Het werd wel meer dan twee dagen. Achteraf wellicht naïef om te denken dat het een kwestie van een rustdag zou zijn. De constante vermoeidheid verdwijnt niet door een dag niet te fietsen.

Het is anders dan vorig jaar. Toen was het benauwdheid en hoestaanvallen, en een totaal gebrek aan lichamelijke energie die domineerden. Ik zocht gebieden met schone lucht op. Maakte weinig kilometers. Nam tiktakjes tegen de gore smaak van het longslijm. Na vijf weken was de koek helemaal op. Ik was blij dat ik thuis was.

Maar long-covid zit niet alleen in je longen. Het zit ook in je brein, je zenuwstelsel en doet daar gekke dingen. En daar ben ik nog lang niet van af.

Graan, graan, graan. De dagen na La Gabriëlle waren niet makkelijk voor iemand in mijn toestand. Te veel prikkels is niet goed, maar afleiding is ook nodig. De eindeloze akkers, doodse dorpjes en nauwelijks een boom. Prima gebied voor de kilometervreter die ik ooit was. Eindeloos doormalen op hoog vermogen en de schoonheid in het desolate zien.

Die man is er niet meer. Of in elk geval, dit jaar niet. Ik heb nog geen definitief afscheid genomen van hem. Maar dit jaar zal ik het zonder moeten doen. Dit jaar fiets ik hier in twee dagen wat ik vroeger in één dag deed en is er weinig dat mij afleidt van de eeuwige vermoeidheid en dofheid in mijn hoofd.

Ik overweeg een rustdag in Châlons-en-Champagne, een provinciestad met een historische binnenstad. Bij de receptie word ik goed ontvangen de camping is op zich prima voor een rustdag. s’ Avonds stap ik op de fiets om uit eten te gaan. Ik vind een restaurant wat een prima vegaburger heeft en een terras waar ik een lokale IPA drink. Maar echt fijn voelt het hier niet. De stad is te druk, er zijn te veel motorvoertuigen. Na de leegte van de graanvelden is dit het andere uiterste.

Ik fiets terug naar de camping. De poort blijkt gesloten. Een andere gast arriveert tegelijkertijd, hij heeft wel een sleutel maar die doet niks. Klimmen blijkt de enige optie. Het hek is gelukkig zo laag dat ik mijn fiets er overheen kan tillen en zo bereik ik dan gelukkig toch mijn tent.

En daarna zijn de graanvelden nog niet voorbij. In Troyes had ik graag een rustdag genomen, maar de camping doet geen tenten meer, alleen campers. Auxerre is te ver weg, maar er tussenin ligt Saint-Florentin dus dat moet ‘m maar worden.
Het landschap wordt gelukkig wel wat vriendelijker. Groener en kleinschaliger. Meer leven in de dorpjes.

De camping ligt aan een riviertje, achter een spoordijk die het geluid van de hoofdweg afschermt. Ik vind een fijn plekje voor mijn tent naast een picknicktafel en ga het stadje in om te eten.

Saint-Florentin is een prachtig historisch stadje op een heuvel. Maar ook hier heeft de auto huisgehouden. Auxerre en Chablis liggen op 30 kilometer afstand, iedereen die een auto heeft rijdt daar wel heen voor een verzetje. Wat overblijft zijn de snackbars.

Na lang zoeken ontdek ik dat één van de kebab-toko’s eigenlijk ook een pizzeria is, en hier vind ik dan toch een fatsoenlijke maaltijd. Bij de koffie hebben ze zelfs een goedkope maar best lekkere armagnac.

Met een kop koude kruidenthee zit ik aan de picknicktafel en luister naar oude tango’s. De vermoeidheid blijft maar er is elk geval de muziek. Wanneer die minder zal worden, ik heb geen idee. Wel ben ik nu op een rustige plek. Voorlopig zal ik het hier even mee moeten doen.