Zonder wekker zou ik een gat in de dag hebben geslapen. Het noodweer had een deuk in mijn energie geslagen die met een avondje comfort niet meteen hersteld was. Maar ik voelde me beter dan verwacht en ging na een paar keer snoozen ontbijten. Ik ben de enige gast.

Het weer is rustiger nu, en droog. Maar de Duitse buienradar voorspelt weinig goeds. Wellicht gaat het in de middag weer mis. Ik haal mijn fiets uit de fietsgarage, doe nieuwe olie op de ketting en verlaat het dorp.

Ergens geeft het me rust, die donkere, grauwe hemel. Een landschap dat nu niet levendig en kleurrijk is, maar gewoon even stil is, net als ik.

De route slingert door grotendeels vlak land, richting Sigmaringen. Een klein stadje, waar nooit veel gebeurt. Waar al duizend jaar mannen met snorren bier brouwen, waar bratwursten en kuchen tot de belangrijke dingen van het leven behoren.

En die ook al die tijd strategisch lag, waardoor er oorlogen en machtige heersers waren, de burcht werd uitgebouwd tot het mooiste kasteel dat ik ooit zag, en er in de nazitijd nog een extra lugubere periode bij kwam. Of zelfs twee, want het Vichy-regime beleefde hier zijn laatste dagen.

In de 21e eeuw zijn het weer bier, bratwurst en kuchen die de dienst uitmaken.

Op het plein, aan de voet van het kasteel, neem ik koffie met kuchen. Onder een parasol, want het spettert een beetje. De tijd van de adel is allang voorbij, maar de bakkerij straalt het nog steeds uit en de notentaart waar ik een stuk van eet, is helemaal in stijl.

Wijs geworden van gisteren, bekijk ik de Duitse regenradar en zie dat het halverwege de middag opnieuw zal gaan hozen. Ik weet van een winterwandelvakantie lang geleden, dat de camping vrij goed is, en op loopafstand van hier. Ik besluit te blijven.

Vanwege de middagpauze van de receptie heeft het wat voeten in de aarde voordat mijn tent staat en ik gedoucht heb. Wanneer ik het sanitairgebouw uitloop, regent het. Ik ga gauw mijn tent in en daar val ik in slaap.

Als ik weer wakker word, regent het nog steeds en het voelt alsof dat niet meer gaat stoppen. Ik pak mijn toptas in, trek regenkleding aan en loop de stad in.

Ik slenter wat rond, maar het is eigenlijk te slecht weer om een stad te bekijken. Dat kan. Dus ik ga koffie drinken bij een andere bakkerij en bedenk wat ik met eten ga doen. Het is maandag, bijna alles is dicht. Tegenover waar ik nu zit, zie ik het Theater Café, en zo te zien hebben ze ook iets te eten. Na de koffie loop ik nogmaals een rondje maar het schiet echt niet op met de restaurants dus ik strijk er toch neer.

Een theatercafé in een plaats van 17.000 inwoners. Stadse fratsen. Het stedelijke is blijven hangen nadat de rol van Sigmaringen op het wereldtoneel uitgespeeld raakte en het voormalige machtscentrum in een dorp veranderde omdat het niet meer meegroeide met de rest van de wereld.

Er is plek voor mij. En vegetarische pasta en witte wijn van de streek. Een nogal aantrekkelijke barvrouw die bij elke ronde mijn glas net ietsjes voller schenkt. Buiten hoost het.

Wanneer ik terug ga, regent het nog steeds. Ik begin me zelfs een beetje zorgen te maken over mijn tent. Niet dat hij me ooit in de steek gelaten heeft, maar als het grasveld onvoldoende afwatert, gaat het vroeg of laat toch mis.

Maar het is goed gegaan. Ik glip m’n tent in en wurm mezelf uit de regenkleding zonder dat het binnen nat wordt. Dan val ik in een diepe slaap.

Het is voorbij, de volgende ochtend. De lucht is grauw, het tentenveld is drijfnat, maar het regent niet meer en dat gaat voorlopig zo blijven. Terwijl ik in de stad was, was een tweede fietser neergestreken die nu zijn natte zooi aan het inpakken is. Vlakbij is een grote overdekte picknickplek, waar alle tassen en spullen kunnen liggen. Ik ga er zitten om te ontbijten, en raak met de fietser aan de praat. Hij had eigenlijk Noordkaap – Lindesnes willen fietsen maar ook zijn plannen werden anders. Hij vraagt van alles over fietsen in Noorwegen, totdat ik verder wil.

Kort na Sigmaringen wordt het Donaudal adembenemend mooi. Hoge heuvels, bos en zandsteenformaties. De route gaat vaak door de bosrand over een gravelpad dat continu op en neer gaat. Om de paar pedaalslagen moet ik schakelen. Gelukkig ben ik daar inmiddels voldoende aan gewend om niet de hele tijd voor me te hoeven kijken.

Het was een goede beslissing om gisteren niet verder te gaan. Dan zou ik hier in de stromende regen hebben gefietst en nauwelijks van de omgeving kunnen genieten. Laat staan dat ik foto’s had kunnen maken.

Ergens op dit traject kom ik langs een bankje. Een bankje gericht op de rivier. Het valt op omdat het zo’n onopvallende plek is. Er is hier geen opmerkelijk uitzicht. Geen bijzondere boom of gebouw, geen monument. Er staat wel een informatiebord. Omdat ik toch even moet stoppen, stap ik hier af en lees de tekst.

Dit blijkt één van de drie punten te zijn waar de Donau via onderaardse stromen water verliest aan de Rijn. Er staan ook kaartjes op het bord die laten zien hoe de Rijn sinds de IJstijd delen van het stroomgebied van de Donau heeft ingepikt.

Wat weet ik toch eigenlijk weinig van Europa.

Na de lunch komt de eerste klim die zo lang is dat ik mijn oren moet ploppen. Ook dat zou geheid minder prettig zijn geweest in noodweer.

Met deze klim kom ik ongemerkt weer terug in het stroomgebied van de Rijn. Ik zal dat pas die avond zien, en daarmee besef ik dat de overgang van de waterscheiding vorige week, nog een bijzondere toegift krijgt.

Het afdalen eindigt bij een badplaats genaamd Rudolfzell, aan een groot meer. De route volgt de oever. Het is prachtig hier. Om vijf uur kom ik langs een dorp met een camping aan het water. Ik voel dat ik moe ben, en besluit het een dag te noemen.

Tent opzetten kost veel moeite, zo erg zit ik er doorheen. Die twee dagen noodweer hebben meer van me gevergd dan ik vermoedde. Het begint toch weer een beetje te spetteren. Maar ook hier is een overdekte plek met tafel en stoelen. Ik verplaats mijn kookspullen en bereid mijn pasta.

Na de afwas is het allang weer droog. Ik ga met koffie bij het water zitten. Dan kijk ik nog eens op de kaart en zie dat het meer een uitloper is van de Bodensee. Ik ben weer terug aan de Rijn.