De serveerster was zo mooi dat ik vergat om fooi te geven. Het was mijn tweede koffiepauze van de dag. Al uren verlangde ik naar ijs, en nu, hier in Beaufort had ik een plek gevonden waar het verkocht werd. Door een prachtige dame, vermoedelijk met een donkere ouder of grootouder. Eenvoudig gekleed, zonder een spoortje make-up maar met een kleine tatouage achter haar oor. Mooier dan alle Françaises die ik op mijn reis had gezien.

Het is maar goed dat ik pas op 130 kilometer zit, bedacht ik me. Anders mocht ik nog eens op onhandige ideeën komen. Ze vulde mijn waterzak met ijskoud water en wist me te vertellen dat Bourg-Saint-Maurice geen uitgestorven wintersportstation hoog in de bergen was maar een normale stad. Ik ging dus verder. Dat soort beslissingen neem ik als ik op fietsvakantie ben. De tocht gaat dan voor. Altijd. Zelfs in dit geval.
“Bon courage!” zei ze nog. Ik zou het nodig hebben.
Het was al kwart over vier toen ik weer op weg was. Al vrij snel kwam ik een informatiebord tegen voor fietsers. De col was tegen de 2000 meter, ik zat pas ergens rond de 800. Het was warm en ik had nog geen boodschappen gedaan voor het weekend. Bourg-saint-Maurice was nog 40 kilometer fietsen.
Al een tijdje wilde mijn voorderailleur niet op het kleine blad schakelen. Dat was bij de vorige cols lastig geweest, die waren weliswaar nog geen 900 meter maar wel zo steil dat ik met mijn uitgeputte lijf die granny echt nodig had. Ook die klims kwamen aan het eind van de dag. Uiteraard.
Nu viel het gelukkig mee. De steilste stukken waren 8%, maar vrijwel alles was lichter. Het ging prima op het middenblad. Wel moest ik goed blijven eten, wat met die hitte altijd lastiger blijft dan in de Noorse kou. Koekjes met chocola was het dieet, weggespoeld met lekker koud water.
Op één steil stuk moet ik toch naar de 30 tands. Ik ontdek dat er nog een extra klikje in mijn shifter zit, en daarmee schakelt de ketting naar de plek waar ik hem hebben wil. Was dat nu alles? Hoe kan ik dat toch over hoofd hebben gezien.
Gerustgesteld ga ik verder. De weg gaat haarspeldbocht na haarspeldbocht omhoog langs de westelijke helling van de berg. Af en toe heb ik schaduw van de bomen, maar vaak ook niet. Als ik voor de tweede keer stil moet houden om even uit te puffen, bedenk ik me dat het geen slecht plan is om mijn winddichte ondershirt uit te trekken. Sterker nog, dat is zo’n goed plan dat ik het best in de voorgaande dagen ook ten uitvoer had kunnen brengen.
De weg vlakt af. Prettig om halverwege de klim een beetje te kunnen herstellen. Het wordt zelfs helemaal vlak, dus ik schakel naar de 55 tands.
Het lukt niet. De derailleur wil niet verder dan het middenblad. Wat stom. En ook best onhandig, bij de afdaling kan het erg prettig zijn om een groot verzet paraat te hebben, al was het maar om sommige bochten gemakkelijker uit te komen wanneer er een haastige motorrijder tegen je spatbord drukt.
Laat ik het meteen maar fiksen, denk ik. Ik stop in de schaduw en zet de kabel strakker. Zonder haperen pakt hij meteen weer alle drie de bladen.
Maar het zou nog lang duren voordat ik de grote cirkelzaag weer nodig heb. De klim gaat verder. Echt leuk vind ik het eigenlijk niet, gek genoeg. Het is alleen maar zwaar. Ben ik nou niet goed genoeg getraind? Of moet ik gewoon nog een beetje wennen? Is het de hitte of de afschuwelijke herrie van de motorrijders?
Bon courage. Ik ga door. Al had ik een keus, Bourg-Saint-Maurice gaat het gewoon worden. Afzien hoort er bij en opgeven vergeet je nooit.
Hoeveel haarspeldbochten nog tot de top? Ik scroll wat op de GPS en tel er negen. Ik ben er nog lang niet. Dan zie ik een stadje genaamd Beaufort op de display verschijnen en besef ik dat ik de verkeerde kant op tel. De andere kant op is er nog maar een, en dan is er een groot meer. Beter.
Een euforisch gevoel overvalt me als ik het meer nader. Ik weet dat ik nog een paar honderd meter hoger zal moeten, maar toch. Tussen de bomen door zie ik kale bergtoppen met plekken sneeuw. Ik rij een paar honderd meter vrijwel vlak en dan is daar het meer. Prachtig. Blauw water, omringd door hoge toppen en loodrechte rotswanden. Als bij toverslag verdwijnen de bomen. Daar is mijn beloning voor het geploeter op die hete westelijke helling.
Klimmen is toch eigenlijk best wel leuk.
De weg wordt nu helemaal vlak. Ik schakel weer omhoog, maar opnieuw gaat de ketting niet verder dan het middenblad. Ik concludeer dat de kabel bezig is met breken. Balen, maar ik heb reserve mee. Toch stom dat ik ze niet vervangen heb voor vertrek. Maarja, er waren al zoveel onverwachte klussen aan mijn fiets. Dan moet dit maar onderweg.
Aan de overkant van het meer gaat de weg verder omhoog. Heerlijk. Het uitzicht is het mooiste dat ik tot nog toe ben tegengekomen, en de inspanning geeft mij eindelijk die intense bevrediging die alleen een zware klim kan geven. Ik zweef terwijl ik vecht tegen de zwaartekracht.
Op de col zelf ben ik zo blij dat ik iemand vraag om een foto te maken van mij bij het bord. Cormet de Roselend heet het hier. 1968 meter.
De afdaling is weer eens ijzingwekkend. Ik zal er nooit van houden. Op een recht stuk schiet ik zomaar over de 85 km/h heen, en dat vind ik niet leuk. Aan deze zijde van de berg zijn veel meer haarspeldbochten. Telkens weer keihard remmen, fiets de bocht door laten rollen, op hoge snelheid de remmen laten koelen en dan weer in de ankers. Het wordt routine, maar wel een routine waarbij je nooit een fout mag maken.
Naar beneden lijkt het altijd zoveel langer en steiler dan omhoog. Heb ik dat echt allemaal geklommen op een achternamiddag?
Bourg-Saint-Maurice is gelukkig alleen maar naar beneden, zodat ik uiteindelijk om tien voor zeven voor de Intermarché sta. Ik doe inkopen voor anderhalve dag en ga naar de camping die een paar honderd meter verderop is. Een fijne camping met goede voorzieningen, daar was ik ook wel aan toe na deze zware dag.
Ik kook zoveel pasta dat ik het precies op kan. Dan maak ik koffie en tracht mezelf te motiveren om mijn fiets te repareren. Het wordt al donker en ik besluit dat het beter is om het morgenochtend te doen, voordat ik aan de Iseran begin.
Maar het jeukt toch. Ik wil het gewoon gefikst hebben voordat ik ga slapen.
Het probleem zit niet in de binnenkabel. Het is de buitenkabel die kapot is, precies daar waar hij het frame in gaat. En een buitenkabel heb ik niet bij me. Uiteraard. Morgenochtend een nieuwe kopen is mijn eerste gedachte, maar het is zaterdagavond. Uiteraard.
Waarom heb ik dat toch niet even gecontroleerd voor vertrek? Omdat het al tienduizenden kilometers prima werkte misschien. Of omdat ik soms slordig ben, zelfs met deze fiets.

En zo zit ik hier op zaterdagavond, in mijn eentje met mijn weblog als enige gezelschap en een biertje gekocht bij de receptie. Geen fut of fiets om de stad in te gaan. Inmiddels heb ik een mogelijke tijdelijke oplossing bedacht waarmee ik het wellicht ga redden tot Italië.

Toen ik vanmiddag vertrok richting deze stad, deed ik dat in de verwachting morgen door te kunnen stomen naar de Iseran, de grote col van deze reis. Nooit had ik kunnen bevroeden dat ik hier wellicht anderhalve dag zou stranden. Daar sta je dan met je discipline. Bon courage.

Maarja, ook in Beaufort is de fietsenmaker dicht op Quatorze Juillet.