
Zo aangenaam als de kanocamping in Anklam was, zo’n teleurstelling was die in Bützow. Slecht onderhouden en sfeerloos. Een beheerder die z’n laatste beetje enthousiasme al jaren geleden verloren leek te hebben. Ik kon er mijn tent opzetten en douchen, en dat was het dan ook wel. Er waren picknicktafels, maar vies en rottend en ik had sowieso geen zin om hier te koken.
Bützow zelf is mooier dan Anklam. Kleiner, maar minder aangetast door sloop en verwaarlozing. Het zachte strijklicht van de namiddagzon geeft een warme gloed aan de oude straatjes. Ik zoek een restaurant, maar haast heb ik niet.
Het fascisme is hier helaas nog prominenter aanwezig dan in Anklam. Ik kom een neonazi tegen die zonder blikken of blozen met historische nazi-emblemen over straat gaat. Rostock is dichtbij, de mooie havenstad die vergiftigd is door het fascisme. Een nare smet op een mooie streek.
Na enig zoeken vind ik een restaurantje waar niets van dat alles te merken is. In een rustige binnentuin geniet ik van een maaltijd en een mooie zomeravond.

Een uitgewerkt plan voor de laatste anderhalve week heb ik nog niet, en inspiratie daarvoor ontbreekt eveneens. Ik wil routes die ik nog niet ken, maar twijfels over mijn conditie zeuren een beetje door mijn hoofd. Ik kijk daarom niet al te ver vooruit. Lauenburg ligt op een prima afstand, en ik heb er herinneringen aan van lang geleden. Bovendien is het altijd fijn om aan de Elbe te kamperen.
Dat laatste lijkt bij nader inzien niet te gaan lukken. De camping tegenover de oude binnenstad heeft alleen nog seizoensplaatsen. Een plaatsje verderop, op de linkeroever, heeft een camping waar fietsers wel welkom zijn. Het lijkt een kilometer of vijf voorbij Lauenburg, dus het idee is om ‘s avonds even naar de stad te fietsen voor een pizza en een biertje.
In de praktijk blijkt het eerder acht kilometer naar Artlenburg, zoals het dorp heet. Op het eerste gezicht geen bijzondere plaats, alleen de kerk trekt de aandacht. De camping hoort bij de jachthaven, het tentenveldje ligt direct aan het water. Het is een mooie zonnige dag en ik heb een prachtig uitzicht op de rivier. Ik heb steeds minder zin om straks weer op de fiets te stappen. In het dorp zijn ook restaurants, en uiteindelijk eet ik in Artlenburg in zo’n typisch Duitse gasthof.

Het is niet het enige plan dat ik bijstel. Voor de laatste anderhalve week had ik wat ideeën gemaakt, langs de Weser fietsen, Hamelen bezoeken, of nog even bij de Waddenzee over de dijk kijken. Maar inmiddels lijkt het me fijner om wat meer tijd aan vrienden onderweg te besteden. Een dag langer in Boekelo, een paar dagen bij een vriend die tegen die tijd in Zeewolde met zijn kinderen kampeert. Het is een plan met wat minder kilometers, en dat blijkt al vrij snel ook praktische voordelen te hebben.
Onder een grauwe hemel fiets ik vanuit Artlenburg verder langs de Elbe. Een traject dat ik nog niet eerder fietste. Wat is die rivier toch lang. Na al die jaren heb ik nog steeds niet alles gezien.

Bij Winsen verlaat ik de rivier en zet koers richting Bremen. In een dorpje gaat mijn band lek. Op zich niets bijzonders, alleen is de oorzaak wel zorgwekkend. Er zit een scheur in het loopvlak van de buitenband. Met flosdraad naai ik de boel bij elkaar, plak ducttape aan beide zijden en twee extra laagjes tape als slijtstukken op het loopvlak. Het ziet er goed uit, maar ik moet nu wel echt een nieuwe buitenband.
In het dichtstbijzijnde stadje ga ik langs twee fietsenmakers, maar zonder resultaat. “26 zoll, das ist ganz aus der Mode, kann man nur noch online bekommen’.
Toen ik tien jaar geleden deze fiets kocht, was het de meest voorkomende bandenmaat. Nu is-ie obscuur. De fietswereld wordt geteisterd door standaarden die continu veranderen.

Met al het gedoe moet ik doortrappen om op een redelijke tijd in Bremen te arriveren. De zon breekt weer door, en bij de camping hoort een pizzeria, heb ik gezien. Dat geeft wat ruimte. Het lukt me om de zorgen van mij af te zetten als ik het groene stroomgebied van de Weser doorkruis. Ik heb contact met Boekelo en er is een plan in de maak voor als ik onverhoopt toch met de trein naar de Nederlandse grens moet.
Verder dan dat kan niet. Niet met de trein door naar huis. De NS staan geen ligfietsen meer toe in de trein.
De pizzeria heeft nog een plekje voor me. Op het terras zelfs, met uitzicht op grote zwemplas waarboven de zon langzaam zakt. Het is nog iets meer dan tweehonderd kilometer tot Boekelo.
Ducttape is slijtvaster dan ik had verwacht. Minstens vijftig kilometer op de Duitse fietspaden. Maar dan moet het wel droog zijn, want een nieuw laagje plakken op een natte band gaat niet lekker. Helaas is de dag na Bremen af en toe regenachtig. Het lukt wel om het tape op de band te krijgen, maar niet netjes vlak en dat geeft een irritante bobbel. Ik ga nooit meer zonder reserveband op reis.
Voor de laatste keer kamperen deze tocht heb ik Haselünne uitgezocht, op een halve dag fietsen van Boekelo. Ik was er wel eens doorheen gefietst, maar herinnerde me er weinig van. Volgens de kaart is er wel wat horeca en de ‘Comfort Camping’ is op loopafstand van het centrum. Ideaal voor de laatste avond van dit deel van de reis.
Het is maar goed dat het woord ‘comfort’ in de naam van de camping zit, want anders had ik het gemist. Het tentenveld is een modderpoel, het pad rond het veld onverhard en kapotgereden. Geen picknicktafels, een paar gore WC’s in containers. De sfeer is alsof je wordt weggekeken als men ontdekt dat je geen tatoeages hebt.

Tussen de plassen vind ik een twee vierkante meter die een paar centimeter hoger zijn. Een stuk verderop, tussen de caravans, is een vast sanitairgebouw dat iets schoner en beter onderhouden is. Ik neem een douche en ga zo snel mogelijk richting het dorp. Onderweg zie ik een hotel. Dat had ook gekund, bedenk ik nu.
Veel soeps is het dorp niet. Ik eet bij een eenvoudig Aziatisch eethuisje en vind daarna een café waar ik nog een biertje kan drinken. Haselünne is niet mooi en niet gezellig. En het regent.
Ik maak me er niet druk meer om, de volgende ochtend. Niet om de band, niet om de nattigheid en de modder. De band houdt het heus wel tot Boekelo, en daar wacht een oude 559 mm buitenband op mij. En daar kan ik ook drogen wat nat is en wassen wat vies is.

En bijslapen na deze ongemakkelijke nacht. Ik slaap lekker buiten in de tuin onder de glazen luifel. Een citronellakaars houdt de muggen weg en ik val in diepe slaap. Zo diep dat ik niets meekrijg van de drive-by shooting die op veertig meter van mijn bed plaatsvindt.
Ik blijf ruim anderhalve dag in Boekelo, die verder zonder veel ongebruikelijks verloopt. Bijpraten in de tuin, een wandeling door het bos, de kleine meid op schoot. De fles Oostenrijkse witte wijn die ik altijd haal bij de lokale slijterij. Gesprekken over de toestanden in de wereld en de toestanden in het dorp.
Onder een blauwe hemel neem ik afscheid. De eerste kilometers nog op de vertrouwde route, maar dan wijk ik af, richting Deventer, over de Veluwe, naar Harderwijk. Daar de brug over en dan langs de dijk in zuidelijke richting voor een belangrijk weerzien.

Het was een bijzondere tijd, die jaren waarin Hugo en ik op de botter Trui voeren. Talloze avonden hebben we samen aan boord doorgebracht. Met een fles beerenburg achter in de kuip als het koud was, op het voordek met Duits bier in de zomer. Of Deens. De laatste zomerweek die we samen gevaren hebben, was op de Oostzee.
De studententijd ging voorbij, onze levens veranderden, er kwamen nieuwe hobby’s, liefdespartners kwamen en gingen. Het zeilen verdween langzaam uit mijn leven. De herinneringen bleven.
En nu lag Hugo met een kleinere platbodem, een schouw, in Zeewolde. Een drijvend vakantiehuisje waar hij met z’n kinderen vakantie kon vieren. En ook met mij, een paar dagen.
Aan het eind van de middag kom ik aanfietsen. De schouw ligt in een jachthaven annex camping die er precies zo uitziet als je van Flevoland verwacht. Een omgeving die nog geen geschiedenis heeft. Nieuwbouw die z’n beste tijd alweer heeft gehad. De sportschool is hier de overheersende kerk. Recent aangelegde natuur. Pubermeisjes die met jurken en handtasjes van Shein het vrouw-zijn oefenen.

De zon gaat onder. We hebben gegeten en de kinderen slapen. We zitten op het achterdek en maken de fles armagnac open die ik had meegenomen uit Boekelo. Wat is dit lang geleden.
Twee dagen ben ik hier. Ik kan me nauwelijks herinneren wanneer ik voor het laatst twee volle dagen heb doorgebracht met de man waarmee ik al meer dan twintig jaar bevriend ben. We prutsen met de vouwzeilkano waarmee hij een week later een avontuurlijke reis door Nederland zal maken. Dit is hoe we elkaar ooit leerden kennen. Het is er weer.

Iets anders, kleiners, recenters, is er ook weer. De traditionele finish bij mijn stamcafé in Delft. Sinds de eerste coronazomer was het niet meer gelukt. Ik kwam uitgeput of op een raar tijdstip thuis. Of met de trein. In het weekend rond vier uur aan komen fietsen voor een mooi weerzien met vrienden, het was drie jaar lang niet gelukt.
Maar nu zou het lukken. Het is grauw weer als ik over de kaarsrechte dijk richting het zuidwesten fiets. Bij Nijkerk ga ik het oude land op, en dan zit ik weer op een bekende route. Vanaf Woerden heb ik de GPS niet meer nodig.
Het grauwe wolkendek is allang verdwenen wanneer Delft in zicht komt. Ik rij de binnenstad in en arriveer bij Doerak. Op het terras zit Roald, de vriend uit het eerste verhaal van deze reis. De cirkel is rond.
