Er is een foto van mij bij het monument op de poolcirkel. Ik gebruik hem vaak als ava op social media, hij staat bij één van de berichten over de voorbereidingen van deze reis. Ik heb hem ook wel als profielfoto op Tinder gebruikt, wellicht met succes maar ik heb dat nooit nagevraagd. Op die foto sta ik gelukkig en vol zelfvertrouwen. Het is de dag dat ik na tien dagen stilzitten in Nesna eindelijk weer fiets. De dag dat ik de hoogvlakte van Saltfjellet oversteek. Die uitstraling komt niet uit de lucht vallen.
Wat ik op die foto nog niet weet, is dat mijn frame gescheurd is. Een paar uur later is er van het zelfvertrouwen weinig meer over, dan zit ik teleurgesteld treinkaartjes te bestellen voor de terugreis.
Er is soms een licht ironisch gevoel als ik deze foto gebruik. Ik zet hem in vanwege de zelfverzekerde uitstraling, terwijl ik weet wat de kijker niet weet: namelijk hoe kwetsbaar die zelfverzekerdheid is.
Nu ik de Noorse grens gepasseerd ben, nader ik het moment dat ik opnieuw bij dat monument zal staan. Hopelijk weer met zelfvertrouwen, maar veel rustiger dan twee jaar geleden. En met een fiets zonder scheur.
Het is iets meer dan anderhalve dag fietsen vanaf Nyheim naar de poolcirkel. Ik zal dit hele stuk op de E6 zitten, de hoofdweg die als een slagader door heel Noorwegen loopt, van Oslo in het zuiden tot Kirkenes bij de Russische grens. Dat klinkt niet als een fijne omgeving voor fietsers, maar noord van Steinkjer is er weinig aan de hand. Soms is de weg zo smal dat een middenstreep ontbreekt.
Ik ontbijt met oploskoffie en een rol koekjes. Mijn brood was gistermiddag opgegaan, en ik had geen zin om nog een dag langer met dat kleffe en ongesneden brood te zitten. Ik gokte er op dat ik langs de E6 vrij snel brood zou kunnen kopen. En waarom zou je op vakantie niet een keer met koekjes ontbijten.
Het duurt echter tot lunchtijd voordat ik het eerste plaatsje tegenkom waar ik brood kan kopen. Trofors heet het. Op het pleintje voor de supermarkt zijn wat picknicktafels. Hier ga ik even zitten om wat brood te smeren en te eten. Ik eet als een bezetene. Ernstige honger. Alsof ik dagenlang tekort ben gekomen. Wat misschien ook wel een beetje waar is, het Zweedse brood was niet zo voedzaam en gemakkelijk te eten.
Als duursporter kan ik me soms verbazen over hoe weinig mensen serieuze honger lijken te kennen. Mensen die weinig bewegen kunnen met zo weinig toe. Een boterham, een kleine salade en ze zitten alweer vol. Het gekmakende gevoel van gebrek aan energie is hen compleet vreemd. Zeker in periodes dat ik met dit soort projecten bezig ben, groeit er een kloof van onbegrip tussen mensen zoals ik, en hen die kennelijk leven van lucht en een vingerhoedje water per dag. Als ik uitga de avond na een lange training, komt er honger. En de borrelhappen bestaan dan uit een bakje met vijf olijven of een handje pinda’s. Het komt regelmatig voor dat ik ’tot zo’ mompelend de kroeg uit loop om falafel of friet te eten, met het gevoel dat iedereen knettergek is geworden.
Met zo’n gevoel zat ik het Noorse brood te eten. Hoe overleven ze het in Zweden met dat totaal niet voedzame brood, laat staan in Italië of Frankrijk, waar het brood niet meer is dan culinair verantwoorde suikerspin?
De snelle lunch geeft me de energie om door te fietsen naar Mosjøen, waar ik pauze wil houden. Mosjøen is een historische havenstad, waarvan het oude deel nog grotendeels uit houten huizen bestaat. Ik vind er een bistro die van binnen strak ingericht en tot in de puntjes verzorgd is, maar waarvan het terras meer de uitstraling heeft van een versleten snackbar. Op dit terras zitten wat mannen koffie te drinken. Eén van hen heeft het hoogste woord. Hij praat keihard en barst elke zin in lachen uit. Ik moet er om gniffelen terwijl ik mijn koffie drink. De taart smaakt uitstekend.
Tijdens de pauze denk ik wat na over de planning voor de komende dagen. Er is rust nodig. Ik heb twee veerboten nodig die maar een paar keer per dag varen. Als ik het onhandig doe, ben ik wel erg veel aan het wachten. Maar haasten, daar heb ik ook geen zin in, nu het mooiste deel van de reis is aangebroken.
Door de onverbiddelijke dienstregeling van de veerboten, maakt het uit waar ik vandaag mijn tent ga opzetten. Een aantrekkelijke optie is Korgen, een dorpje waar ik in 2010 ook heb gekampeerd, en waar ik een heel goed gevoel bij heb. Maar dan maak ik niet veel kilometers vandaag. En daar voel ik me niet lekker bij. Dat is ten onrechte, maar dat heb ik op dat moment niet door. Ik heb me namelijk vergist in de afstand van Rognan, het plaatsje waar ik morgenavond hoop te eindigen, tot Bodø waar ik de boot naar de Lofoten zal nemen. Ik denk dat die 200 kilometer is, maar het is slechts 100.
Om in Korgen te komen, moet je van de E6 af. Er is een lange tunnel die voor fietsers verboden is. Zo’n verbod moet je hier serieus nemen, er zijn tunnels waar je door de uitlaatgassen niet levend uit zou komen. De alternatieve route gaat over de berg, Korgenfjellet. Een klim naar 500 meter, vaak zo zwaar dat ik de granny nodig heb om door de haarspeldbochten te komen. Maar net als de dag ervoor, ben ik blij dat ik niet door de tunnel ga. Opnieuw is het een mooie berg met bijzondere uitzichten.
Na de afdaling sta ik in Korgen. Het gevoel is er nog steeds. Een prettig dorpje, en de camping is sfeervol. Maar het is nog geen vijf uur en ik wil de rit naar de veerhaven niet extra onder druk zetten. Ik kijk nog eens op de GPS en m’n telefoon. De volgende kampeermogelijkheid, in Bjerka, ziet er goed uit op papier. Ik moet ook niet teveel blijven hangen aan voorgaande reizen en gewoon iets nieuws proberen.
Een goed halfuur verder rij ik het terrein op. Een tegenvaller. Er is hier geen sfeervol dorpje. De voorzieningen zijn matig. Ik kan niet eens ergens fatsoenlijk binnen zitten om aan de muggen te ontsnappen. Als ik dan mijn vergissing ontdek, baal ik echt dat ik ditmaal niet mijn gevoel heb gevolgd.
Ik eet mijn maal op de veranda van een grote houten schuur. Tot mijn verbazing laten de muggen mij met rust, wellicht omdat hier net een beetje wind staat. Er is ook een blok met stopcontacten en wifi, ik kan aan mijn site werken zonder de accu en databundel uit te putten.
Uiteindelijk zit ik de hele avond buiten, tot ruim na zonsondergang. Eigenlijk ook niet verkeerd. Zo slecht viel mijn keuze dus niet uit.
De E6 is toch een tijdje drukker dan aangenaam, wanneer ik de volgende dag Mo-i-Rana nader. Een voor deze contreien grote haven- en industriestad, dus gek is dat niet. De drukte houdt bij toverslag op als ik de stad verlaat en de weg richting Saltfjellet op ga. Deze hoogvlakte is blijkbaar ook een economische waterscheiding; alleen het hoogstnoodzakelijke verkeer gaat er overheen.
Het is geen zware klim. Alleen in het eerste deel gaat de weg af en toe wat steiler omhoog en omlaag, bultjes van enkele tientallen meter. Telkens keer ik weer terug naar de rivier, die hier breed en kalm is. Pas na het gehucht Dunderdalen, vooral bekend als startpunt van grote wandelroutes door de bergen, wordt de klim structureler. Maar ook gaat het steile er af, bijna alles gaat met het grote kettingblad.
Op ongeveer een derde van de klim is er gelegenheid tot koffiedrinken, en daar ben ik dan ook wel aan toe. Dit is immers de zesde etappe op rij, mijn lichaam heeft rust nodig. Ik dwing mezelf om langer dan twintig minuten te blijven zitten. Het is vaak verleidelijk om snel verder te fietsen teneinde kilometers te maken. Maar in werkelijkheid zorgt een iets langere pauze voor zoveel herstel dat je daardoor grotere afstanden aflegt en er meer van geniet.
Waar de weg bij Dunderdalen nog zit ingeklemd tussen hoge bergen, wordt het dal hier opener. Naarmate ik hoogte win, verandert het in een hoogvlakte die weliswaar nog steeds door bergen wordt omzoomd, maar vooral weids is. Tegelijkertijd verandert de begroeiing. Bomen worden steeds kleiner, maken langzaam plaats voor lage struiken, gras en mos.
Er staat een bord naast de weg dat de poolcirkel nog maar twee kilometer ver is.
Voor de derde keer in mijn leven zet ik mijn fiets tegen het monument. Opnieuw de foto, ditmaal niet met de zelfontspanner, maar genomen door een andere toerist.
Ik ben geneigd om meteen door te rijden, maar het belang van dit moment begint door te dringen. In het Polarsirkelcenteret neem ik koffie met een wafel. Dit moment markeert het einde van twee moeizame maar mooie jaren. Toen ik terugkeerde met mijn kapotgetrapte fiets, had ik het idee dat ik er vrij nuchter onder was. Maar volgens sommigen zag ik er uit als een gebroken man. Wat het mooiste avontuur van mijn leven had moeten worden, veranderde in een opeenstapeling van frustraties. Daarna kwamen de burnout, vrienden die door zware tijden heen moesten, gedoe in mijn woongroep. En een grote hoeveelheid liefdesperikelen.
Twee jaar waarin ik zag hoe ik telkens weer mijn grenzen probeerde te overschrijden. Waarin ik verbazingwekkende ontdekkingen over mezelf deed. Waarin ik de conclusie moest trekken dat ik een totaal andere man ben dan ik altijd geloofd had.
Toen ik aan deze reis begon, deed ik dat met het idee om af te maken waar ik mee begonnen was. Een revanche. Maar in de twee weken dat ik nu onderweg ben, is het besef gegroeid dat er niets te revancheren valt. Er is niets om af te maken. Er begint iets nieuws. Het klinkt zwaar en melodramatisch om van een nieuw leven te spreken, ik ga immers door met wat ik al jaren deed, ik verhuis niet, als ik straks terugkeer zijn daar nog steeds dezelfde vrienden en heb ik dezelfde werkgever, dezelfde stamkroeg.
Maar ik ben wel veranderd. Zelfs in dat halve uurtje dat ik hier zit en mijmer over die twee jaar, voel ik mezelf veranderen.
Ik weet hoe de afdaling er straks uitziet. Ik ken een groot deel van de route die ik de komende anderhalve week zal fietsen. Maar dat is slechts landschap, weg, steden en dorpen. Als ik straks met zestig, zeventig kilometer per uur richting het fjord sjees, ga ik ook een toekomst in die lang niet zo voorspelbaar is als ik altijd dacht. Maar die ongetwijfeld ook veel mooier gaat zijn dan ik ooit hoopte.
Saltfjellet oversteken is iets dat elke fietser eigenlijk een keer zou moeten doen. Zwaar is het niet, maar de tocht is van een onvergetelijke schoonheid. En als je hem maar één keer kan rijden, doe hem dan in de noordelijke richting. Dan wordt het landschap gedurende de rit steeds mooier. In de afdaling krijg je een steeds mooier uitzicht op hoge, spitse toppen met grote roestbruine vlekken van het ijzererts. Je eindigt dan in het fraaie, rustige dorp Rognan, gelegen aan een groot fjord.
Het fjord waar ik aan het eind van de middag mijn tent opzet. Twee jaar terug kon dat niet, omdat vanwege een evenement de camping vol was, en moest ik door naar Fauske. Nu kan ik hier blijven. Ik ben daarmee officieel los van de route van 2013. Die avond ben ik er getuige van hoe een houten vissersschip van meer dan honderd jaar oud in de haven aanlegt. Mijn nieuwe leven begint vertrouwd.
Walter,
Wat fijn om te lezen hoe goed je je voelt en hoe je geniet van je reis.
Groet,
Mirjam
Hoi Walter,
wat een indrukwekkende reis, zowel de innerlijke als de fysieke. Ik lees je blog ademloos. Veel goeds onderweg,
Joan
Zie, reincarnatie bestààt, zelfs tijdens het leven hier – al is het ietwat anders. 😉 Het samenspel van jour innerlijke reis alover jouw uiterlijke fietsreis is prachtig. Mooie foto’s, mooi geschreven.