Ik denk dat het in Federow was. Een dorpje zoals er zoveel zijn in Vorpommern. Hier voelde ik dat het voor dit jaar klaar was met de D-routes. De kinderkopjes was ik zat, de kronkelroutes hoefden van mij niet meer zo. Ik wilde doorgaande wegen naar Rostock, naar de veerboot naar Denemarken.

Er waren goede en slechte dagen geweest sinds ik de Elbe bereikte. De eerste dag was een goede. Ik deed een stuk Elbradweg dat ik nog niet kende. In Wittenberg verliet ik de rivier en kwam terecht in een heel stil gebied. Ik fietste door uitgestrekte, monotone productiebossen die op de één of andere manier iets mysterieus hadden.

Veel kampeermogelijkheden waren hier helaas niet, het leek toch weer een lange dag te worden, toen ik tegen een bordje ‘Bike und Bett’ aanfietste. Hier nam ik een eenvoudige maar zeer comfortabele kamer. Eten deed ik in het enige geopende restaurant in dit nikserige stadje. Brück heet het. Mag je gerust weer vergeten. Ik zal het nooit vergeten.

Een slechte dag kwam daarna. De route ging veel meer door het centrum van Berlijn dan ik had verwacht. Het was er hels. Autoverkeer was intens de fietsinfrastructuur moordend slecht. Ergen knal ik tegen een grote maar slecht zichtbare steen, wat mij een verzwikte voet en een verbogen voorvork oplevert.

Fietsen gaat nog wel, zij het minder comfortabel. Ik weet me los te vechten van de stad, en ga op zoek naar een kampeerplaats. Die vind ik in Neuendorf, boven Oraniënburg, maar daar mag ik niet koken en het interesseert de beheerder precies niets dat dit een probleem is voor zijn gasten.

Suf van de honger en de stress van de dag ga ik op zoek naar een restaurant. Ik fiets de hele tijd verkeerd, rij door drie dorpen en vind alleen maar gesloten schnitzel- en worstparadijzen. Op de valreep is er een kleine Gaststätte die op punt van sluiten staat. Maar de mensen zien dat ik er doorheen zit, en maken snel nog even een grote omelet voor me. Voor een habbekrats. Wat zijn er toch een lieve mensen op de wereld.

‘Bleiben Sie gesund!’ drukt de man mij op het hart bij het afscheid.

Dan is er een dag die heel slecht begint maar goed eindigt. ’s Ochtends behandelen de campingbeheerders mij ronduit schofterig omdat ik tijdens een flinke hoestaanval vergeet het licht in de WC uit te doen. Het eindigt met het dreigement dat ze zullen zorgen dat ik nooit meer op een camping in Duitsland word toegelaten.

Tijdens het fietsen bedenk ik waar de scène me aan deed denken. Das Leben der Anderen. En ja, ze waren van die generatie.

Maar al snel wordt de route heel mooi. Veel langs kanalen, riviertjes, door bossen en langs meren. Mijn tent zet ik op in Useriner Mühle. Een rustige plek aan een prachtig meer. Ik begin mijn rust terug te vinden en merk dat mijn voet snel geneest.

Maar het is dus genoeg geweest voor nu. Ik was opgestaan met het plan om net zuid van Rostock te kamperen en dan de volgende dag de boot naar Denemarken te nemen. Alleen waren mijn longen nogal slecht die ochtend. Kamperen onder de rook van Rostock begon een steeds slechter plan te lijken.

Zou het kunnen? Nu ik eenmaal op doorgaande wegen zat, was een veerboot aan het eind van de middag wellicht haalbaar. Dan kom ik laat aan, maar ik wist van twee jaar terug dat ik best laat op de camping van Marielyst kon arriveren. Als ik dan aan boord zou eten, was het gefikst.

Er was ook een boot halverwege de middag, maar die leek onhaalbaar. Normaal gesproken zou het geen punt zijn, gewoon drie uur lang doorblazen. Maarja. De hoestaanvallen waren vanochtend zodanig dat ik net mijn ontbijt binnenhield. Ik maakte me geen illusies.

Niet dat ik het niet probeerde natuurlijk. Het is bijna jezelf aan je haren uit het moeras trekken. Met longen die het zwaar hebben extra hard fietsen om schone lucht te vinden voor diezelfde longen.

De doorgaande weg die ik volg raakt z’n fietspad kwijt, waardoor ik op de rijbaan moet. Maar druk os het dan al niet meer. Ergens zie ik een bord dat de afstand tot Rostock aangeeft, en die valt mee. Met een gemiddelde snelheid van even boven de twintig is de boot van kwart voor vier mogelijk.

Om zes uur op Falster. Vanavond pizza eten in Marielyst. Het kan als ik het goed doe. Kamperen in schone zeelucht.

Ik besef dat ik dit niet op gevoel kan doen. Het moet rationeel. De snelheid op het vlakke hou ik net boven de 25 km/h. Als het naar beneden gaat trap ik boven de 30 km/h alleen nog licht bij om energie te sparen. Energie die ik inzet om bij de klims in de buurt van de 20 te blijven.

Het voelt heel raar, zo fiets ik nooit. Ik kies altijd een inspanningsniveau dat goed voelt voor de lange termijn, zet een tandje bij als het tegenvalt en accepteer dat ik op het laatst inzak. Zo ben ik half Europa rondgefietst.

Maar het werkt. Langzaam maar zeker zie ik de marge groeien. Formeel moet ik kwart over drie inchecken. Het lijkt er op dat ik om drie uur de stad bereik. Met een kwartiertje klungelen moet ik dan toch wel in de veerhaven kunnen zijn.

Ik voel dat het schip los is. Normaal zou ik nu op het achterdek staan om afscheid te nemen van het land dat ik per schip verlaat. Nu ben ik neergezegen op het eerste bankje dat ik tegenkwam. De kracht is even helemaal weg.

Uiteindelijk sleep ik mezelf wel naar boven en dan is dat vertrouwde gevoel er toch weer. Dag Duitsland.

Het is donker. Ik ben al bij de pizzeria geweest, heb oploskoffie gedronken op de camping en zit nu met koude ijsthee aan een picknicktafel. Het is volle maan. En koud. Ik trek een extra laag aan. Via WhatsApp klets ik wat met een collega en een vriend.

Ineens herken ik het zachte geruis op de achtergrond. Het is de zee.