Ik zit in m’n eentje in een enorm, luxueus, duur en vrijwel leeg café, genietend van mijn laatste biertje van deze avond in Trondheim. Ik heb uitzicht op een natgeregende straat. Af en toe loopt er iemand langs, veel drukte in de stad is er niet zo op maandagavond na tienen.
Het is een heerlijk gevoel zo, in m’n eentje, in een stad waar ik niemand ken, waar ik maar één nacht zal zijn en die ik daarna wellicht jaren niet meer zal zien.
Dit gevoel had ik ook, op een wat andere manier, vorig jaar in het B&B aan de Jadebusen. En het jaar daarvoor in Saint-Romain-de-Colbosc, waar tijdens mijn koffiepauze de radio Cock Robin draaide.
Het is dat vrije, verlangende en licht melancholische gevoel van Op Reis zijn.
Er is weinig dat mij gelukkiger maakt dan dat gevoel. Ik zou niet weten hoe ik me door het leven zou moeten slaan zonder het af en toe te ervaren. Er is niet veel uit mijn jeugd dat ik niet ben vergeten of heb weggeduwd, maar ik herinner me zulke momenten uit de vakanties met het gezin. Dit verlangen is er altijd geweest.
Het was er ook wel het moment voor. Het was geen makkelijk ritje geweest, van Korgen naar hier. Nog steeds ging er geen dag voorbij zonder regen, hoewel de weerberichten telkens anders beloofden. Elke dag kwam de voorspelling neer op: Vandaag nog even nat en koud, maar morgen wordt het beter. Het goede weer bleef maar voor me uit schuiven, net buiten bereik.
De ochtend na mijn rustdag in Korgen had ik er nog wel vertrouwen in. Onder een asgrauwe hemel beklom ik Korgfjell, de bergpas die sinds het boren van een lange tunnel alleen nog voor lokaal verkeer en fietsers interessant is. Het leek zo’n droge dag zonder zon te worden. Maar eenmaal terug bij de E6 begon de regen weer. En ook de wegopbrekingen. Pas na de koffiepauze in Mosjøen wordt het minder. Uiteindelijk breekt zelfs af en toe de zon door, zodat mijn spullen wat kunnen drogen.
De weg zelf wordt ook gemakkelijker. Het zware klimmen is weer is even voorbij. Ik moet een hoge waterscheiding over, maar de klim is lang en geleidelijk. Bij Majavatn is het hoogste punt, en daarna volg ik de brede rivier tot aan Namsskogen, waar ik in 2015 mijn eerste Noorse nacht doorbracht. Een comfortabele, kleine camping. Ik ben blij dat ik er terug ben.
Even geloof ik er in, als ik ’s ochtends weer uit mijn tent kruip en vooral blauwe lucht zie. Ik ben wat later dan normaal, omdat ik weet dat het geen zin heeft voorbij Steinkjer te fietsen. Nergens overnachtingsmogelijkheden. En zo blijf ik maar in hetzelfde ritme als acht jaar geleden. De ene keer is het de wind die me afremt, dan is het weer het gebrek aan campings op het traject dat mij weerhoudt van grotere afstanden dan toen. Het lukt maar niet om er los van te komen.
Tijdens mijn pauze in de Harran Kro begint het weer te regenen. Ik ben er gelaten onder. Ik zie wel hoe erg het wordt. In Steinkjer kan ik een hut huren dus wat zal het.
Maar het is wel anders dan in de voorgaande dagen. Wanneer ik verder fiets is het droog, en ook de uren daarna is de regen niet dominant. Het knapt zelfs zo op dat een onverwacht ommetje over gravelpaadjes en een houten hangbrug geen geglibber of rondspattende modder oplevert.
Tegen de tijd dat ik Snåsavatnet bereik, het grote meer noordoost van het Trondheimfjord, schijnt de zon volop. En dat blijft hij ook doen in Steinkjer. De volgende ochtend pak ik een droge tent in. Eindelijk is de weersomslag er.
Totdat ik bij Fosen kom. Dit is het grote schiereiland dat het Trondheimfjord afscheidt van de open zee. De wegen hier zijn zwaar, vooral omdat ze vol zitten met kleine, gemene klimmetjes. Nooit gaat het hoog, maar het zijn er zo veel en ze zijn altijd steiler dan je denkt.
Het blijft nog lang droog onder de donkere wolken. Maar met de veerhaven op minder dan een uur begint het alsnog te spetteren. In de haven zelf regent het, en is er op maandag niks open waar je koffie kan drinken. De wachtruimte is gelukkig niet heel koud. Ik moet anderhalf uur wachten.
In een koffiebar staar ik naar buiten. Trondheim is prachtig, ook in de regen. Het is nog 25 kilometer naar de camping. Tenzij ik hier in de jeugdherberg ga slapen. Dat kan ook. Dan zie ik tenminste nog wat van deze stad. En dan krijg ik zonder problemen alles droog voordat ik morgen weer de regen in ga.
Ik besluit het van de jeugdherberg af te laten hangen, of ze plek hebben of niet. Zo aan het begin van het collegejaar kan dat tegenvallen namelijk.
Het valt mee. Ik neem een kamer voor mezelf en doe rustig aan. Douche uitgebreid, maak koffie in de gemeenschappelijke keuken. Als ik een beetje bijgekomen ben, pak ik m’n regenjas en ga de stad in.
En zo eindig ik, na een wandeling en een pizza in dat luxe café. De regen kan me dan niet veel meer schelen. Als dit het is tot Oslo, dan is het zo. Dan ben ik maar elke avond mijn ketting aan het drogen en smeren, dan gooi ik er maar een paar honderd euro tegenaan om in hutten te overnachten. Noorwegen is nou eenmaal geen makkelijk land voor een fietser. Je betaalt een prijs voor al dat moois.
En zo staar ik uit het raam. Ik ben op reis, ver weg, in m’n eentje. Alleen met mijn gedachten, herinneringen en verlangens. Het is de afgelopen weken steeds stiller geworden in mijn hoofd. Hoe het morgen en overmorgen en de dag erna gaat, is nu niet belangrijk. Ik ben hier, nu.
Die nacht valt de laatste regen tot Oslo.