Het was niet de bedoeling. Of althans niet nu, niet hier. Volgens het oorspronkelijke plan zou ik de kust tot Scheveningen volgen. Het afscheid van het Wad zou dan daar plaatsvinden waar de platen rond Noorderhaaks uit het zicht raken, ergens in de duinen bij Den Helder.
Dat was het plan. Maar deze reis liepen dingen wel vaker niet volgens plan. Daar heb ik al uitgebreid over geklaagd, ik zal dat proberen niet te herhalen. Maar het begon wel dusdanig op me te drukken dat ik naar het eind van de reis begon te verlangen. Ik had er genoeg van om elke dag te puzzelen op de route en bestemming, en dan telkens weer in tijdnood te komen als er lekke banden of ander gezeik was. Gewoon een doel zetten en trappen tot je d’r bent, was er niet bij.


Gisteren zette ik daarom een versnelling in. Ik ging weer terug naar mijn oude tempo. In een rustdag had ik geen zin meer. Nog een paar dagen doortrekken en ik zou thuis zijn. Onderweg bij vrienden en familie logeren, zodat het dagelijkse ritueel van het drogen van een drijfnatte tent ook achterwege kon blijven.
Goed plan.
Bij het plannen van de bestemming voor vandaag viel het me op dat ik eigenlijk best dicht bij Enschede zou uitkomen. Eén dag fietsen. Ik zou in principe naar het feest van een vriend kunnen die daar in de buurt woont. Even speelde ik met het idee, maar dacht toen aan de delen van het Wad die ik dan zou overslaan. Het traject waar het Wad zo smal is dat je Baltrum, Norderney en met enigszins helder weer ook Langeoog en Spiekeroog kunt zien liggen. De Eemsmonding en Nieuwe Statenzijl aan de Dollard. Dat geef ik niet zomaar op, zelfs niet in mijn huidige toestand.
Soepel ging het vandaag ook weer niet. Ik was op tijd weg om een flinke etappe te rijden. Maar binnen een paar kilometer begon het alweer. Hekken die op slot zaten. Dikke lagen koeiemest waarover ik gelukkig niet uitgegleden ben. En dan een schapenhek waarbij het poortje in een grote plas van tien centimeter diep stond. Het water zag bruin van de mest.
Daar had ik geen zin in. Ik draaide om en reed weer een paar nutteloze kilometers.
Vanaf Cuxhaven kwam de tegenwind, langs de monding van de Weser. Het was hoog water, en dan jakkert de wind meestal flink door in zo’n estuarium. Niet dat ik daar niet op voorbereid was, maar het betekende weer meer vertraging. Het plan-Enschede speelde weer door mijn hoofd. Op dat moment leek het heel aantrekkelijk. Maar ik vond het geen verstandig moment om zo’n keuze te maken. Sowieso kan ik voor de koffiepauze zaken somber inzien. Daarbij had ik een leuk plannetje voor de avond. Ik zou een stukje noord van Wilhelmshaven mijn tent opzetten, en dan naar Jever fietsen om daar een pizzeria op te zoeken. Jever is een heel fraai en gezellig stadje, met een lange en interessante geschiedenis. Het schijnt dat de laatste freule van Jever nooit gestorven is, maar zich heeft teruggetrokken in de kelders van het kasteel en nog steeds waakt over het wel en wee van de Jevernaren.
Ik had er zin in. Het zou vast net zo goed uitpakken als die avond in Tönning. Dat leek me het beste moment om te beslissen over de rest van de reis.
Wursten is in verval. Heel opvallend was het aanvankelijk niet. Ik fietste er over de kleine weggetjes waar ik al drie keer eerder had gereden. Ik zag af en toe een nieuw huis of een nieuwe aanbouw. Winkeltjes die er nooit waren. Op zich niet erg, maar al het nieuwe was lelijk en stijlloos. Lelijke materialen, kinderachtige kleuren. En het zag er allemaal uit alsof het nooit meer weg zou gaan.
In Wremen, het kleine haventje noord van Bremerhaven, was het nog weer erger. Teveel lichtbakken aan de gevel, te neppe visserijparafernalia. Een groot contrast met de eeuwenoude kerk, de kromme straatjes en scheefgezakte huizen. Op het strand stonden ineens twee foeilelijke toeristentorens.
Een paar kilometer verder staat een vreemde, stokoude bakstenen toren op een terp achter de dijk. Ik zag er een grijze plaatstalen doos bovenop staan, en een hek om de rand van het dak. Ik heb het angstige vermoeden dat er een lift in de toren is gemaakt. Ongeveer op dat punt bereik je ook de nieuwe uitbreiding van de containerterminal. Het dorpje Weddewarden, tot voor kort de scherpe grens tussen stad en platteland, is nu opgeslokt door de haven.
Wursten was ooit één van de hoogtepunten van de reis langs het Wad, zowel voor de fietser als de zeiler. Ik vrees dat dit niet lang meer zo zal zijn.
Over de tramrails en brakke stoepen van de haven vecht ik mij een weg naar de veerpont. Een rotstuk om te fietsen, dat op het eind beloond wordt met een overdosis aan nautisch erfgoed. Bremerhaven ligt vol oude zeilschepen, er staan oude vuurtorens en bakens, er is een groot scheepvaartmuseum.
Het doet me niks. Ik klik routineus wat met mijn camera, maar heb geen zin meer om te stoppen. Dat moet volgende keer echt anders. Of begin ik mijn interesse in de historische scheepvaart te verliezen?
Na de pont steek ik het schiereiland Butjadingen door. Mijn doel is Das Schwimmende Moor, het laatste stukje buitendijks hoogveen ter wereld, wat een geschiedenis op zich is.
Ik bereik de dijk aan de westkant van Butjadingen en koers naar het zuiden. Uit mijn rechterpedaal klinkt een schril geluid. Het geluid van een drooggelopen lager. Dat is niet goed. Ik stop en constateer dat de lagerafdichting kapot is gegaan. Er zit al speling in, dus het lager zelf zal ook ver heen zijn. Het andere pedaal is er beter aan toe, maar heeft wel aandacht nodig. Raar, ik had er nog naar gekeken voor vertrek, alles leek in orde.
Ik besef dat ik de knoop niet in Jever door zal hakken. De knoop is al doorgehakt, en niet door mij.
In de hoop de trein naar huis te vermijden, druppel ik kettingolie in de lagers. Het lijkt te werken, maar ik zie het niet zitten om de route langs de kust af te maken. Het spel is uit. Snel naar huis, dat is de juiste keuze.
Ik rij een paar kilometer. Het geluid is weg. Ik schat dat als ik elke vijftig kilometer een druppeltje doe, de slijtage in ieder geval niet erger zal worden. Nu nog een plan.
Ik kom langs een Gaststätte aan de dijk. Ik ben niet in de stemming voor pauze, liever pieker ik op de fiets. Tweehonderd meter verder zeg ik tegen mezelf dat mijn stemming nu niet de beste leiddraad is. Ik draai om, neem koffie en een pannekoek. Het feest in Enschede lijkt me nu opeens met afstand de beste optie. Op de GPS zet ik een streep van hier naar Enschede en zoek een camping op deze lijn, op ongeveer twee uur fietsen. Ik vind er twee, vlak bij elkaar. Op internet vind ik uit dat er minstens een open moet zijn. Dat wordt het doel voor vandaag. Er is een klein stadje vlak naast, dus die pizzeria komt er alsnog. Dan maak ik een ruwe route van daar naar het feest. De afstand valt mee.
Ik wil nog één keer naar het Wad kijken. Afscheid nemen. Ik kies daarom niet de kortste route naar de camping, maar volg nog even de dijk. Ik wil een stukje buitendijks fietsen aan de Jadebusen, een prachtig gebied dat lijkt op de Dollard.
Het fietspad naar de Jadebusen is afgesloten wegens werkzaamheden aan de dijk. Ik moet langs een drukke weg fietsen tot aan het sluis-gemaalcomplex waar de Jade in zee mondt, om weer bij de dijk te komen.
Maar dan ben ik ook wel op een mooi plekje. De kleine rivier slingert door de kwelder naar het Wad. Er is een jachthaventje, het water staat laag. Een vaartuig dat de bebakening van het geultje onderhoudt, ploegt door het modderige water. Meeuwen vliegen, dobberen op de golven en krijsen.
Dit is het Wad zoals ik het wil zien. Ik heb een brok in mijn keel. Het doet me pijn om zo vroeg en zo abrupt afscheid te nemen. Dit is niet goed.

Inmiddels heb ik mijn pizza gegeten, in Bad Zwischenahn. Het was een zeldzaam lekkere pizza. De route naar dit stadje was zeker niet onaangenaam. Als het morgen net zo wordt, heb ik weinig reden tot klagen. De camping is oud en heeft een opknapbeurt nodig, maar mijn tent staat zowaar op droge grond. Misschien slaap ik morgen wel in een bed. De schatting van elke vijftig kilometer smeren lijkt vrij aardig te kloppen.
Het komt allemaal wel goed, en waarschijnlijk zelfs zonder trein. Maar dit is geen manier om de Waddenkust te verlaten.

Naschrift: Dit bericht kon ik gisteravond niet plaatsen, door te weinig stroom en netwerk. Inmiddels ben ik veilig aangekomen op het feest. Geen lekke banden vandaag en slechts enkele regenbuien.