
Ruim voor de wekker word ik wakker van regen op het tentdoek. Zo ruim, dat ik me omdraai in de veronderstelling dat het alweer voorbij zal zijn wanneer ik ga opbreken. Na een paar keer snoozen lijkt het inderdaad minder te worden. Ik begin met inpakken. Doodmoe. Ik had liever langer geslapen.
In het sanitaire gebouw eet ik mijn ontbijt. Een stukje verderop is een overdekt terras, maar het regent te hard om er heen te lopen. Begin van de middag zal het droog worden, weet ik inmiddels. Maar ik ga het niet redden om eerst uren door de regen te fietsen. Verkleumd te raken op de veerboot. Een geschikte plek vinden voor een rustdag. De energie is er gewoon niet. Ik ga weer in mijn tent liggen en slaap twee uur als een blok.
Wanneer het droog is, wandel ik langs de oever van de rivier, over het strand, door het dorpje. Het is een heerlijke plek. Mooi landschap aan beide zijden van de dijk. Een lange geschiedenis die overal zichtbaar is.

Veel te doen is hier niet. Er is één strandtent, en die is prima. Ik zit er in de middag een paar uur en schrijf mijn eerste reisverhaal. Dan ga ik eten in hetzelfde restaurant als gisteravond, een chic uitgevallen pizzeria waar de dressing in een klein koffiekannetje naast de salade geserveerd wordt.
Veel meer keuze is er ook niet. Het gaat niet goed met het toerisme hier, deze mooie plek vlakbij Hamburg, Cuxhaven en Glückstadt. Ongetwijfeld is ook Krautsand het slachtoffer geworden van de goedkope vliegtickets.
Na het eten pak ik een laatste biertje aan het strand om uit te kijken over de Elbe, de rivier die zo belangrijk voor me is geworden in al die jaren van fietsen en zeilen. Wanneer de zonsondergang nadert en het licht zacht wordt, komen vier pubermeiden in hun mooiste kleren op het strand om tiktokfilmpjes van elkaar te maken.
Een groot cruiseschip komt langs, op weg om bij Cuxhaven het ruime sop te kiezen. Wanneer ze uit zicht begint te raken, komen opeens tientallen mensen vanaf de pier naar de wal lopen. Kennelijk hebben ze op de drijfsteiger aan de kop van de pier staan wachten om het schip te bewonderen.

Het is zonnig als ik op de veerboot sta naar de rechteroever van de Elbe. Dit moet haast wel de drukste veerverbinding van Duitsland zijn. Vier schepen continu varend en dan nog staan er lange rijen. Gelukkig niet voor fietsers, ik kan binnen enkele minuten na aankomst in de haven aan boord.
Het maakt me een tikje weemoedig, deze oversteek. Het wijdse estuarium met langgerekte eilanden, het intense groen van de dijken en de vele vuurtorens met geleidelichten voor de grote scheepvaart, ik ga het missen als ik straks deze laagvlakte verlaat.
Er komen herinneringen boven wanneer ik langzaam omhoog ga op de landengte die Noord- en Oostzee scheidt. De heuvels en bossen, bekende plaatsnamen die op de borden verschijnen maar waar ik niet doorheen fiets. Elke tocht is toch weer anders.
Met het verlaten van het land dat geschapen is door de Elbe, verandert ook de toon van het landschap. Zeker wanneer ik Holstein binnenfiets, zijn de Noordzeelaaglanden waar ik ben opgegroeid niet meer terug te zien in het landschap. Eigenlijk voelt het al een beetje Scandinavisch. Ik kan niet precies aanwijzen waar het in zit, maar steeds meer geven de boswegen, boerderijen en dorpjes mij het gevoel alsof ik al een beetje in Zweden fiets.

Het zit voor een deel in het weer, dat is zeker. De combinatie van zon, zomerweer dat niet te warm is met een straffe maar aangenaam frisse wind, voelt als het typische Oostzeeweer.
Ik besluit om deze dag op het vasteland te blijven. Fehmarn is haalbaar, maar eigenlijk net te ver om leuk te zijn, en voor een enkele overnachting lijkt het me niet de moeite waard, die drukte, de kans dat campings vol zitten, de hogere prijzen.
Een stukje voorbij Oldenburg zie ik vanaf een heuvel voor het eerst de Oostzee. Blauw onder een heldere hemel. Dit kan ik net zo goed vanaf de vaste wal bekijken. Mijn eilandervaring pak ik wel op Bornholm.

Bij het aanmelden op de camping in Großenbroden weet ik zeker dat ik de juiste keuze heb gemaakt. Goed ingespeeld op fietsreizigers, een fijn tentenveldje en een eenvoudig maar goed en gemoedelijk restaurantje op een paar minuten lopen. Ik eet er een vegaburger en drink Grevensteiner, het ongefilterde bier dat ik leerde kennen in Anklam, vijf jaar geleden.
Rond zonsondergang loop ik naar de boulevard om naar de zee te kijken. Er is een houten pier zoals je ze zo veel ziet aan de Oostzee. Ik hoor de vogels en stemmen van late badgasten. Verder is het opvallend rustig. Ook dat is Oostzee.

Ik ben al een flink aantal kilometers op weg als ik ontdek hoe verstandig de beslissing was om niet door te trekken tot op Fehmarn. Ik volg mijn route op de GPS, maar kom naast de brug terecht in plaats van er op. Het is me volstrekt onduidelijk hoe ik omhoog moet. Misschien moet ik toch gewoon aan de rechterkant zijn? Ik fiets om het bruggenhoofd heen over een gravelweg, onder de hoofdweg naar Fehmarn door. Maar ook daar is geen opgang.
Ik kom een Duitse racefietser tegen die ook zoekende is. Hij vertelt me dat hij zojuist terugverwezen is door wegarbeiders. Samen fietsen we weer terug en uiteindelijk vinden we de toegang waar we allebei langs waren gefietst zonder hem op te merken. Het is een smalle stalen deur vol waarschuwingen in een menshoog hekwerk. Daar achter zit een strookje asfalt van misschien een halve meter breed, dat pas na enkele tientallen meters door een vangrail wordt afgeschermd van het aanstormende autoverkeer.
Willen ze wel fietsers op Fehmarn.
Het uitzicht vanaf de brug over de zeestraat is erg mooi, dat wel. Burg, de hoofdstad van het eiland, ziet er ook mooi uit. Maar verder lijkt het eiland niet bijzonderder dan het vasteland waar ik net vanaf kom. Großenbroden was zo slecht nog niet.

Een vergelijkbaar gevoel heb ik aanvankelijk in Denemarken. De eerste twintig kilometer zit ik op een fietspad dat zijn leven begonnen is als spoorbaan. Het pad is aan beide zijden afgeschermd door struiken en lage bomen, wat gezien de felle zon prettig is. Maar na Maribo zit ik vooral op fietspaden langs doorgaande wegen.
Wellicht had ik meer aandacht moeten besteden aan dit deel van de route, maar ik weet van eerdere tochten dat Lolland nu eenmaal vrij flets is in vergelijking met andere Deense eilanden. En aangezien het met deze straffe wind in de rug lekker opschiet, is deze route misschien zo erg nog niet.

Met de overgang naar Falster bij Guldborg wordt het al beter, met meer reliëf in het landschap. Maar na de brug bij Vordingborg begint het grote genieten. Kronkelweggetjes door een afwisselend landschap met veel bos, kleine akkers, oude dorpjes, kleine meren. Soms een stukje kust.
Ik merk dat ik tot haast geneigd ben omdat ik een veerboot moet halen, maar dat is belachelijk omdat ik niet voor middernacht hoef in te checken. Ik kan het daarom wegrelativeren en me op het landschap concentreren. Maar ik blijf de kilometers aftellen.

Rond half zeven ben ik in Køge. Eerder te vroeg dan te laat. Als ik bij de haven arriveer, is op de straat voor de restaurantjes een dansworkshop in een Latin stijl gaande, ik vermoed samba. Ik ga zitten op het terras van het Thaise restaurant en geniet van zowel het eten als de dansende mensen.
Wanneer het restaurant sluit, fiets ik naar de veerhaven maar er is nog nergens een schip te zien. Ik ga terug naar de oude haven en drink een biertje bij het café dat nog open is.
Tegen elf uur is het schip aangemeerd en worden de laatste containers aan wal gereden. De fietsers worden als groep door een medewerker aan boord geloodst, een service waar heel wat veerbootmaatschappijen een voorbeeld aan kunnen nemen.

Het is geen luxe schip zoals de boot tussen Oslo en Kiel. Maar wel comfortabel en functioneel. Er is een grote slaapzaal met simpele stapelbedden en een bescheiden restauratie. Ik drink nog iets terwijl ik luister naar klassieke tango’s. Het schip vaart af, de duisternis in. Ik ga naar de slaapzaal, kruip in m’n slaapzak en val in een onverwacht diepe slaap.