Nee, gemakkelijk is deze reis niet. Van de tegenstanders waar ik normaal graag het gevecht mee aanga, is alleen de wind aanwezig. Bergen, kou of lange van mensen uitgestorven trajecten zul je niet vinden op de eilanden van de Oostzee. In plaats daarvan zijn er allerlei onverwachte hindernissen die het een zware tocht maken. Daarover schreef ik reeds.
Wat ik ook al eerder door liet schemeren, is dat ik niet goed in vorm ben. Het hele jaar al niet. Tijdens mijn alpentocht met Eva duurde het een week voordat ik het klimmen weer een beetje onder de knie had. In het begin had ik mijn granny nodig op hellinkjes die ik afgelopen herfst uit pure gemakzucht met de 55 deed. Na deze vakantie had ik niet de energie voor lange trainingen en als bonus lag ik een week ziek in bed.
Achteraf gezien is het maar goed ook dat ik de 100 Cols-tocht niet kon starten. Het zou me nooit gelukt zijn. Op dit moment kan ik het domweg niet.
Toch heb ik deze reis een ritme van ruim 175 km per dag weten aan te houden. Daar ben ik eigenlijk best tevreden over. Natuurlijk is het lang niet de 200 die ik normaal gesproken als norm aanhou in dit soort gebieden, maar normaal gesproken zorg ik zelf voor mijn route en blijven mensen met hun tengels van mijn batterijlader af.
175 per dag, dat is toch ruim meer dan duizend per week. Echt niet slecht.
Waarom eigenlijk, vroeg ik me vanochtend opeens af. Ik zat te ontbijten in de comfortabele keuken van een camping op Langeland. Deze keuken is tegen de helling gebouwd, op het hoogste punt van de camping. Door de glazen gevel kun je ver uitkijken over het groen. Ik nam een slok van mijn koffie en besloot dat ik daar wel goed zat. Wil ik eigenlijk wel zoveel fietsen. Heb ik dat wel nodig op deze reis.
Ik zette de GPS aan en bekeek de mogelijkheden van mijn reis. Als ik tot aan de Waddenkust zoveel mogelijk onbekende stukken zou willen fietsen, had ik eigenlijk niet zo’n lange route. En vrijwel geen veerboten meer. Dan zou ik met een gemiddelde van 130 kilometer per dag netjes op tijd thuis zijn.
Ik ben niet iemand die zich door dat soort sommetjes gemakkelijk laat overtuigen. Meestal ga ik dan voor de zekerheid toch maar 180 per dag rijden want een beetje marge is nooit weg. Als het sommetje uit was gekomen op 165 per dag, dan was ik trouwens ook voor de 180 gegaan en zou ik 15 kilometer opeens een prima marge hebben gevonden. Eigenlijk wil ik gewoon altijd minstens 180 kilometer per dag fietsen.
Maar nu ineens niet. 140 kilometer per dag leek me wel prima. Meer hoefde niet van mij. Als het toch krap wordt, kan ik tegen het einde altijd nog een paar lange dagen maken.
Ik kreeg niet eens de zenuwen van die gedachte.
Het klinkt aannemelijk dat mijn lichaam heel hard op de rem is gaan staan. Dat ik eenvoudig de energie niet meer heb om door te gaan zoals in de eerste anderhalve week. Of eigenlijk, dat ik die energie sowieso niet had en nu merk dat ik aan het interen ben.
Maar eigenlijk denk ik dat de reden subtieler is. De reden zit in het landschap.
In de eerste week van mijn reis naar de Noordkaap fietste ik langs de Waddenkust, het traject dat ik nu voor het laatst bewaar. Met tweehonderd kilometer per dag ging het, ruim een week lang. Het was al in het gebied van de Halligen dat ik merkte dat ik te snel langs het Wad reed. Ik nam het niet goed in mij op. Het landschap is te subtiel om het in dat tempo te kunnen consumeren.
Later, in Noorwegen, merkte ik daar niks van, terwijl ik voor de 160 à 170 kilometer die ik daar gemiddeld wegtrapte, toch heel wat harder moest doorpezen. Een jaar later, in Zweden en Finland, kon ik prima van de landschappen genieten bij grote dagafstanden. Hoe harder ik fietste, hoe meer ik genoot.
Sinds ik aan de Oostzeekust ben, heb ik weer datzelfde gevoel dat ik aan de kwelders van Noord-Friesland had. Dit landschap is te subtiel voor mijn tempo.
Mijn hypothese is nu dat alleen in grootse en meeslepende landschappen groots en meeslepend gefietst moet worden. De fjorden, de hoge alpenpassen en de eindeloze wouden van Lapland vragen om zware inspanningen en lange dagen. Daar is ook altijd een doel dat bereikt dient te worden. Die hoogste pas, dat dorp in the middle of nowhere, die stalen aardbol op dat allerlaatste klif. Daar werk je voor, voor zo’n doel fiets je tot je er bij neervalt.
Niets van dat alles is hier. Het landschap is mooi in z’n kleinschaligheid, in z’n ingetogenheid. Kneuterigheid zou ik bijna zeggen. Het noordelijkste punt van Denemarken is niet meer dan een bescheiden opstapje naar de grote routes naar de echte Kaap.
Die subtiliteit van het landschap is waar ik de komende weken van ga genieten. Ik zal vaker even stilstaan om te fotograferen, of gewoon om even te kijken en te genieten. Ik zal vaker een kop koffie gaan drinken, gewoon omdat ik een leuk café zie in een mooi stadje. Niet alleen omdat het er tijd voor is na de eerste 80 kilometer. Ik zal vaker voor mij uitstaren aan zee.
Nu weet ik van mijzelf dat ik niet langzaam moet gaan fietsen. Het inspanningsniveau moet hoog genoeg zijn, anders gaat het mis in mijn hoofd en geniet ik nergens meer van. Maar een paar uur minder per dag fietsen, dat moet geen probleem zijn. Denk ik.
En zo werd vandaag mijn eerste dag van 140 kilometer. En het ging niet vanzelf. De wind was weer genadeloos, ik kreeg flink wat regen over mij heen en als klap op de vuurpijl werd ik aangereden door een achteruitstekende auto.
Geen grapje.
Ik was gestopt op de stoep om iets op te zoeken op de GPS, toen een auto achteruit vanaf een parkeerplaats op mij inreed. Ik merkte pas iets toen ik al vlak lag en sloeg in paniek op de achterkant van de auto. Dat hielp, de auto stopte en er stapte een geschrokken Deense mevrouw uit die geen woord Engels sprak. Uiteindelijk bleek er geen schade, in ieder geval niet aan mij of de fiets. Het past wel weer aardig in het thema van de reis.
Toch heb ik bereikt wat ik vanochtend tijdens het ontbijt had bedacht. Ik ben in Middelfart, een havenplaatsje op 140 kilometer van Langeland. Ik weet dat het een heel mooi plaatsje is, morgenochtend fiets ik even langs de oude haven om foto’s te maken.
De keuze om via Fyn te fietsen in plaats van de langere route over AEro te nemen, was de juiste. Ik wist niet dat Fyn zo mooi was. Het is een coulissenlandschap met heel kleine percelen, liggend op op lage maar steile heuvels. Een gecondenseerd Twente gedrapeerd over duinen. Inclusief uitzicht over zee zo nu en dan.
Morgen steek ik de Lille Belt over op het nauwste stuk. Een smalle zeestraat met de allure van een fjord. Vervolgens ga ik noordwaarts richting het Limfjorden, waar ik door zal steken naar de westkust. Ergens daar zal er ook weer een rustdag moeten komen. Om mijn lichaam rust te geven, om mijn stinkende kleren te wassen, maar vooral om te kijken. Als je ooit van een Deen hoort dat in september 2012 iemand urenlang over het water stond uit te staren, dan weet je dat ik het was.