Hoog torenen de rotswanden uit boven het zijdal van Sunndalen, waar de camping annex jeugdherberg is gevestigd. De toppen steken in een grijs wolkendek, waardoor ze nog indrukwekkender zijn. Ik eet mijn pasta aan een picknicktafel en staar voor mij uit.
Vanochtend zag ik hoe andere rotsen in hetzelfde wolkendek staken. Het was langs de Valldalsvegen richting Trollstigen, de laatste grote klim van deze reis. Opnieuw een traject dat ik eerder heb gefietst, namelijk tijdens mijn reis naar de Noordkaap. Het was toen de hoogste col waar ik overheen ging. Hij was net open na de winter. Ik fietste onder een strakblauwe lucht en overal lag sneeuw. De foto van mijn in rode Sidi’s gehulde voeten die ooit op de cover van de Ligfiets& stond, is hier genomen.

Vandaag was het heel anders. Nergens was sneeuw te zien en de lucht was grijs. De wolken hingen aan de andere kant van de berg tegen de pas aan. De weg was veel rustiger. Vlak voor vertrek had de campingbeheerder mij verteld over een nieuw uitzichtpunt, vanwaar je de hele Trollstigen met al zijn haarspeldbochten onder je voeten kon zien liggen. Hoewel ik mij als fietser verre houd van bezienswaardigheden, was ik in dit geval nog wel bereid om te kijken of er een mooi plaatje in zat.
De klim door Valldal is niet moeilijk. Het grootste deel stijgt zo langzaam dat het middenblad niet nodig is. Er zijn veel boerderijen die naast de veehouderij ook aardbeien verbouwen. En allemaal verkopen ze hun oogst in kraampjes naast deze touristische route. Ze zullen het zwaar hebben dit jaar. Door een lange periode van strenge vorst zonder sneeuw is de grond deze winter tot bijna twee meter diep bevroren geweest. Zeventig procent van de oogst is mislukt. En toen kwam een zomer met weinig touristen om de schamele omzet aan te slijten zonder dat de groothandel er met de winst vandoor gaat.
Pas als de bomen schaars worden, moet het middenblad ervoor. Het dal heeft hier de typische halfronde vorm die gemaakt is door het geschuur en de immense druk van de gletschers uit de ijstijden. Onvoorstelbaar dat van dit hele gebied alleen de hoogste toppen boven het ijs uitstaken. Van deze toppen zie ik nu niet veel, de wolken hangen laag. Het landschap wordt er niet minder imponerend door.
Terwijl ik het hoogste punt nader, probeer ik de foto van mijn voeten opnieuw te maken. Aan de vorm van de bochten kan ik vrij precies zien waar hij genomen moet zijn, maar met een andere camera en totaal andere omstandigheden is het toch lastig. Ik maak gewoon maar veel foto’s, dan zit de juiste er vast wel bij.
Vlak bij de top is er een grappig toeval. Een van de motorrijders groet mij, niet door zijn hand op te steken maar door te salueren op militaire wijze. Dat gebeurde de vorige keer ook, en op vrijwel dezelfde plek.
Kort daarna ga ik de mist in, letterlijk. Ik zet mijn verlichting aan en bereid me geestelijk voor op een afdaling die enger is dan gebruikelijk. De mooie foto’s van vorige keer zal ik niet opnieuw kunnen maken en het uitzichtpunt zal wel helemaal hopeloos zijn.
Toch is het druk als ik er langsfiets. Bussen vol touristen gaan over de loopbruggen naar de rand van de afgrond. Meer dan silhouetten zie ik niet, het is overduidelijk een zinloze wandeling die men toch onderneemt omdat het nu eenmaal op het programma staat. Ik test even mijn remmen en ga de Trollstigen op.
Het valt mee. Vrij snel kom ik onder het wolkendek en kan ik zo ver vooruit kijken dat ik de fiets goed kan laten rollen tussen de bochten. Wat niet meevalt zijn de onoplettende chauffeurs en motorrijders. Maargoed, daar ben ik inmiddels wel op bedacht.
In de tweede helft van de afdaling kom ik terecht achter campers die zo’n vijftig kilometer per uur rijden. Veel te langzaam voor een afdalende ligfietser, dus ik haal in op een recht stuk.
Ik kan het commentaar van de chauffeurs bijna horen. Weinig automobilisten beseffen dat fietsers niet op de motor kunnen remmen. Het zijn die paar honderd gram metaal en kunststof van de remmen die al het werk moeten doen. Continu remmen om met vijftig af te dalen is veel gevaarlijker dan lange stukken zeventig rijden om je remmen te koelen.
Wanneer de weg echt vlak begint te worden, zie ik achtereenvolgens een ambulance, een politieauto en een brandweerwagen met loeiende sirenes de berg op scheuren. Ongetwijfeld een botsing veroorzaakt door een overmoedige motorrijder of een chauffeur die meer naar het landschap dan naar de weg kijkt. Het gebeurt zo vaak.
Ook dat is trouwens een reden dat ik liever klim dan daal. Klimmen gaat zo langzaam dat je met een gerust hart om je heen kunt kijken. Bij de afdaling werp ik af en toe een blik op de GPS om te zien wat voor bochten er aan komen, verder zie ik alleen het asfalt.
In Åndalsnes neem ik koffiepauze, in hetzelfde café als de vorige keer. Ik rij ruim twee dagen lang exact dezelfde route als naar de Noordkaap, en ik voel echt de behoefte om die eerste grote solotocht te herbeleven. Het koffietentje is nog steeds leuk en het pannekoekje met gesuikerde room heerlijk. Ik blijf alleen veel te lang hangen en dat stoort me enorm als ik weer op weg ga. Ik wil namelijk wel een stukje verder komen in die twee dagen dan de vorige keer. Zo eerzuchtig ben ik wel.
Ik heb daarom geen zin om op zoek te gaan naar een supermarkt als ik eindelijk weer op weg ben, ookal rij ik inmiddels op koekjes. Ik kom er vanzelf wel eentje tegen. Het tempo schroef ik flink op, om te voorkomen dat ik in een negatieve gedachtespiraal terecht kom.
Het blijkt een goede afweging. De enige veerboot van deze dag haal ik met enkele minuten speling. Vervolgens rij ik tientallen kilometers over een stille weg waar slechts af en toe een huis staat, maar wanneer ik aan de laatste koekjes begin fiets ik een dorp met een supermarkt binnen.
Sunndalsora is waar ik de vorige keer heb overnacht, op een camping die een soort van bijproduct is van een jeugdherberg. Je kan je tent opzetten op het omringende gras en in een verloren hoekje van het gebouw zijn het sanitair en een klein keukentje voor de kampeerders.
Ik wil heel graag één camping verder. Om morgen een kortere dag naar Brekstad te hebben, maar ook domweg voor de prestatie. Het is me alleen niet duidelijk hoe ver dat dan is, moet ik dan een extra berg over of is het gewoon aan hetzelfde fjord?
De route naar Sunndalsora heeft een mooi ommetje voor fietsers. Vanuit het lieflijke dorpje Oksendal loopt een tunnel van ruim zes kilometer die op zich open staat voor fietsers, maar de oude weg langs het fjord is er ook nog. Er zit een klim in, hij is overwoekerd en het asfalt is her en der zwaar beschadigd, maar het is de moeite waard.
Ik twijfel ernstig aan mijn geheugen als ik de tunnel nader. Hij is maar even boven de twee kilometer en het lieflijke dorpje is nergens te bekennen. Het weggetje om de tunnel heen is prachtig, maar de klim is veel minder dan ik me herinner. Misschien ben ik toch iets te nostalgisch over mijn Noordkaaptocht.
Het blijkt anders in elkaar te zitten. Er zijn twee van die tunnels. Hier was ik de vorige keer wel door de tunnel gegaan. Oksendal is geen vervormde herinnering, maar blijkt nog mooier dan ik dacht. De oude weg om de tunnel heen is een stuk verder overwoekerd dan de vorige keer, op sommige plaatsen heb je een ligfiets nodig om onder de boomtakken door te rijden.
Toen ik nog met papieren kaarten werkte, had ik heel weinig informatie over de campings aan mijn route, en de kaart kon ook flink verouderd zijn. Ik weet nog hoe ik op het centrale plein van Sunndalsora zocht naar de VVV en twijfelde of ik een paar kilometer terug zou fietsen naar de camping waarvan ik zeker wist dat hij bestond.
Ook hier had ik een deja-vu. Met de moderne hulpmiddelen van GPS en mobiel internet kan ik net zo hard twijfelen. Op hetzelfde punt lag ik op mijn fiets lang te twijfelen, om uiteindelijk het zekere voor het zekere te nemen en naar diezelfde jeugdherberg te fietsen. Het enige dat ik in deze twee dagen meer heb gereden dan de vorige keer, is het ommetje langs de eerste tunnel.

DSC06728_v1