Vijf rivieren stromen vanuit Duitsland de Waddenzee in via een groot estuarium. Hoe groot de rivier is en hoe groot het estuarium, daar lijkt weinig verband tussen te zitten. De getijden van het Wad en de stormvloeden van de Noordzee hebben bij de Eems net zo’n gat in de kust geslagen als bij het onbetekenende stroompje dat de naam Jade draagt.
Maar toch. De Elbe is de grootste van de vijf, en de Elbemonding is ontzagwekkend. Breder dan de Waddenzee op sommige plaatsen. Zo breed dat de eerste reguliere veerverbinding naar de overkant enige tientallen kilometers landinwaarts is. Zo groot, dat als de wind stroomopwaarts gericht is, je een flink zeewaardig schip nodig hebt om bij windkracht vijf over te steken.
En lang. Bijna 1200 kilometer, van de bergen op de grens tussen Polen en Tsjechië via het Elbsandsteingebirge ten zuiden van Dresden, via Maagdenburg en Hamburg tot aan de Waddenzee bij Cuxhaven.
Nee, ik heb niets tegen de andere vier. Sterker nog, ik hou van alle rivieren die in de Waddenzee uitmonden en misschien is het een leuk idee om ze eens allemaal af te fietsen. Maar er kan er maar één de koningin zijn, en dat is de Elbe.
En juist die rivier vormde een prachtige verbinding tussen mijn etappe door de Alpen en de start van de grote ronde door Scandinavie die het tweede deel van mijn reis vormt.
Zoals ik al eerder schreef, toen ik eenmaal een vast punt had gevonden in de Åland-eilanden, viel de rest van de route vanzelf op z’n plek. Dit was zo’n logische schakel.
In de vorige post beschreef ik het eerste deel van mijn route langs de Elbe, die in Tsjechië overigens Labe heet. Het wordt nu tijd om de tweede helft te vertellen, vanaf Dresden tot het punt waar ik gistermiddag de Elbe vaarwel zei.
Het vorige bericht schreef ik in Zschieren, waarvan ik dacht dat het een voorstadje van Dresden was, totdat ik een tram tegenkwam. Het bleek meer een sjieke doch saaie buitenwijk te zijn. Gelukkig wel met een Biergarten.
Dresden was dus de eerste stad die ik doorkruiste de volgende dag. Dat ging vrij gemakkelijk. De oever is tot vrijwel aan het centrum een soort park met een uitstekend fietspad. Veel mensen maken hier gebruik van. Er zijn racefietsers, scholieren, oudere recreanten en vooral veel mensen die de Elbradweg fietsen, herkenbaar aan twee achtertassen en een stuurtas. De fietsroute is namelijk zo rijkelijk voorzien van pensions, privatzimmer en B&B’s, dat slechts een minderheid voor kamperen kiest.
In het centrum zelf zijn de oevers volgebouwd met historische gebouwen. Dat moet je vrij letterlijk nemen, veel oude gebouwen zijn historiserend herbouwd na het misdadige bombardement begin 1945. Wat mij betreft volkomen terecht. Jammer dat dit bij Rotterdam anders is aangepakt.
Na Dresden volg ik voornamelijk de officiële Elbradweg. Die is weliswaar minder efficiënt dan mijn eigen route, maar hij is wel mooi en rustig. Ik verbaas me over de Elbradwegkultur. Om de haverklap is er een Radlercafé, een Radfreundlicher pension of zelfs een Radlerkirche. Deze fietsroute is echt een fenomeen in Duitsland.
Slechts zelden maak ik gebruik van deze faciliteiten. Ik wil gewoon doorfietsen zoals ik dat gewend ben, en voor de pauzes profiteren van de typische Duitse Konditorei, waar je voor een paar euro een mok koffie, een zoet broodje en een volle Camelbak hebt.
Wat me minder bevalt zijn de vele stukjes fietspad met kinderkopjes. In de fietspaden liggen ze vaak in de bochten voor maximaal effect, en naarmate ik verder kom zijn de hoofdstraten van de dorpjes er steeds vaker en over steeds grotere lengtes mee geplaveid. Best wel vervelend, zeker met een ongeveerde fiets.
Heel geleidelijk gaat het landschap over van een rivier die door de heuvels snijdt naar dat van een laagvlakte waar uiterwaarden en dijken de stroom intomen.
Dat wil zeggen, meestal intomen. Want vorige maand is de Elbe nog met veel geweld buiten haar oevers getreden. Overal zijn de sporen nog zichtbaar. Akkers staan soms nog half onder water. Op veel plaatsen liggen de zandzakken nog tegen de dijk of naast de weg. Bijeengespoeld vuil ligt in hopen naast het fietspad. Bakens liggen geknikt op de kop van de kribben. Tot hoog in de bomen en de toppen van lantarenpalen zit het vuil.
Verbazingwekkend eigenlijk, dat de Elbradweg nu al weer zo goed toegankelijk is. Daar is heel hard aan gewerkt. En dat geeft ook weer aan hoe belangrijk deze fietsroute is voor de economie van dit gebied.
Ik realiseer me dat het niet vanzelfsprekend is dat overal de schade nu al hersteld is. Campings liggen vaak dicht bij het water, menigeen zal overstroomd zijn geweest en het is natuurlijk maar de vraag welke al weer open is en welke nog niet.
Veel vroeger op de dag dan gebruikelijk maak ik mijn plan. In Wittenberg is een camping die op de website beweert al weer helemaal open te zijn, dankzij de inzet van veel vrienden en vrijwilligers. Qua afstand ligt hij prima, dus dat moet hem dan maar worden. Ik moet al lang blij zijn dat ik überhaupt zo dicht bij mijn oorspronkelijke route kan kamperen.
De camping ligt bij het westelijke bruggehoofd. Als ik bij de receptie arriveer lopen er twee Dobermanns los. Ik vermoed dat ze bij de camping horen en begin tegen ze aan te kletsen. Ze reageren er vrolijk op maar durven toch niet dichterbij te komen. Naast een auto vlakbij staan vier mensen het met een wat ongemakkelijke blik aan te kijken, duidelijk bang voor de honden. Typisch. Mensen zijn vaak bang voor bepaalde honden, omdat deze een slechte reputatie hebben. Maar in de praktijk zijn het niet de honden, maar de baasjes waar je voor op moet passen. Vechthonden zijn niet gevaarlijk, ze worden gehouden door gevaarlijke mensen. Dus twee loslopende Dobermanns zonder baasje in de buurt zijn totaal ongevaarlijk. Het zijn honden zoals alle andere. En ik, liggend op mijn rug op een lage racer, is voor hen nog altijd een lid van de dominante soort en zeker niet iemand om ruzie mee te maken.
Ik had het leuk gevonden als ze dichtbij hadden durven komen. Even kroelen en dat omgeklapte oor recht vouwen.
Die avond loop ik het stadje in. Het is de stad van Maarten Luther, de man die de zoveelste godsdienststrijd veroorzaakte en tevens een berucht jodenhater. Maar hier natuurlijk een held.
Veel mooie gebouwen waar ik wat op kan fotonerden. Ook wat café’s. Ik loop lang te dralen over de vraag welke ik uit zal kiezen, alsof dat veel uitmaakt. Uiteindelijk kies ik iets dat er soort van hip uitziet, wat natuurlijk enorm tegenvalt. Maar ja, ondertussen is het gaan regenen dus verkassen is wat veel gevraagd.
Als ik terug loop naar de camping word ik opgevroten door de muggen. Afschuwelijk. Ik vermoed dat de overstroming hier ook debet aan is. En terwijl ik me verweer tegen de parasieten, besef ik hoe dichtbij Scandinavië begint te komen. In het donker wandel ik over de brug en reken uit dat ik over ongeveer een week in Noorwegen zal zijn. Waar mijn reis totaal zal veranderen. Dan loop ik niet ’s avonds vanuit de camping naar een stadje om me af te vragen welk café het beste bij mij past. Dan zet ik thee onder de TL-balken in de keuken en schrijf in eenzaamheid aan mijn weblog. Daar is het niet de grote vraag hoe vroeg op de dag ik mijn ondershirt zal uittrekken, maar of ik mijn regenbroek nodig ga hebben.
Noorwegen. Daar begint het afzien. Daar zal ik moeten bewijzen dat ik nog steeds de fietser ben die ik altijd was. Noorwegen. Waar de mannen worden gescheiden van de automobilisten. Noorwegen.
Ik ben wat gemakkelijker weg de volgende dag, maar nog niet zoals het zou moeten. Mijn discipline is nu even anders dan hoe hij in Scandinavië zal moeten zijn. Maar ik ben op weg op een moment waarop de gebruikelijke tweehonderd kilometer niet bij voorbaat onmogelijk is.
Deze dag rij ik veel door bos. Heel prettig, want dit is de zoveelste bloedhete dag. Aangezien er geen afdalingen meer zijn, neem ik niet meer de moeite om een winddicht ondershirt aan te trekken. Mijn bovenshirt draag ik eigenlijk alleen om boterhammen bij de hand te hebben en om een beetje beschaving in stand te houden.
Het is ook de dag waarop ik Maagdenburg doorkruis. Opnieuw een mooie stad. Vlak voordat ik de stad bereik, ontdek ik dat de wartelmoer uit mijn rechterpedaal gevallen is. Dat betekent dat de lagers niet meer axiaal opgesloten zitten. Niet meteen dramatisch, maar het moet opgelost. Een passende wartelmoer vinden is natuurlijk lastig, dus ik verzin iets met een stukje plastic en ducttape.
Niets dat niet kan worden opgelost met ducttape.
Bij een ijstentje in Maagdenburg hou ik even halt voor koffie en ijs. Ik knip een passend stukje plastic uit een kauwgomdoosje dat ik naast de weg heb gevonden, en tape dat in mijn pedaal. Het lijkt te werken.
De stad uitkomen is een rotwerk. Ik kom langs reuze interessante haven- en fabrieksterreinen, maar opschieten doet het niet. Tegen de tijd dat ik Maagdenburg echt achter me heb gelaten, heb ik al door dat mijn oplossing niet goed werkt. Het tape is te zwak.
Wat nu? Andere pedalen? Iets in laten vliegen?
Ik laat het wat bezinken. Voorlopig moet ik kilometers vreten. Ik kom langs allerlei interessante plekken, variërend van historische stadjes tot imponerende mijnbouw.
Ineens realiseer ik me dat ik tie-wraps bij me heb. Al jaren. Een hele collectie, die ik nooit aanspreek. Daarmee kan ik iets in het pedaal drukken dat het kogellager op zijn plek houdt. Iets in de vorm van een buisje, bijvoorbeeld electriciteitspijp.
Verbazingwekkend hoe je al fietsend naar niets anders kan kijken dan het afval in de berm.
Of toch wel. In het dorpje na de imponerende mijnbouw komt mij een dame tegemoet. Een van de vele Elbradwegfietsers. In een fietsbroek en een hardlooptopje. We kijken elkaar aan. Wat een beauty. Waarom haal ik haar niet in, zodat we tenminste dezelfde kant op fietsen. We glimlachen naar elkaar en dat was het dan. Een prachtige vrouw alleen op fietsvakantie. En ik. Je ziet elkaar om geen andere reden dan dat je elkaar nooit meer tegen zult komen.
Een halve minuut later zie ik een kapotte koplamp op straat liggen en vermoed dat ik daar het juiste buisje uit kan zagen om het pedaal te fiksen.
Ik eindig op een camping bij een grote zwemplas midden in het bos. Duitser kan het niet. Maar ik heb 195 kilometer gefietst en ik sta er goed. Na het douchen en eten probeer ik mijn pedaal te repareren, maar de koplamp helpt niet. Een drie maal rondgebogen stripje uit een petfles werkt wel, en dat trek ik met een tie-wrap onder spanning. Mijn pedaal werkt weer. Ik ga naar het Gästehaus van de camping om voor de muggen te vluchten en om een biertje te drinken.
Ik krijg in mijn kop dat ik mijn rustdag aan de Oostzee ga houden. Op de camping op Priwall. Omdat ik daar heel bijzondere herinneringen aan heb vanuit mijn vakantie afgelopen herfst. Ik zie het helemaal voor me hoe ik daar in zo’n kneuterige strandtent me stiekem bezondig aan vis en heel veel halve liters. Het zou soort van haalbaar moeten zijn als ik heel vroeg opsta en zeer gedisciplineerd fiets. Het kan, in principe.
Maar de eerste hindernis kom ik al tegen als ik de openingstijden van de receptie check. Ik moet er langs om de borg van mijn sleutel terug te krijgen. De receptionist is er toevallig ook en vraagt hoe vroeg ik weg wil. Ik durf niet te zeggen dat ik om zeven uur al weg wil en maak er acht uur van. Geen probleem.
Oke, acht uur. Ik ben er op tijd met mijn bepakte fiets. Ik lever de sleutel in en ga op weg. Langs uitgestorven voorrangswegen maak ik de eerste kilometers. Ergens tussen de akkers, ver weg van elk huis zie ik voor mij een groot dier over de weg lopen. Heel gedecideerd, in een rechte lijn. Alleen zijn poten bewegen, het bovenlijf gaat zuiver voorwaarts, als een tijdrijder.
Ik kan het niet geloven en ik durf het nog steeds niet te geloven.
Ik kom dichterbij en hou mijn camera op scherp. Helaas denk ik er niet aan om autofocus aan te zetten.
Op een paar meter afstand kijkt het dier om en ziet mij. Ik druk af. Het lijkt op een kruising tussen een Duitse herder en iets heel zwarts. Maar jong, bijna volwassen. Hij ziet mij en verdwijnt.
Ja. Het zou kunnen. Wat op mijn SD-kaart staat, zou heel wel een wolf kunnen zijn. Een wolf. De absolute toppredator in Europa. Afgezien van de mens dan, maar die lafaard gebruikt strikken en vuurwapens. Nee, de echte toppredator. Degene die met zijn eigen poten en kaken elke prooi in zijn jachtgebied aan kan. Behalve dan de mens, daar is hij iets te slim voor.
De kans is niet groot, dat weet ik. Bijna altijd als mensen een wolf denken te zien, blijkt het een verwilderde hond te zijn. Maar toch. Het leek gewoon niet echt op een hond. Hij had een jonge kop maar niet het lijf van een pup. Ik ben heel benieuwd of er op Twitter een deskundige zit die er iets van durft te zeggen. Tijdens mijn koffiepauze vraag ik in ieder geval alvast of er überhaupt wolven leven in dit gebied. Dat blijkt zo te zijn. Meerdere roedels zelfs die ook welpen hebben gekregen onlangs. Dus wie weet.
Het is mijn laatste dag langs de Elbe en ook de laatste dag voor de rust. Zaterdag wordt mijn rustdag. Mij hoop om aan de Oostzee bij te komen van deze week is inmiddels vervlogen. Ik was daarvoor te laat weg en ergens heb ik flink om moeten fietsen vanwege een geblokkeerde weg. Ik moet een alternatief vinden.
Mijn drinkzak gaat leeg 50 meter nadat ik een Radlercafé ben gepasseerd. Ik draai om voor koffie, taart en water. Het café is een oud boerenhuis met blauwe kozijnen en een vrij wilde tuin. Er zit al een groep mensen met elektrische fietsen. De dame die de boel runt komt vrij nerveus over en reageert paniekerig op kwesties als het feit dat ik naar de de WC moet en een volle waterzak wil. En dan moet ze ook nog koffie zetten en taart uitserveren en afrekenen en in de gaten houden dat iedereen zijn appelsap wel opdrinkt. Hoe moet dat in hemelsnaam op zaterdag, als de hele tuin vol zit.
Het komt allemaal goed, de taart smaakt uitstekend, ik krijg een nieuwe voorraad water en ik vind een plek voor de rustdag: Ratzeburg. Mooi stadje aan een meer met een camping op vier kilometer.
Niet veel later neem ik afscheid van de Elbe. Bij een onbetekenend gehuchtje. Ik loop even de dijk op om nog een keer goed te kijken en een panorama te schieten. Daarna loopt de weg nog even parallel aan de dijk. Precies wanneer de teller van mijn GPS op 3700 springt, buigt de weg af en verlaat ik definitief de rivier.
Ik kom nu terecht in het gebied waar ik eerder fietste, op weg naar de veerhaven van Travemünde tijdens mijn rondje Scandinavië. Deels rij ik zelfs over dezelfde wegen. De volgende fase van mijn reis is aangebroken.
Walter,
Veel succes met het volgende stuk van je reis.
Mocht je in Zweden in Rydaholm komen en je komt Ed tegen (hij heeft daar een aannemersbedrijf), doe hem de groeten van mij. Als je in Noorwegen in Åmotsdal komt, ga dan naar de plaatselijke supermarkt en doe de groeten aan Vincent.
Beiden zijn kennissen van me die de overstap naar het mooie scandinavien hebben durven maken.
Ik lees graag je reisverslagen.
Barbara
Mijn nachtdienst vloog om door t lezen van je reisverslagen. Ik heb van 8 tot 28 juli de Jutlandroute gefietst. Lang niet zo ver, zo hard en zoveel km op 1 dag maar wel genoten van het onderweg zijn op de fiets. Ik blijf je volgen en ondertussen droom ik al weer van een volgende fietsvakantie (waarschijnlijk de Hart van Engeland route)