Hier zat ik gisteravond. Op een bankje aan een klein kiezelstrand van Vättern. Het einde van de tweede dag in Zweden. Waar ik zat was het windstil. De golfjes kabbelden op het strand. Nadat de zwemmers weg waren, was dit het enige geluid dat over was. Afgezien van het gescharrel van een egel, maar die kwam pas toen het donker was.

Hier was ik voor naar Scandinavië gekomen. Noordelijke rust. Het gevoel dat er even niets meer moet, en dat wat er toch moet, uiteindelijk vanzelf wel gebeurt. Dat alles hier zonder haast gaat, omdat de grootte van het land en de macht van de natuur het tempo bepalen.

Hoe ik hier over lange, bijna lege wegen door kan fietsen in een gestaag tempo. Ik kom er wel, met geduld en rustig doormalen.

Hoe zo’n onweersbui komt en uiteindelijk ook weer gaat, omdat nu eenmaal alles komt en weer gaat. Hoe ik bij een koffiepauze mijn telefoon niet aan zet. Hoe ik aan een meer zit en toch nog maar even naar het water blijf staren.