Een paar weken geleden schreef Auke Kok een column in Vrij Nederland waar ik mij nogal aan geërgerd heb. Ik schreef een reactie, die helaas niet geplaatst is. Dus dan maar op liglog.
‘Moderne technologie verziekt de sport’, is de teneur in de column van Auke Kok over het oortjesverbod bij wielrennen. Niet voor de eerste keer. Geklaag over innovatie is een vast onderdeel van elke sportuitgave, elk sportprogramma en elk borreltafelgesprek. Dit moet maar eens afgelopen zijn. Geklaag over innovatie in de sport is namelijk dom, naief en asociaal.
Dom is het omdat ál het materiaal dat in de sport gebruikt wordt, het resultaat is van vele decennia, en soms zelfs eeuwen van innovatie. Denken de klagers nu echt dat de schaatsen die er vóór de klapschaats waren, uit de lucht zijn komen vallen? Dat de fiets waar Eddy Merckx ooit zijn wedstrijden op won, toendertijd niet het nieuwste van het nieuwste was? Schaatsen zijn begonnen als geslepen botten, niet als stalen noren. De fietsen in de Tour hadden echt niet altijd al derailleurs en klikpedalen.
Naief is het om te denken dat het verbieden van nieuwe technologieën voorkomt dat het materiaal een grote rol speelt. De ingenieurs verzinnen altijd wel iets dat netjes door de mazen van het reglement glipt. Fietsen mogen niet aerodynamischer gemaakt worden, dus stoppen ze loeidure keramische kogeltjes in de lagers voor een beetje winst. Als fietsen een minimumgewicht hebben, maken ze de frames zwaarder zodat de wielen lichter kunnen worden. Als aerostrips op schaatspakken niet meer mogen, gaan ze wel de stof anders weven voor een vergelijkbaar effect. Het materiaal zal altijd beter worden. Je kunt dat niet tegenhouden, hoogop een beetje sturen. Het enige dat je met regels kunt voorkomen, is dat iemand met weinig budget maar een geniaal idee een spectaculair resultaat boekt.
Maar het ergste van alles is dat de klagers voorbij gaan aan de grote zegeningen die voortkomen uit de innovatie. Topsport is een laboratorium waarin continu nieuw en beter materiaal ontwikkeld wordt. En van die innovatie profiteren de vele miljoenen amateursporters. Dankzij de grote innovatiedruk in de topsport kan nu iedereen op prachtige schaatsen rijden in plaats van geslepen botten. Dankzij de innovatie heeft elke hardloper nu goede schoenen, rijdt elke wielrenner op een fantastisch efficiënte, betrouwbare en lichte fiets rond. Ikzelf heb dit voorjaar in mijn eentje naar de Noordkaap kunnen fietsen, een droomtocht die onmogelijk zou zijn geweest zonder die prachtige moderne technologie. Op een ligfiets trouwens, ooit door de UCI verboden omdat hij zo goed werkte.
Ook anderen profiteren ervan. We hebben niet voor niets tegenwoordig van die fijne ademende regenjassen, en een stadsfiets zou echt geen 21 versnellingen hebben gehad als de wielerbonzen ooit de derailleur verboden hadden omdat “echte klimmers die niet nodig hebben”. En ja, ook de oortjes zijn nuttig voor de gewone sporter. Denk maar eens hoe nuttig die dingen kunnen zijn voor een sportinstructeur als hij een groep mensen begeleidt bij mountainbiken, kanoën of klimmen.
Echt kwaad hierover werd ik bij de discussie rond de zwempakken. Beseffen die lui bij hun geneuzel over de zuiverheid van de sport wel wat zo’n pak kan betekenen voor een amateur? Dat een zwemmer op leeftijd met zo’n pak misschien nog een paar jaar langer zijn sport kan beoefenen? Voor mij is die zwemmer die pas met 72 jaar hoeft op te houden in plaats van op z’n 68ste, heel wat belangrijker dan de vergelijkbaarheid van een paar records.
En daarom vind ik het zo asociaal. Het geklaag gaat altijd over wat er op TV te zien is, en niet over de sportbeleving van de mensen die daadwerkelijk sporten. Altijd over een romantische herinnering aan prestaties van anderen in een grijs verleden. Nooit over hoe sporters nu genieten van hun sport, zowel de prof die midden in het innovatieproces zit als de amateur die de vruchten ervan plukt. Nooit over hoe opwindend die nieuwe technologie an sich is. Wat de commentator graag op TV ziet, is blijkbaar het belangrijkste. De oude man die dankzij z’n nieuwe koolstof fiets tóch nog een keer Luik-Bastenaken-Luik kan rijden, de klimster die via het oortje de cruciale tip doorkrijgt waarmee ze die moeilijke rots eindelijk weet te beklimmen, die tellen kennelijk niet mee.
Het wordt hoog tijd dat we erkennen dat het bij elke sport gaat om de beste combinatie van mens, training en materiaal. En dat beter materiaal leidt tot een betere sportbeleving voor iedere sporter. Leve de sport, leve het materiaal!