De route van mijn reis voerde door een stukje van Zweden, van Trelleborg naar Helsingborg. Geen indrukwekkende afstand, maar toch zal ik de kleine 18 uur die ik op Zweedse bodem heb doorgebracht niet snel vergeten.
De oorzaak hiervan was de wind. Gisteren, op Rügen was hij al fors, maar omdat ik vooral aan de oostkant van het eiland zat, had ik er niet echt moeite mee. Ik werd meer geremd door de – alweer – slechte fietspaden dan door de wind en op sommige stukken had ik hem zelfs mee.
Aan boord van het schip naar Trelleborg had ik al snel door dat het een ruige oversteek ging worden. In de beschutting van het eiland waren de golven ruw maar klein. Eenmaal noord van Rügen kwamen ze vanaf de kust van Schleswig-Holstein aanzetten en begon het feest. Het werd moeilijk om in een rechte lijn te lopen, terwijl het toch een flink schip is. Af en toe beukte een golf zo hard tegen het schip, dat het van voor tot achter sidderde. De inventaris van het cafetaria rinkelde luidruchtig en ik denk dat er ook wel wat gesneuveld is.
Natuurlijk is zo’n schip hier prima tegen bestand, en uiteindelijk was het nog geen kwartier vertraagd op een overtocht van vier uur.
Die vertraging zorgde er wel voor dat ik pas na tienen bij de camping in Trelleborg stond, en de receptie dus dicht was. Vervelend, vooral omdat je hier een sleutel nodig hebt voor de sanitaire ruimtes. Een andere gast liet mij gelukkig binnen, zodat ik nog even kon douchen en tanden poetsen. Slaapt toch een stuk beter.
Omdat ik ‘snachts niet naar de WC zou kunnen, koos ik een plek voor mijn tent dicht bij het strand. Dan kon ik indien nodig even een discreet plekje zoeken, net van het kampeerterrein af.
Nu was er daar wel wat beschutting van struiken, maar de wind was nog steeds heel sterk. Mijn tent opzetten viel niet mee. Ik maakte me zorgen of hij het wel zou houden. De haringen probeerde ik iets slimmer te verdelen, zodat de ingekorte V-haringen wat meer aan de loefzijde van de tent zaten, en de titanium paperclips aan lij.
Ik heb niet best geslapen. Maar de tent gaf geen krimp. Niet één haring is losgekomen, er is niets gescheurd of geknakt. De Laser Competition is toch wel een heel bijzondere tent. De stof, haringen en andere onderdelen zijn zo licht dat het echt fragiel aanvoelt, maar toch blijft het werken onder zware omstandigheden.
Tegen de ochtend leek de wind minder te worden en kon ik eindelijk goed slapen. Ik besloot pas om half negen op te staan, om toch nog een beetje fit te zijn.
Eenmaal Trelleborg uit bleek dat de wind niet zozeer was afgenomen, als wel gedraaid. Daardoor had mijn tent wat meer beschutting gekregen, en daardoor had ik hem nu pal tegen. De wind was nog net zo genadeloos als toen hij het schip deed sidderen op de golven.
Zelden lukte het om de snelheid boven de 25 km/h te krijgen. Recht tegen de wind in ging het nog wel, maar ervaren ligfietsers weten dat schuin tegen de wind in het ergste is. Dan zitten voeten, romp en tassen niet meer zo mooi achter elkaar verscholen en wordt de weerstand veel groter.
Het landschap waar ik doorheen fietste is laag en licht glooiend. Ik reed vrijwel direct langs de zee. Beschutting was er zelden. Pas bij het lange traject door de haven- en industriegebieden van Malmö werd ik enigszins beschermd, waardoor ik gelukkig relatief snel door dit traject heen was.
Maar voor niets was het niet. Met name noord van Landeskrona waren de uitzicht vaak adembenemend. De kusten van de Deense eilanden komen heel dichtbij, terwijl de Zweedse kust hier hoog en steil is. Net zuid van Helsingborg liggen kleine havenplaatsjes die aan de stad zijn vastgegroeid. Deze zijn zo sfeervol dat ik heel even overwoog om er te blijven.
Om kwart over vier stond ik bij de veerhaven. Ik had ruim zes uur gedaan over minder dan 130 kilometer zonder éen serieuze klim. Doodmoe voelde ik me.
Rond vijf uur was ik in Denemarken. Aan de hoge kant van de zeestraat, beschut achter de huizen en begroeiing.
Maar het was niet alleen dat de wind minder erg was. Het was ook de sfeer van kleine haventjes, van een rustige kustweg langs mooie dorpjes, van een kleinschaliger landschap. De sfeer waarom ik zo graag terug wilde naar de Oostzee. In Duitsland was die er maar heel zelden. Travemünde had het, Rostock ook. Af en toe een klein plaatsje als Wustrow. Maar meestal was het een agrarisch landschap dat toevallig tegen de zee aan botste. Voor het stukje Zweden gold dat eigenlijk ook.
Niet dat het lelijk was, zeker niet. Maar het was niet waarvoor ik was gekomen.
En hier vond ik het, nog voor ik van de veerboot af was. De sfeer van een kust die echt op de zee gericht is, in plaats van dat hij er zijn rug naar toe heeft gekeerd.
Ironisch genoeg slaagde ik er in een camping uit te zoeken die helemaal niets van die sfeer heeft. Bij het bepalen van de bestemming voor de dag had ik alleen naar de afstand en de positie ten opzichte van de route gekeken. Niet naar de omgeving. Met als gevolg dat ik nu naast de snelweg sta, in een sfeerloos en non-descript voorstadje van Kopenhagen. Voor de poort heb ik nog zitten zoeken en twijfelen, maar mijn enige serieuze andere optie was 18 kilometer terugfietsen.
Gelukkig is dit een camping in de Scandinavische traditie, met keuken en verblijfsruimte. In die laatste zit ik nu met een biertje, in een luie stoel. Van de snelweg merk ik niks. Maar deze pech heb ik toch echt helemaal aan mezelf te danken. Dat doe ik morgen anders.

Harde wind aan de zuidkust van Zweden.

Aankomst in Helsingör.