Bij elk bericht dat ik tijdens mijn fietstochten schrijf, elke keer dat ik er over vertel, elke keer dat ik een nieuwsgierige voorbijganger uitleg geef over mijn fiets, hoop ik dat ik iemand inspireer om te gaan fietsen. Het is mijn kleine bijdrage aan een betere wereld.

De fiets als vervoermiddel. In het persoonlijke leven van de doorsnee West-Europeaan zijn er weinig dingen die zoveel goeds doen voor de wereld en tegelijkertijd zoveel levensgeluk schenken. Het brengt gezondheid voor jezelf en voor anderen. Het spaart ruimte, het milieu en geld. De lichaamsbeweging maakt je vrolijk en geeft je een lekker lijf.

Als ik terugkijk op de verhalen over laatste reizen die ik gemaakt heb, vraag ik me af of ik mijn doel niet een beetje voorbij schiet. Enerzijds gaat het over allerlei lullige pech en materiaalproblemen. Anderzijds schrijf ik over afstanden en snelheden die voor een beginnend fietser onhaalbaar zijn, en voor menigeen zelfs altijd onhaalbaar zullen blijven. Geven mijn verhalen niet een beeld van fietsen als een voortdurend gevecht tegen allerlei ellende? En zijn de vrolijke verhalen niet eerder intimiderend dan inspirerend?

Ik loop hier al een tijdje over te piekeren, en daarom heb ik nu de behoefte om het wat te relativeren. Pech levert de beste kroegverhalen op, maar het komt weinig voor. En je hoeft echt niet twee uur lang 13 meter per minuut te klimmen om te kunnen genieten.

Laat ik beginnen met de pech. Ja, ik heb de laatste twee reizen ongelooflijk veel pech gehad, vooral tijdens mijn rondje langs Oostzee en Waddenzee in de herfst van 2012. Maar is dat de norm? Tijdens mijn rondje Scandinavië in 2010 heb ik in anderhalve maand eigenlijk geen andere pech gehad dan een verloren zonnebril. Niet eens een lekke band. Tijdens mijn laatste reis heb ik een maand lang alleen maar zon, zon, zon gehad. Het was zo zonnig dat ik vervelende plekjes op mijn gezicht kreeg van de zonnebril, en ik één of ander Aloha Vere-spul moest kopen om mijn huid te redden. In Noorwegen kreeg ik het uiteindelijk wel voor mijn kiezen, maar dat weet je als je in het hoogseizoen daar gaat fietsen.

Wat er in de herfst van 2012 gebeurde was zo uitzonderlijk dat ook doorgewinterde fietsers niet konden geloven wat ze lazen op mijn weblog. Lach er om, huil er om, maar denk vooral niet dat dat normaal is. En ja, een klein jaar later ben ik komen te staan met een gebroken frame. Maar zoals ik al eerder schreef, ik heb die fiets volkomen opgefietst. Tienduizenden kilometers heb ik er mee gereden. Dat deed ik niet omdat het zo vervelend was.

En dan die afstanden. Moet je echt een atleet zijn om een beetje fatsoenlijk met de fiets op reis te kunnen? Om te beginnen: ik heb echt geen carrière als profwielrenner gemist. Natuurlijk, ik heb enige aanleg, maar die dagafstanden van boven de tweehonderd kilometer komen vooral voort uit goed materiaal en tien jaar lang naar mijn werk fietsen. Maar eigenlijk heb ik best wel een gammel lijf, dat ik met veel fietsen aan de praat houd.

Ik fiets in principe 1000, en tegenwoordig 1100 kilometer per week. Dan heb ik tijd genoeg om ’s avonds rustig te eten, een wandelingetje te maken en van mijn avond te genieten. Ik heb minstens één koffiepauze per dag en elke week een dag rust. Ik heb tijd om te fotograferen onderweg.

Stel je bent minder getraind, wilt een uurtje langer slapen en wat vaker even stoppen om iets te bekijken. Je fietst maar de helft van wat ik doe. Negentig kilometer per dag, elke week een rustdag.

Dan fiets je in drie weken naar Rome.

En wat een reis is dat! Vanuit de polder langs grote rivieren naar het zuiden, door Duitsland, over de Alpen, langs prachtige Italiaanse steden en stadjes. Je krijgt zoveel te zien dat je het nauwelijks kunt verwerken.

Rome. Drie weken. Negentig kilometer per dag.

Voor iedereen die een beetje recht van lijf en leden is, is dit goed te doen. Natuurlijk, neem goed materiaal en train een beetje van te voren. En zorg dat je goed eet. Maar hier raak je echt niet van uitgeput. Je hoeft niet vroeg op en niet tot in de avond door te fietsen. Dit kan vrijwel iedereen.

In mijn solotochten zoek ik min of meer het uiterste op van wat mijn lichaam aankan. Maar dat is niet de norm. Het is niet nodig om een onvergetelijke ervaring te hebben. Met minder vakantiedagen en op een veel lager tempo kun je nog steeds fietsreizen maken die je de rest van je leven als kostbare herinnering zal koesteren. Hou dat in gedachten als je mijn reisverhalen leest. En ga lekker fietsen.