalfduizend kilometer om te genieten van mooie landschappen, sfeervolle dorpjes, zware klims en woeste natuur. Twaalfduizend kilometer die tot mijn mooiste en waardevolste herinneringen zullen gaan behoren. Waar ik de rest van mijn leven aan zal denken en over vertellen.

Twaalfduizend. Ik spreek het woord niet meer uit met nervositeit. Ook niet alsof het mijn beste tegenstander is, degene van wie ik wil winnen. Ik spreek het uit alsof ik verliefd ben. Als de naam van de mooiste vrouw. Twaalfduizend kilometer is een mooie droom, een droom die werkelijkheid gaat worden. En dat begint morgenochtend.