De wolken hangen laag op de tweede dag in Zweden. Het is zo’n grauwe dag waarbij je niet weet of er regen gaat komen, of dat het brute thermische geweld van de zon het wolkendek uiteindelijk zal openbreken. De derde mogelijkheid is dat het zo’n rustige, grijze dag wordt waarop het uitstekend fietsen en mijmeren is.
Die laatste mogelijkheid, daar geloof ik vandaag niet in. Zon of regen, één van die twee wordt het. Ik ontbijt buiten bij de keuken, maar zonder koffie te zetten. Zoals altijd heb ik geen zin om mijn pannen in- en uit te pakken. Dan zwaai ik nog even naar de twee Nederlandse meiden met wie ik gisteravond aan de praat ben geraakt, en stap op de fiets.

Mijn route voert naar het Bolmen, een groot meer waar ik in 2010 mijn eerste nacht heb doorgebracht. Het is nog een flink eind vanaf de camping in Markaryd, wat bewijst dat mijn huidige route minder direct is. Maar wel een stuk mooier dan de rit over één en dezelfde provinciale weg. Pas na een uur of twee kom ik langs de plek waar ik toen mijn tent had opgezet.
Het wordt dus regen. Langs een eenzame weg door het bos stop ik even om een boterham te pakken, en dan voel ik de eerste druppels. Dit wordt het debuut voor zowel mijn regenjas als de regenhoes van de toptas. Beide heb ik al een tijdje, maar omdat het zo weinig regent in Nederland, hadden ze nog geen praktijktest ondergaan.
De boterham had weinig effect. Voor het eerst deze reis heb ik honger. Echte fietsershonger. De honger waar geen kruid tegen gewassen lijkt. Waarbij je maag voelt als een loeiende verbrandingsoven die alles verteert voordat het de bodem heeft kunnen raken. Met dit weer is dat lastig, je wilt je brood droog houden en even stoppen betekent dat je meteen ijskoud bent. Ik eet wat uit de zak van m’n regenjas. Straks zal ik overstappen op koekjes, de goed houdbare kant-en-klaar brandstof waar veel fietsers op vertrouwen.
Wie als leek terecht komt tussen langeafstandsfietsers, zal zich wellicht verwonderen over de gesprekken over de spijsvertering. Wij bespreken bloedserieus de moeilijkheden van het voldoende eten en poepen onderweg. Bij gegniffel daarover kijken we verstoord op. Dit is een belangrijk issue voor ons. Wie ooit hongerklop heeft gevoeld, weet dat dit niet om te lachen is.
Mijn regenjas houdt het goed. Hij lijkt comfortabeler dan de vorige. Maar rond lunchtijd begin ik wel naar koffie te verlangen. Ik kom door allerlei schilderachtige dorpjes, maar die zijn veel te klein om horeca in leven te houden. Ook in het eerste stadje dat ik tegenkom vang ik bot. Er is alleen een Döner-tent. Ik loop toch even naar binnen, misschien hebben ze toch ook wel iets eetbaars. Maar de walm van vlees en frituur is weerzinwekkend. Ik draai me om en loop meteen weer naar buiten. Ik stop wat koekjes in een boterhamzakje in de zak van mijn regenjas en ga verder.
In het volgende stadje heb ik meer geluk. Er is een ouderwetse konditori waar ik een stukje taart en koffie neem. Lekker vet. Dat is goed als je met dit weer lange afstanden fietst. Vet is gezond. Je kan er goed op fietsen en het houdt je warm.
De zon wint toch. Het is droog en halfbewolkt als ik verder fiets. Niet veel later krijg ik het zo warm dat ik mijn regenjas inruil voor de camera. Ik zit dan op een doorgaande weg richting Jönköping. Mijn doel voor de dag is om een stuk noord hiervan aan het grote meer genaamd Vättern een kampeerplekje te vinden. Met het tempo dat ik haal op deze weg moet dat geen enkel probleem zijn.

image

Enige tientallen kilometers voor Jönköping wordt dat anders. De route gaat het bos in, over een dusdanig slecht karrespoor dat ik me afvraag of ik dit wel moet doen. Volgens de GPS komt het snel uit op een normale weg, dus ik zet door. Ik heb tenslotte niet voor niks de FujinSL ingeruild voor een Chamsin.
Maar de weg blijkt ook uit gravel te bestaan. Goed ingereden en onderhouden gelukkig. Er zijn vrijwel geen gaten. En met zo’n rustige, goed controleerbare fiets betekent dit dat ik zelfs op slicks nauwelijks naar de weg hoef te kijken. Het bos is prachtig en ik kan er volop van genieten. De bomen zijn divers, er zijn struiken, bloemen en bemoste rotsen. De weg slingert door deze pracht en ik kan zo hard trappen als goed voor me is. Dit Scandinavië is nieuw voor me.
Vlak voor Jönköping kom ik weer op een normale weg uit. Het stuk door het bos was zwaar, maar ik had het niet willen missen.

image

De stad ga ik in over drukke wegen. In de afdaling negeer ik de fietspaden, ik heb niet zo’n behoefte om met die snelheden een kinderwagen tegen te komen. In de buurt van het meer gaat het langzamer en dan zie ik pas goed wat een mooie stad dit eigenlijk is. Via een fietspad direct langs het water verlaat ik Jönköping weer. Het doet me denken aan een kleinschaliger, Noordelijke variant van het meer in noord-Italië waar ik in 2013 langs fietste. Boeiend om in de voortzetting van die reis dergelijke paralellen te zien.

image

Ik eindig de dag op een camping die door Nederlanders wordt beheerd. Het is stralend weer, de laatste natte spullen kunnen nu drogen. Ik eet een grote pastamaaltijd en schrijf m’n vorige bericht.

image

Er is een enorm contrast met het Lago di Como, merk ik als ik woensdagochtend verder fiets. Waar de oever van het Italiaanse meer is volgebouwd, is hier slechts af en toe een dorp, een gehucht of een solitaire boerderij. In een van die dorpjes kom ik langs de zwemsteiger die als ‘easter egg’ in Google Maps zit. Wie precies op.dat punt streetview aanzet, krijgt een panoramische foto van het meer, met zwemmende kinderen op de voorgrond. Ik pauzeer even om dit punt op de plaat te zetten. Drie jongetjes in zwembroek staan op de steiger.

image

Aan het begin van de middag verlaat ik het meer. Over kleine stille wegen door bossen en langs talloze meren ga ik verder naar het Noorden. Ik eindig de dag op een wat vreemde camping bij Karlskoga, waar ik tot laat buiten zit om te mijmeren en te genieten van de sterren. Ik zie meerdere vallende sterren, maar weet niets om te wensen.

image

Minder dan 24 uur later verandert die situatie volkomen. Ik zal de dag eindigen met wensen waarvan ik niet had  verwacht had ze ooit te uiten.

De dag begint onschuldig. Mooi weer en grote, rustige wegen die lekker doorrijden. Mijn doel is om op zaterdag een rustdag te houden. Daarvoor heb ik een geschikte plek gevonden: een camping op loopafstand van een stadje met voldoende voorzieningen. Probleem is wel dat ik alleen een afstand hemelsbreed heb, niet over de weg. Mijn GPS slaagt er niet in dit te berekenen, blijkbaar zit er een foutje in de kaart waar hij niet voorbij komt. Zelf schat ik het op een dikke vierhonderd kilometer. Goed te doen dus, maar al snel komt één van mijn eeuwige zwaktes boven. Ik ga er aan rekenen tijdens het fietsen. Niet dat ik enige data heb om een goede schatting te maken, maar mijn hoofd komt niet meer tot stilstand.

image

Het leidt af van de omgeving, van het fietsen. Ik blijf maar piekeren over de kilometers, terwijl ik pas vanavond of op z’n vroegst bij de koffiepauze een alternatief kan zoeken mocht het stadje onhaalbaar blijken. Met fotograferen probeer ik mezelf te dwingen naar de omgeving te kijken, maar het lukt maar half.
Aan het eind van de ochtend dwaalt de route van de grote wegen af. Bij een bescheiden klimmetje krijg ik ineens pijn in mijn linkerbeen. Het voelt alsof het in m’n scheenbeen zit, net boven mijn voet. Tegelijkertijd schuiven twee tenen min of meer verkrampt over elkaar heen. Ik schrik, en niet zo zuinig ook. Krijg ik dan nu zo’n gevreesde blessure waar menig fietser een droom door heeft zien vervliegen? Na dertien jaar intensief fietsen zonder een enkel fysiek probleem?
De kilometers houden me opeens niet meer bezig. Ik ben als de dood dat mijn droomreis opnieuw gaat mislukken.
Iets preciezer rondjes trappen lijkt wel te helpen. Het valt me ook op dat mijn voet wat raarin het pedaal zit geklikt. Zit m’n plaatje niet gewoon verkeerd? Ik heb ze de avond voor vertrek vervangen zonder te controleren of ze wel goed gepositioneerd waren. Wat een beginnersfout. Zoiets moet je een maand van tevoren doen, geen dag. Bovendien lijkt de spreidstandcompensatie niet goed, dat kleine beetje dat je plaatje uit de horizontaal moet staan omdat je voeten op een fiets verder uit elkaar staan dan wanneer je loopt.
Een uurtje later vind ik een plek om pauze te houden. Het is een oud station omgebouwd tot een net iets te chic bistrootje in Lesjöfors. Maar ik kan lekker in de zon zitten terwijl ik mijn voet rust geef en aan mijn schoen sleutel. De pijn zakt weg, maar het stelt me geenzins gerust.
Eenmaal onderweg lijkt het erger geworden, maar dan besef ik dat ik het plaatje de verkeerde kant op heb gedraaid. Ik stop, corrigeer en het voelt beter. Nog een paar stops verder en ik heb alleen nog last met schokken of als ik onvoorzichtig klim. Misschien valt het allemaal toch wel mee.
Alleen die schokken. Opnieuw verlaat mijn route de doorgaande weg en kom ik op gravel terecht. En dit keer niet zo fraai onderhouden. Elk gat dat ik niet ontwijk doet pijn. En het zijn geen kleine stukjes gravel. En de klimmetjes gaan niet altijd in 55/28.
Na een lang stuk met veel pijnscheuten kom ik eindelijk weer op asfalt. Nieuw, superglad asfalt. Een verademing. De pijn zakt weer weg en ik kan mijn tempo opvoeren. Het begint tijd te worden om na te denken over waar ik ga eindigen vandaag. En wat ik ga eten. Ik besef dat ik sinds de ochtend geen enkele winkel meer heb gezien. Geen enkel dorp van serieuze omvang. Alleen maar bos met her en der een huis. Deze streek lijkt een bevolkingsdichtheid te hebben die ik alleen maar ken van Finland boven de poolcirkel. Ik heb nog een portie pasta, een paprika en een rol koekjes, dus versterven zal ik niet. Maar karig is het en extra groente, fruit en eiwit lijkt me in deze situatie geen luxe.

image

Ik scroll wat rond op de kaart, maar zie nergens een stadje. De enige camping in de buurt ligt in een gehuchtje zonder winkel of wat dan ook. Ook dat nog. Geen winkel betekent niet alleen karig eten vanavond, het betekent ook dat ik mijn rustdag niet naar voren kan halen mocht dat nodig zijn. De rust en tevredenheid van gisteravond zijn ver te zoeken.
Opnieuw kom ik bij een flink stuk gravel. Maar gelukkig is er een alternatief. Het spiegelgladde asfalt gaat langs de andere kant van het meer noord van deze splitsing. Dat is vijf kilometer om, maar dat heb ik er graag voor over. Bovendien is er een bord dat wijst naar een kleine stad zestig kilometer verderop. Malung heet deze plaats en hij ligt aan de route.
Ook aan deze kant van het meer is niets, ondanks de gloednieuwe weg. Een paar dorpjes, soms zelfs met enig tourisme, maar geen winkel. Mooi is het wel. Ik was in saai productiebos verzeild geraakt, maar hier zijn ook loofbomen, kleine weilanden en water.
Aan de noordkant van het meer gaat de weg naar Malung rechtdoor, een kleine asfaltweg gaat terug naar de oorspronkelijke route. Volgens de kaart zal de hoofdweg na een paar kilometer in gravel veranderen, maar gezien het nagelnieuwe, kamerbrede asfalt lijkt dat me onwaarschijnlijk. De informatie moet achterlopen. Ik neem het zekere voor het onzekere en volg de hoofdweg. Het lijkt alsof ik toch nog op een acceptabel tijdstip op de camping kan arriveren. En wie weet kunnen ze me bij de receptie nog aan een stuk kaas helpen.
Er is een kleine boerderij en het asfalt houdt op. Dus toch. Ik kan me niet voorstellen dat ze bij het vernieuwen van de weg het asfalt niet hebben doorgetrokken, maar het is echt zo. Weer zakt mijn tempo, weer moet ik gaten ontwijken, wat niet altijd lukt met pijnscheuten tot gevolg. Het is een stuk van ruim twintig kilometer en sommige klims gaan net met de ovale 39 tands.

image

Waar ben ik mee bezig, vraag ik mezelf af. Tegelijkertijd weet ik dat ik geen andere keuze heb dan doorgaan tot Malung. Ik kan moeilijk hier mijn tent opzetten en hopen dat het vanzelf beter wordt.
Op de een of andere manier slaag ik er in om door te zetten zonder dat de pijn erger wordt. Ik kom weer terug op mijn oorspronkelijke route, die wel uit asfalt blijkt te bestaan. Zal je net zien. Matig asfalt, maar toch. Een  stuk prettiger voor mijn been. Vooral in de afdalingen, valt me op. Bij een afdaling over asfalt lig ik veel ontspannener in mijn stoel en dat blijkt een groot verschil te maken.
Nog iets verder zie ik op de GPS dat er in Malung zelf ook een camping is. En een supermarkt. En een pizzeria. Op mijn telefoon controleer ik of hij daadwerkelijk nog bestaat en open is, en dat blijkt het geval. Het gaat goed komen. In elk geval vandaag. Morgen zie ik wel.
De supermarkt is open. De camping is duur en ik moet zo’n campingcard kopen, wat pure oplichterij is. Maar hij is comfortabel. Het begint er op te lijken dat een rustdag morgen een goed idee zou kunnen zijn.
Na de pasta en de koffie, buiten op het terras voor de keuken, ga ik in de TV-kamer op de bank zitten om aan dit reisverhaal te beginnen. Na een uur voel ik hoe mijn been aan het ontspannen en herstellen is. Ik schakel naar de klokfunctie van mijn telefoon en zet de wekker uit.