De dag na de rit door Parijs ging de route verder naar Avallon. Daar hield mijn huidige track op en zou ik overgaan op de volgende. Volgens mijn berekening zou dat nog 70 tot 100 km fietsen zijn. Daarna kon ik nog de hele middag fietsen naar een geschikte plek voor mijn rustdag.

Maar Avallon bleek verder weg dan gedacht. Veel verder. Tijdens de koffie in Villeneuve scrollde ik wat op mijn GPS en ontdekte dat er ruim honderd kilometer miste. Een deel daarvan kon ik verklaren door verkeerd rijden, campings die niet op de route lagen en kleine ommetjes. Maar het kon niet anders dan dat ook mijn track in werkelijkheid langer was dan aangegeven.
Daar schrok ik behoorlijk van. Ik dacht een dag op schema voor te lopen, maar dat was slechts een halve. Als mijn tracks structureel langer zouden blijken te zijn, dan had ik een probleem.
Het zal me toch niet gebeuren dat ik mijn rustdag in Avallon moet houden. Dat nooit. Minstens één stadje verder.
Ik maakte een ruwe berekening en besloot dat het mogelijk was. Maar dan moest ik structureel boven de dertig rijden. Zo vlak voor de rust is dat niet gemakkelijk, maar als zo’n idee eenmaal in mijn kop zit, gaat het er niet meer uit. Opnieuw werd de tijdrijder in mij wakker. Ik had wind mee en de rit ging aanvankelijk over de grotere doorgaande wegen. Ik zocht mijn ideale ritme op en hield dat vast alsof het een reddingsboei was.
De vereiste snelheid haalde ik met gemak. Maar ik zou dat wel zes uur lang vol moeten houden. Daar twijfelde ik behoorlijk over, maar rustiger aan doen was geen optie meer.
De grote wegen waren nu mijn natuurlijke omgeving. Voor sommige delen zou ik op andere dagen een alternatief hebben gezocht, nu maakte ik er dankbaar gebruik van. Hier kon ik in trance doormalen zonder dat iets mijn ritme verstoorde. Bij Auxerre volgde ik brutaal de rondweg, die hier toch niet echt voor fietsers geschikt is. Maar hard ging het.
Eten was lastig omdat ik niet al mijn brood gesmeerd had. Bovendien zat het in mijn tas en niet in mijn zak. Eten zou dus even stoppen betekenen, en dat was natuurlijk onmogelijk.
Van Auxerre naar Avallon gaat over kleinere wegen, en hier kom ik iets meer bij zinnen. Ik begin weer foto’s te maken en naar andere dingen te kijken dan de GPS en het asfalt voor mijn neus. Het laatste stukje van de track gaat door een prachtig dalletje waar ik enorm van geniet. Ik weet dan al dat het me gaat lukken.
In Avallon zelf moet ik sowieso pauze houden. Ik wil inkopen doen en mijn drinkzak is al een tijdje leeg. Naar de supermarkt is een flinke klim die ik met een lege maag en een uitgedroogde keel moet doen.
Natuurlijk ben ik vervolgens te lui of gehaast om mijn restant brood te smeren, zodat ik af en toe maar wat droog brood wegkauw. Naar Saulieu is dan nog zo’n veertig kilometer, waarvoor heel veel geklommen moet worden. Mijn drinkzak raakt opnieuw leeg en het tempo dondert in elkaar.
Vlak voor zevenen ben ik op de camping. Mijn eerste week heb ik afgesloten met een rit van 230 kilometer en 1700 hoogtemeters. Ik ben gesloopt.