Het was een vreemde gewaarwording om net voorbij Travemünde een afgeladen strand te zien en toch iets noordelijks te voelen. Het was bloedheet, overal mensen in luchtige kleding, speedboten lagen geankerd vlak voor het strand. Maar het was noordelijk.
Misschien was het dat deze badplaatsen sjieker en rustiger zijn dan die bij ons aan de Noordzee. Op straat is weinig lichtreclame, alles is netjes en schoon. In het ijscafé waar ik koffie dronk hing over de rugleuning van elke stoel een smetteloos witte handdoek. Zowel het personeel als de gasten hadden veel aandacht besteed aan hun kleding. Ik vouwde een oude rekening van een overnachting open en legde deze op de zitting van de stoel, zodat de kettingolie op mijn fietsbroek geen vlekken zou achterlaten. Ik keek uit over het strand. De Oostzee is echt anders. Noordelijk.

Het was de ochtend na mijn rustdag in Ratzeburg. De eerste dag van de etappe naar Hirtshals, naar het echte noorden. Een slordige zeshonderd kilometer tot aan de veerhaven waar ik de boot naar Noorwegen zou nemen. Drie dagen fietsen dus. Drie dagen die niet te vergelijken zouden zijn met het cruisen langs de Elbe. Ik voelde het Noorden aan mij trekken. Dit was niet het vakantiefietsen door mooie landschappen van de afgelopen week. Er moesten kilometers gemaakt worden.

De eerste dag zit ik nog in Duitsland, in Sleswig-Holstein. Een glooiend landschap met veel bos en kleine, door bomen en struiken omzoomde akkers. Ik rij meestal over kleine weggetjes of rustige voorrangswegen die vaak van uiterst belabberde kwaliteit zijn. Als deze wegen fietspaden hebben, zijn deze meestal nog beroerder dan de weg zelf. Boomwortels, scheuren in het asfalt, split en gedwongen oversteken op gevaarlijke punten.
In Ratzeburg had ik in een lokaal krantje gelezen dat er in de deelstaat een heftige politieke strijd was over de infrastructuur. Rechts wilde nieuwe wegen aanleggen, terwijl links, en dan met name de Groenen, het geld liever stak in onderhoud van de bestaande wegen.
Het is vrij duidelijk wie er tot nog toe de overhand heeft gehad in deze discussie.
Ergens hier passeer ik het punt waar mijn route zichzelf kruist. Helaas merk ik het pas te laat op, waardoor ik geen foto’s heb hiervan. Hopelijk denk ik er op de terugweg wel aan.
Rond de tijd dat mijn water op raakt en het tijd wordt om een overnachtingsplek te kiezen, kom ik terug bij de kust. Opnieuw ga ik naar een ijscafé aan het strand voor mijn pauze. Deze is minder sjiek dan de vorige, maar nog steeds erg verzorgd en rustig. Ik neem een tonic en een aardbei-kiwi-ijsje. Dan ga ik op de GPS zoeken naar een camping vlakbij Flensburg.
Er zijn er twee aan de Duitse kant van de grens. Eentje ligt direct aan de kust. Heel aantrekkelijk, maar wel flink naast de route. De ander ligt vrijwel aan de route, maar in het binnenland vlakbij doorgaande wegen. Ik kan niet meteen kiezen en zet een waypoint op de plek waar ik de knoop moet doorhakken.
Ik bedenk me dat mijn euro’s bijna op zijn. Hopen maar dat het hier niet al te duur is. Of dat ik anders kan pinnen. Zou toch vrij lullig zijn, kom je aan met je dure ligfiets, je legt je RX1 op tafel en dan kun je je ijsje niet betalen.
Het gaat net goed. Ik heb nog vijftig cent over. Bij de eerste de beste bank pinnen, en dan meteen ook maar genoeg, zodat ik niet hetzelfde probleem heb wanneer ik in the middle of nowhere de grens met Finland oversteek.

Als ik verder fiets, begint het te betrekken. Zodanig dat ik vermoed dat ik mijn eerste regen ga krijgen. Gelukkig ben ik inmiddels zo noordelijk dat de meeste campings voorzieningen volgens het Scandinavische model hebben: een keuken, een zitruimte en plaats om kleding te drogen.
Het valt me op dat de plaatsnamen een Deens karakter krijgen. Ook de bouwstijl verandert. Ik nader Scandinavië, of in ieder geval Denemarken. De grens tussen Duitsland en Denemarken is niet heel scherp.
De weg daalt. Ik zie bordjes die verwijzen naar een veerverbinding. Het zal toch niet waar zijn. Ik heb nog geen bank gevonden en voor vijftig cent kom ik vast niet naar de overkant.
Maar het is wel waar, en in het dorpje is geen bank. De veerpont kost 1,20. Ik ben gestrand op zeventig cent.
Ik zie een vrouw een hond uitlaten en vraag haar waar de dichtstbijzijnde bank is. Ze weet het niet, en roept haar man erbij. Die noemt mij de naam van een dorp, waarop ik vraag aan welke kant van het water dat is. Dat valt mee. Ik zeg dat, en waarom. De mensen vinden het enorm lullig voor mij, maar hebben zelf ook geen geld op zak. ‘Wacht maar’, zegt de man en loopt weg. Vijf minuten later is hij terug met twee euro en een alcoholvrije Erdinger.
Wat zijn er toch een lieve mensen op de wereld.
Ik bedank ze hartelijk en ga de pont op. Het is dan nog zo’n anderhalf uur fietsen tot mijn bestemming voor deze dag. En het duurt nog best lang voordat ik een bank tegenkom.

Door de vertraging is de keuze in feite al gevallen op de camping naast de route. En eigenlijk heb ik daar ook het meeste zin in. Ik hoef echt niet naar een hippe strandtent vanavond. Gewoon een plek om te douchen, te koken, eten en te slapen. Zoals dat gaat in Scandinavië. Zoals ik straks zes weken zal leven. Ik ben nog lang niet overgestoken naar Noorwegen maar ik wil al wel dat levensritme aannemen.
En de camping voldoet precies aan mijn verwachtingen. Ik kan koken, aan een tafel eten en mijn telefoon opladen in de zitruimte.

Sinds mijn vorige vakantie heb ik een haat-liefdeverhouding met Denemarken. Het land heeft heel mooie gebieden, maar fietsroutes zijn vaak heel slecht en fietspaden liggen vol split. Aan de andere kant, ze hebben hier wel brood. Goed brood. Brood waar je als fietser wat aan hebt. In Frankrijk en Italië is er brood dat prima smaakt het eerste uur nadat je het gekocht hebt, maar erg voedzaam is het niet en snijden in handige boterhammen is er niet bij. In Italië ben ik uiteindelijk overgestapt op meergranenbiscuits. Je moet toch wat. Op een ciabatta kun je echt niet fietsen. Je hebt ongeveer 2/3 rol van die koekjes nodig om de Stelvio op te komen trouwens.
Toen ik Oostenrijk en Tsjechië bereikte werd het beter. Brood zoals ze dat in Duitsland ook bakken. Voedzaam en het wordt in plakjes gesneden als je het lief vraagt. De smaak is zodanig dat je smeerkaas nodig hebt en de boterhammen verbrokkelen, maar je kan tenminste een beetje normaal eten tijdens het fietsen.
Maar in Denemarken is het goed. Tarwebrood, in stevige boterhammen gesneden, gemakkelijk te eten en dan hebben ze ook nog jam in knijpflessen zodat je onderweg met minimale moeite een nieuwe voorraad boterhammen smeert.
Wat was mijn lichaam daar aan toe. Echt goed brood dat je zonder moeite in grote hoeveelheden naar binnen schuift. Een van de redenen om in Scandinavië te fietsen. Ineens besef ik hoe ik heb zitten klooien met het eten de afgelopen weken.
Deze eerste dag in Denemarken kom ik door een aantal mooie stadjes, zoals Aabenraa, Haderslev en Silkeborg. Uiteindelijk strijk ik neer op de camping van Resenbro. Een verpauperde bedoening, die gek genoeg wel perfect schoongemaakt is. Voor mij dus prima, ik kan er goed koken, aan een tafel eten en mijn apparaten opladen terwijl ik op een bank zit. Wat wil een mens nog meer.
En de keuken heeft een waterkoker. Ik kan ontbijten met koffie zonder mijn pannen uit te pakken. Ik zit op een bankje in de zon en neem de tijd om hiervan te genieten. Hirtshals haal ik toch wel vandaag.
Het is voor het eerst koud. Of in ieder geval, de hitte is voorbij. Ik trek mijn ondershirt aan en zal het pas bij het douchen weer uittrekken. Ik ben nu echt in het Noorden aangekomen.
Voor de Denen is dit ook het verre noorden. Deze streek is dunbevolkt, ik kom nauwelijks stadjes tegen. Pas bij Aalborg is er weer een grote bevolkingsdichtheid en een economie die uit meer bestaat dan landbouw.
Deze stad markeert ook het punt waarop ik het vasteland van Denemarken verlaat. En daarmee kom ik terecht in het echte buitengebied van het land. Er is hier weinig meer dan losse boerderijen en buurtschapjes.
Het is dan nog zo’n zeventig kilometer naar Hirtshals. Het verlangen naar Noorwegen drijft mij voort. Het is nu zo dichtbij. Morgen neem ik de veerboot en dan begint het grootste, zwaarste en mooiste deel van de reis. De Stelvio en de Iseran waren goede oefeningen voor het eindeloze klimmen langs de fjorden. Ik heb nauwelijks een druppel regen gehad, maar straks moet ik om de haverklap besluiten hoeveel regenkleding ik aan ga trekken en op welk moment ik mijn camera in veiligheid moet brengen. Tot nu toe heb ik vooral wind in de rug gehad, maar straks moet ik tegen de westenwinden en de poolwind inbeuken.
Er is niets wat ik zo graag wil als dat. De 4400 kilometer die ik tot nu toe gefietst heb zijn kinderspel in vergelijking met wat komen gaat. De tijd voor het echte werk is aangebroken. Ik ben er klaar voor.

Het land is hier zo vlak als een polder, maar in de verte zie ik de duinen. Ik nader het punt waar mijn Noordkaaproute uit 2009 kruist met de huidige route. Ik zie bekende plaatsnamen verschijnen op de borden.
Wat is er al niet gebeurd sinds die tijd. Liefdes gegaan, gekomen en weer gegaan. Grote en kleine reizen. Veranderingen op mijn werk en in mijn huis. Vrienden die vertrokken uit Delft, die kinderen kregen of trouwden.
En ik blijf maar fietsen op diezelfde Fujin SL. Jaar na jaar, reis na reis.

Ik ben intens gelukkig wanneer ik Hirtshals bereik. Het is een mijlpaal die voor mij zoveel belangrijker is dan de grote cols die ik heb gedaan. Het waren gemakkelijke kilometers vanaf Ratzeburg. Maar nu sta ik op de drempel van Scandinavië.
Ik koop een ticket en ga naar de camping. Het is er druk, de kookstellen en afwasplekken zijn vrijwel permanent bezet. Ik heb redelijk vlot mijn maaltijd bereid en de boel weer afgewassen.
Daarna maak ik een mok oploskoffie. Ik ga zitten aan de picknicktafel die het minst in de wind staat. De avondzon schijnt tussen de wolken door, die snel langs de hemel trekken. Mijn telefoon laat ik uit. Ik sluit mijn ogen en neem een slok.
Op dat moment voel ik een rust die ik nog niet eerder heb gehad deze reis. Mijn hele lijf ontspant. Ik ruik de zee, voel een lichte huivering door de harde wind.
Nee, ik heb nog niet het begin van een verklaring hiervoor. Maar hier in het Noorden ervaar ik een rust die ik nergens ander heb meegemaakt. Alsof er niets meer moet, en datgene wat dan toch moet, vanzelf wel gaat gebeuren.
Ik loop naar het strand en de haven om wat foto’s te maken. Net als de vorige keer dat ik hier was, waait het hard en zijn de wolken prachtig. Het verbaast me hoe langzaam de tijd gaat.

DSC05814_v1

Graanveld in het noorden van Denemarken