Vanzelf ging het niet, de eerste dagen. De slechte voorbereiding blijft zich wreken. Ik ben blij dat ik onderweg ben, maar ik weet nu wel weer waar mijn gebruikelijke minitieuze voorbereiding toe dient.
Het vertrek vrijdag was wat chaotisch. Bij het inpakken van de laatste dingen was ik warrig, wat veel tijd kostte. Mijn maag wilde nog geen brood, met moeite kreeg ik een bakje sojayoghurt weg. Om half elf was ik eindelijk op pad. Halverwege het Abtswoudse Bos bedacht ik dat mijn achterlicht nog op de WAW zat en weer tien minuten verder was ik dan echt onderweg.
Het eerste deel van de tocht volgde ik mijn standaardroute naar het noorden. Door het Groene Hart naar Muiderberg, brug over, buitenom Flevoland naar de Ketelbrug. Daar aangekomen was het inmiddels eind van de middag. Vijf minuten heb ik staan twijfelen tussen doortrekken naar Friesland en aanhaken bij het velomobieltreffen.
Met nog vier weken in m’n eentje reizen voor de boeg, koos ik voor gezelligheid. En gezellig was het, met alle bekenden en de muziek van Schneewitchen. Nooit geweten dat velomobilisten zulke gothics waren.
Na het ontbijt met gebakken ei was het over met de gezelligheid en brak de zelfgekozen eenzaamheid aan. De Hanzeroute besloot ik op te pikken in Lemmer.
Gevolg hiervan was dat ik met ochtendlicht door de Noordoostpolder fietste. Zo had ik dit gebied nog nooit gezien. Dit traject hoort bij mijn route naar Groningen en Friesland, dus ik ben er vaak geweest. Eenmaal aan het begin van de middag, toen het zomer was en het fietsen wel heel hard ging. Vaker was ik er eind van de middag, in de herfst of winter als het licht zacht is en uit het zuidwesten komt.
Ik was verbaasd over het effect van fel ochtendlicht uit het oosten. De polder had zijn romantiek verloren en was een kille vlakte van landbouwproductie geworden, waarin de in bomen verpakte boerderijen kleine eilanden van gemoedelijkheid waren. Het leek wel een andere wereld.
Vanaf Lemmer zat ik op de Hanzeroute. Ik was enthousiast. De route ging over rustige maar lekker doorfietsende wegen langs de mooiste plekjes van Friesland. Bij de koffie in Hindeloopen zag ik alleen dat de route niet compleet op de GPS stond. Opnieuw downloaden lukte, maar mijn telefoon bleek niet te kunnen unzippen.
Een twitterberichtje hielp. Binnen de kortste keren kreeg ik een uitgepakt gpx-bestand toegemaild. De micro-SD van de GPS past ook in mijn telefoon, en zo kon ik de complete route op het apparaat zetten.
Richting Groningen werd ik voor de tweede keer verrast door het landschap. Ik fietste vrijwel alleen nog maar door bos. Kleine stukjes bos zo leek het aanvankelijk, maar ze regen zich aaneen tot een lange bosroute. Ik wist niet dat hier zoveel bos was.
Het licht werd al wat zachter, scheen mij schuin op de rug terwijl ik over de bospaadjes fietste. Ideaal om foto’s te maken. Ik pakte mijn camera, die zoals gebruikelijk rechts naast me hing. Ik zette hem aan en kreeg de mededeling dat de stofkap nog op de lens zat.
Nietes! Hij hangt er naast! Ik zette het toestel aan en uit, weer dezelfde foutmelding. En zo nog tien keer. Ik kreeg het gevoel dat ik de discussie zou verliezen, terwijl ik toch echt gelijk had. De stofkap zat er echt niet op.
Een discussie verliezen terwijl je toch echt gelijk hebt, kan een hoop geld kosten en dit was zo’n geval. Ik was twee dagen op weg en zat met een kapotte camera.
Bij het dorpje Een vond ik een leuke boerderijcamping genaamd Eenerveen. De campingmevrouw ontvangt mij vriendelijk met een kopje koffie, een zelfgebakken muffin en een mini-LED-lampje als reclamegadget. Dat is toch wel een hoop luxe voor een enkel nachtje!
Het is een eigenaardig gezelschap op de camping. Een vriendelijk echtpaar met een caravan maakt met iedereen een praatje. Een aantal Duitse mannen zit met ontbloot bovenlijf de hele avond te roken. Ze hebben grote caravans bij zich en maken de indruk seizoensarbeiders te zijn. De enige andere tenten zijn van twee dames op heel grote motoren van het merk Honda. Het zijn nogal bekakte vrouwen die met luide stem in ingewikkelde volzinnen de moeilijkheden van het kamperen bespreken. Uiteindelijk gaan ze toch maar naar de pizzeria een dorp verderop.
Vrouwen met brommers. Vreselijk. Misschien nog wel erger dan mannen met brommers.
Na de pasta probeer ik mijn camera te demonteren. Misschien blokkeert wat vuil het lensmechanisme. Ik krijg de achterkant er af, en dan houdt het op. Na wat googlen vind ik een camerahackingsite, en die waren ook niet verder gekomen met de demontage.
Het was zaterdagavond. Uiteraard. Dat betekende dus minstens anderhalve dag fotograferen met mijn telefoon, en daar komt niet veel fraais uit.
Geluk bij een ongeluk was dat er in die periode ook zelden iets te fotograferen viel. De route was tot onder Groningen-stad best de moeite waard, maar ging daarna wel erg veel over uiterst recreatieve paadjes. Van die paadjes die in deze tijd van het jaar niet veel veiliger zijn dan de snelweg, met al die recreanten die niet weten hoe ze zich moeten gedragen op het fietspad. Van die mensen die naast elkaar fietsen op een tweerichtingfietspad van 1,20 meter breed en in paniek raken bij een tegenligger. Of zonder ergens over na te denken een blinde hoek om komen zetten op datzelfde fietspad. Dan ga ik niet teveel om mij heenkijken, laat staan fotograferen.
Aan de andere kant van de grens gedroegen de recreanten zich een stuk gedisciplineerder, maar de wegen werden slechter. Gravel, zand, kapotgereden klinkers. Vaak was het moeilijk om de kuilen te ontwijken en de fiets rechtop te houden. Het tempo zakte in.
Een grensstreek is vaak dun bevolkt. Het land rafelt er uiteen. Behalve de slechte wegen zag ik ook weinig leven en bedrijvigheid. Het duurde tientallen kilometers voordat ik een plek vond om koffie te drinken. Daarvoor moest ik dan zelfs nog een stukje van de route af.
Maar toen had ik ook wel een kop koffie die ik niet snel zal vergeten. De bakkerij in Werthelo vierde zijn honderdjarige bestaan. De hele parkeerplaats was omgebouwd tot feestterein, met biertent en hoempapaorkest. Bijna alles kostte 100 cent, dus ik had voor twee euro koffie en een stukje taart.
Wat een feest. Het hele dorp was er.
Overigens maar goed ook dat het zo goedkoop was. De taart was vies, de koffie ranzig en het orkest speelde vals. Vooral de dames met hun clarinetten waren niet om aan te horen.
Nogal anders dan wat ik die avond hoorde. Ik had mijn tent opgezet vlak naast een stuwmeer dat compleet omsingeld is door campings. Na de afwas hoorde ik in de verte een prachtig dameskoor. Het gezang deed me denken aan de sirenen uit Oh Brother Where Aret Thou. Geïntrigeerd liep ik de dijk op, het stapeltje schone vaat nog in de hand. Het leek eerst van de buurcamping te komen, maar na een bocht in de dijk merkte ik dat het van verder kwam.
Uit het halfduister zag ik een groep mensen opdoemen die mij tegemoet liepen. Een grote groep. Meisjes in halflange rokken, jongens in witte overhemden met korte mouwen. In rijen van vijf wandelden ze op mij af.
Ze passeerden mij, slechts een enkeling merkte mij op. Toen kwam er nog een groep, groter dan de eerste. Ik liep verder in de richting van de muziek. Een paar kleinere groepen passeerden mij, allemaal jongens in witte overhemden en meisjes in rokken tot op de knie. Er was er bijna niet een bij met overgewicht.
Niemand zag mij. Het was alsof ik voor hen niet bestond.
Het gezang werd nu afgewisseld met gelach. Ik bereikte een strandje waar de zangeressen moesten zitten. Ik besloot niet de dijk af te gaan. Ze zaten daar vast niet te wachten op een onchristelijke fietser met een baard van vier dagen en een stapel pannen op zijn rechterhand.
Vanochtend was de dijk uitgestorven, op een man met twee honden na.
—-
Inmiddels heb ik de conclusie getrokken dat de slechte wegen geen toeval zijn. Telkens weer kom ik op brakke gravelwegen, zandwegen en kinderkopjes terecht. Ik baal er goed van, dat hoort gewoon niet thuis in een route voor vakantiefietser. Nu weet ik wel dat er mensen zijn die er juist voor gaan. Die routes zoveel mogelijk plannen over gravel en zandwegen. Die dat juist een uitdaging vinden.
Op zich hebben ze gelijk. Het is een uitdaging. Er is zelfs een speciaal woord voor. Die uitdaging heet “mountainbiken”.
Mooie sport.
Maar reizen op de fiets gaat er om dat je ver komt en veel van de omgeving ziet. Op slechte wegen ga je niet alleen veel langzamer bij dezelfde inspanning, je blik is ook nog eens vrijwel continu gericht op die paar meter weg voor je voorwiel. En fotograferen kun je helemaal wel vergeten, als je al met één hand kunt fietsen, worden alle foto’s onscherp omdat je de camera niet stil kunt houden.
Als ik naar grind wil kijken, dan koop ik wel een zak bij de Gamma.
Nu zijn er grote gebieden waar je er niet aan ontkomt. Maar West-Europa hoort daar niet bij. Hier is altijd wel een alternatieve route over rustige wegen van op z’n minst redelijke kwaliteit. Waar je kilometers kunt maken terwijl je om je heen kijkt. Waar je zonder risico al fietsend foto’s kunt maken.
In dit deel van Duitsland is fietsen over slechte wegen helemaal zinloos. Als je namelijk even een seconde tijd hebt om opzij te kijken, zie je mais. Aan de andere kant zie je productiebos, als je mazzel hebt. De asfaltwegen zijn hier mooier. Als bij een asfaltweg aan beide zijden maisvelden liggen, staan er in elk geval nog berken of andere mooie bomen in de berm. En staat er her en der een boerderij of schuur. Elke paar kilometer is er een dorpje.
In Lilienthal, vlak voorbij Bremen, fietste ik langs een fotowinkel die zowaar open was op maandag, om twee uur. Een vriendelijk meisje helpt mij aan een goedkoop cameraatje: een Panasonic Lumix DMC-FS16. De verpakking, software en een deel van de accessoires laat ik achter. Je doet er toch niks mee.
Ik ben zo blij dat ik weer kan fotograferen. Met gestuiter over brakke wegen tussen maisvelden heb ik het nu helemaal gehad. Ik zoek mijn eigen weg wel. Ik kies telkens een paar dorpjes uit die op de route liggen, en neem dan de directe weg daartussen. Deze tactiek bevalt goed. Het fietst prettig, gaat sneller en ik geniet van het landschap.
Inmiddels ben ik een slordige twintig kilometer zuid-west van Hamburg. Echt opschieten doet het dus niet. In 2010 had ik iets meer dan drie dagen nodig om in Lübeck te komen, nu ben ik er nog minstens een halve dag van verwijderd. In totaal heb ik nu 735 kilometer gereden, dat heb ik ook wel eens beter gedaan. Maar ach, een paar weken terug lag ik nog ziek op bed en nu fiets ik weer. Ik heb weer een camera, mijn GPS werkt en ik weet nu hoe te navigeren. Toen vanavond mijn tent stond, viel het gewicht van de moeizame start van mijn schouders.