Over de kern van de sport en hoe ik deze reis mijn grootste overwinning boekte. Met dank aan Hugo.

Er is zo’n grapje over ambulancepersoneel bij een wielerevenement. Als er een ongeluk plaatsvindt, is de eerste handeling die ze verrichten het weghalen van de fiets en deze buiten het zicht van de ongelukkige zetten. Want anders springt hij er toch meteen weer op, ernstig letsel of niet.

Als ik nadenk over hoe ik zelf wel eens over de finish ben gekomen, vraag ik me af of het wel een grapje is.

Fietsers houden niet van afhaken. Fietsers willen altijd verder, harder, langer. Elke tegenslag, elke vertraging, elk probleem kent maar één oplossing: Rijden! Trappen!

Doorgaan tot het uiterste is het hele punt van deze sport. En dat geldt zeker voor de manier waarop ik hem beoefen. Er is geen staand record dat als ijkpunt dient. Er is geen tegenstander die ik kan overwinnen of waarin ik mijn meerdere moet erkennen. Mijn enige richtsnoer is dat uiterste. Anderhalve maand lang.

En ik reageer dan ook als een fietser wanneer ik tegen mijn grenzen aanloop, als mijn lichaam met ziekte dreigt of als het weer in de weg zit. Doorgaan, dat is de enige oplossing die ik kan bedenken. Want zo pakt de fietser al zijn problemen aan: trappen. En als dat niet helpt, harder trappen. Meer koolhydraten en eiwitten in mijn lijf proppen. De koffiepauze inkorten. Mezelf een mietje noemen omdat ik “terugschrik voor een kans op een beetje sneeuw” – in Noorwegen, half september, op 1600 meter hoogte aan de zijde van de afdaling. Als zeiler neem ik mijn beslissingen wel anders wanneer ik het weer niet vertrouw.

Maar er komt een punt dat harder trappen niet meer werkt. De oplossing ligt dan juist in rust. Overwinnen door minder hard te trappen. Beseffen dat je het doel bereikt hebt: het uiterste van je kunnen. En vervolgens genieten van wat er wel is, in plaats van te balen van wat er niet is. Terugkijken op alle kilometers en hoogtemeters die je uit dat kleine menselijke motortje hebt weten te persen en daar trots op zijn.

Die oplossing kiezen, dat is de zwaarste col. En ik heb hem beklommen, op een drijfnatte dag in Trondheim. Die avond had ik echt wat te vieren.