Het oude veerhuis ziet er uit als een klein kasteel. Het kijkt uit over de plek waar de smalle en de brede stroom van de Elbe bij elkaar komen, nadat de rivier zich in tweeën heeft gesplitst om een van de vele eilanden te omstromen. Op het terrein rond het veerhuis is een Biergarten ingericht, een echte Duitse. Hij is grotendeels leeg, maar ik zit er.
Het viel niet echt mee om dit te bereiken.

Zondagavond haalde ik net niet de Tsjechische grens. Beetje een teleurstelling natuurlijk, het geeft altijd een mooi gevoel om een landsgrens te passeren. Maar de camping en het stadje waren dermate aangenaam dat het me niet echt deerde.
De volgende ochtend was ik vlot de grens over. Ik had weinig proviand, dus ik kocht in een van de grenswinkels een paar snickers. Altijd goed. Daarna ging mijn route de bossen in.
Prachtig bos was het. Slechte wegen die af en toe flink omhoog en omlaag gingen, maar het was er rustig en groen. En schaduwrijk. Dat was erg prettig op deze bloedhete dag.
Na het verlaten van het bos bereik ik snel een wat groter dorp, met een geldautomaat en een supermarkt. Ik pin 2000 kronen, dat lijkt me een aardig bedrag. In de supermarkt realiseer ik me dat het eigenlijk veel te veel is. Aan de Duitse kant van de grens was het allemaal al vrij goedkoop, hier zijn de prijzen echt laag. Ik koop brood, fruit en nog wat dingen en ga weer verder.
Langs de route zijn nu meer akkers dan bossen, waardoor ik het flink warm begin te krijgen. Het gaat voornamelijk over kleine weggetjes van het ene ingeslapen gehucht naar het andere. Er zijn veel vervallen en verlaten huizen, boerderijen en kleine fabriekjes. Het woord “weg” is vaak ook wel veel eer voor de verzameling slordig opgevulde gaten waarover ik moet zien te fietsen. De val van de muur is hier nog lang geen grijs verleden.
Midden in zo’n gehucht is een grasveldje met wat bankjes. Ik besef dat ik erg weinig gegeten heb en neem pauze. Het brood smaakt me heerlijk. Zo fijn om na de Franse en Italiaanse schuimpjes weer echt brood te eten. Ik eet heel snel tweederde van het brood weg. Dit had ik nodig.
Zo zittend op het bankje merk ik dat ik aardig last heb gekregen van mijn billen en onderrug. Dit zijn eigenlijk geen wegen voor een ongeveerde fiets op 35mm-banden.
Kort na de middag kom ik op een grotere weg terecht, en dat is dan weer het andere uiterste. Goed asfalt, maar het is heel druk en ze rijden als gekken. Met mij zijn ze nog wel voorzichtig, ik word ruim gepasseerd. Maar richting elkaar zijn de chauffeurs heel asociaal. Dat iemand naar de andere baan gaat om mij in te halen is prettig, maar om daarvoor nou een tegenligger bijkans van de weg te drukken gaat wel ver. Ik wil niet meemaken dat er vlak voor mijn neus twee tegen elkaar knallen.
Gelukkig kan ik vrij snel een dorpje in om de drukte te ontwijken. Maar dan loop ik vast op een grindweg die te slecht is om te rijden. Ik moet terug naar de grote weg, die een paar kilometer verderop een klein stadje in voert.
Ik passeer een Italiaanse ijs-en-espressobar. Dat is een teken denk ik en stop. Heerlijk ijs en een dubbele espresso op een stoel met een kussen. Mijn lijf heeft het nodig.
Dit gaat niet langer zo. Ik heb betere wegen nodig met deze fiets. Op mijn GPS zoek ik alternatieve routes over iets grotere wegen. Ik markeer de afwijkingen van de oorspronkelijke route met waypoints. De wegen die ik uitzoek hebben voornamelijk driecijferige nummers. Die met twee cijfers zijn te druk, met vier cijfers te slecht. Ik heb slechts enkele uren nodig gehad om die vuistregel te ontdekken, en gedurende de rest van het Tsjechische traject blijkt hij aardig te kloppen.
Het gaat wat beter nu. Er komt weer wat voortgang. Het zal geen geweldige dagafstand worden, maar 150 kilometer moet er toch wel in zitten. Ondanks dat de heuvels vrij vlak zijn, moet er flink geklommen worden. Elk dorp is zodanig tegen een helling aan gebouwd dat ik er alleen in 39/32 uit kan klimmen. De afdaling het dorp in is dan weer dusdanig vol van hindernissen dat het vrij langzaam moet. Dat kost dus veel tijd en energie.
Het is een droog landschap. Eindeloze graanvelden, af en toe wat bomen en nergens een meer of rivier. De hitte slaat op mijn maag, het lukt me vrijwel niet om te eten. Ik begin enorm te verlangen naar de Elbe en naar Duitsland. Wat zal het fijn zijn om daar dag na dag langs die prachtige rivier te fietsen.
Tegen vijven kom ik in een wat grotere stad. Tijd om even te pauzeren en een overnachtingsplek uit te zoeken. Er is een mooi plein met een leuk terras.
Nee, ik heb het niet naar mijn zin hier, maar het moet gezegd worden: er zijn hier heel mooie stadjes. Mooie vrouwen ook, maar meestal net een beetje te truttig. Dusdanig truttig en opgedirkt dat ik er een conservatieve inborst achter begin te vermoeden. Mooi en aantrekkelijk zijn overlappend, maar zeker niet synoniem. Ik heb in Tsjechië veel mooie maar vrijwel geen aantrekkelijke vrouwen gezien.
Er zijn twee campings naast de route, op een kleine tien kilometer en op dertig kilometer. De eerste is wel erg dichtbij, de tweede ziet er op de kaart wat raar uit, alsof hij midden in het dorp ligt.
Voor de zekerheid google ik de tweede. De omschrijving is recent en ziet er goed uit. Dat moet hem dus maar worden. Op deze manier kom ik dan toch nog boven de 160 kilometer uit vandaag.
Als ik in de buurt van het dorp begin te komen wordt de omgeving prettiger. Er is zowaar een riviertje en het wordt wat groener. Ik begin het prettige gevoel te krijgen dat de dag toch nog mooi gaat eindigen.
Het is een flinke omweg naar het dorpje. Het gaat toch nog minstens kwart over zeven worden. Maargoed, zo in het hoogseizoen zijn de recepties goed bemand, dus het zal wel loslopen.
Er is niks in het dorp. Geen camping, geen pension, zwembad of restaurant zoals in de omschrijving. Niks. Ik vraag aan een man die zijn tuin aan het sproeien is, en hij wijst mij de weg naar het volgende dorp, waar de camping dan echt moet zijn.
En daar is inderdaad een camping. Uitgestorven en armoedig. Met grote, vervallen en smerige groepsaccomodaties die niet zijn opgeruimd. Er is een man aanwezig, de beheerder. Verder ziet het er uit alsof iedereen vorige week voor de pest is gevlucht.
Nee, dit is geen gewone camping, vertelt de man mij. Dit is alleen voor groepen kinderen.
Arme kinderen. Wat een teringzooi.
Hij verwijst mij naar een andere plek in het dorp. Daar is de reguliere camping. Ik kom langs een kiosk, daar moet ik maar verder vragen.
De kiosk is er. Een bouwval aan een zwemplas waar wat mensen van middelbare leeftijd bier uit flesjes drinken. Niemand die iets van een camping weet.
Ik heb hier geen zin in. Ik weet dat niemand er een probleem van maakt als ik mijn tent opzet en mij was in de zwemplas. Maar ik wil het gewoon niet. Ik heb bijna tweehonderd kilometer gereden onder moeilijke omstandigheden en ik wil een goede douche, een WC en als het even kan een tafel en een stoel om aan te eten.
Dan maar een hotel. Zou normaal gesproken niet in me opkomen met dit weer, maar nu lijkt het me echt de zinnigste oplossing. En eigenlijk heb ik er inmiddels wel zin in ook.
Op hemelsbreed tien kilometer ligt een kleine stad genaamd Louny. Dat lijkt de beste kans te bieden. Het ligt flink naast de route, maar het moet nu maar. Die paar kilometer extra heb ik al bijelkaar gefietst vandaag.
De weg er heen is groot en druk. Aanvankelijk is er nog een parallelweg, maar daarna moet ik er toch echt op. Het gaat wel bergaf, met zestig kilometer per uur is het snelheidsverschil met de vrachtwagens gelukkig beperkt. Maar morgen moet ik dat allemaal weer omhoog fietsen. Ik baal nu al bij de gedachte. Nouja, misschien is er een alternatief. Straks maar even op de GPS kijken.
In het centrum, aan het grote plein, zitten drie hotels naast elkaar. Ik kies het hotel uit waarvan de inrichting modern is, maar nog wel een beetje no-nonsense. Ik zet mijn fiets tegen de gevel en loop naar binnen. Het is inmiddels half negen.
Ik kom als eerste een serveerster tegen die er uitziet alsof ze het buskruit niet heeft uitgevonden, en dat die status haar uitstekend bevalt. Ze spreekt geen woord Engels of Duits, maar blijkt wel in staat om haar beduidend intelligentere collega erbij te halen. Deze dame spreekt perfect steenkolenengels en kan mij wel helpen. Ze moet ondertussen haar domme collega gedetailleerde instructies geven over het uitserveren van een fles champagne en nog tien dingen regelen, maar het lukt. Ik heb een kamer. Mijn fiets kan op het terras aan de achterkant van het gebouw staan.
Dat terras is nogal chic, constateer ik als ik mijn fiets parkeer. Mooi ingericht en met een schitterend uitzicht over het groen en de wijde omgeving. Ik ben vergeten te vragen wat het kost. Misschien heb ik vanochtend wel te weinig gepind in plaats van te veel.
Als ik naar mijn kamer loop kom ik de dame weer tegen en vraag of ze ook vegetarische maaltijden hebben. Inmiddels ben ik te moe om nog op zoek te gaan naar een pizzeria. Ze hebben er verschillende, dus ik zeg dat ik even snel ga douchen en dan kom eten.
Ik ben nog maar net uitgekleed of de telefoon gaat. Ze vraagt of ik nog steeds wil eten, want de keuken gaat om negen uur dicht. Negen uur? Zo vroeg? Ik vraag vijf minuten, ren onder de douche door, schiet schone kleren aan en ga naar beneden, waar ze al klaar staat met de kaart.
Pas later zal ik me realiseren dat Tsjechië helemaal oostelijk in de tijdzone ligt. De dag begint en eindigt hier een uur vroeger dan in Nederland.
Het schemert al flink als ik mijn eten en mijn bier krijg. Het is heerlijk. Ik probeer me te ontspannen en mezelf deze luxe te gunnen, maar dat gaat niet meteen. Het gedoe en gehaast van de afgelopen uren zitten nog in mijn lijf. Maar ik ben wel veel verder gekomen dan ik voor mogelijk had gehouden.

—-

Na de beste nachtrust in maanden sta ik verkwikt op. Vastbesloten om het uiterste uit deze nacht in dit luxe hotel te halen, besluit ik om te gaan douchen en me te scheren. Douchen voor het fietsen, het is water naar de zee dragen. Maar wat is het lekker. En wat is het ook lekker om schone lenzen in schoongespoelde ogen te doen. Een comfort dat ik thuis alleen in het weekeinde heb en onderweg alleen op de rustdag. Het is een klein genoegen waar ik intens van kan genieten.
Het blijkt dat Louny aan een zijrivier van de Elbe ligt. Ik hoef niet terug de heuvel op over die drukke weg. Ik kan gewoon vanuit het hotel de rivier volgen. Dat is een meevaller.
Het ontbijt is ook een meevaller, het is lekker en zelfs voor een fietser ruim voldoende.
En ook de rekening valt mee, ik hoef niet bij te pinnen. Als ik dat had geweten had ik van meet af aan voor een hotel gekozen. Want na tweeëneenhalve week slapen in een tent en ruim drieduizend kilometer fietsen was ik hier wel aan toe.
Het kost me uiteindelijk nog flink wat tijd om de Elbe te bereiken en pas halverwege de middag rij ik Duitsland binnen. Maar wat is die rivier toch mooi. De fietsroute is uitstekend, op een paar trajecten na waar de overstroming dit voorjaar ernstig heeft huisgehouden.
Kort over de Duitse grens zit ik in het Elbsandsteingebirge. Een schitterend natuurgebied dat gekenmerkt wordt door grote zandsteenformaties die door de rivier zijn uitgesleten. Deze rotsen bestaan uit grote zuilen en wanden die hoog boven het omringende land uitsteken. Spectaculair, heel bijzonder en bij Nederlanders vrijwel onbekend.
Opvallend trouwens, hoe slecht de meerderheid van de mensen Europa eigenlijk kent. Men vliegt met een gerust hart naar de andere kant van de planeet om daar bijzondere natuur te zien die je hier in Europa ook hebt, op een dag sporen van huis.
Ik ben nog nooit buiten mijn eigen werelddeel geweest. En hoe meer ik hier rondfiets, hoe meer ik besef dat mijn leven te kort is om maar een fractie te zien van wat Europa te bieden heeft. Mijn fiets, mijn rugzak en af en toe een trein zijn echt meer dan genoeg om mijn leven te vullen met prachtige reizen.
En een van die juwelen van Europa is dus de Elbe. Die machtige rivier die hier het zandsteen heeft uitgeslepen, grote vlaktes in het laagland heeft neergelegd en in het noorden een majestueus estuarium in de Waddenzee vormt.
Ik ga er zo van genieten. Op dit traject ga ik bijkomen van de zware week door de Alpen en Tsjechië. Nieuwe energie opdoen om straks langs de fjorden de strijd aan te gaan met weer en wind, met de eenzaamheid en de zwaartekracht.