Lezing uitgesproken ter gelegenheid van het 40-jarige jubileum van de Ligfietsvereniging NVHPV
Elke vrijdagmiddag ga ik naar het café en daar ontmoet ik een vriend. We drinken een paar wijntjes en gaan dan uit eten. En we praten. Over dagelijkse dingen, over de toestand in de wereld, maar we voeren ook meer filosofische gesprekken.
Een onderwerp dat vaak terugkomt is: Wat is het goede leven? Waar word je gelukkig van?
Eén conclusie die we in al die gesprekken getrokken hebben, gaat over hobby’s. Een hobby is niet iets leuks doen, het is iets leuks leren. Het leerproces is essentieel. Zonder dat is het niet meer dan entertainment. Tijdverdrijf.
Deze lezing gaat over dat leerproces.
Reizen op de fiets is een leerproces op meerdere niveaus. Het eerste niveau is de vaardigheid van het reizen zelf. Fietsreizen gaat niet vanzelf, dat moet je leren. Het tweede niveau is alles wat je leert over het gebied waar je doorheen fietst.
Scandinavië is mijn grote leermeester.
Een leerproces betekent vallen en opstaan. In letterlijke zin heb je dat als het goed is al achter de rug voordat je op pad gaat. Maar vallen en opstaan in figuurlijke zin, daar ontkom je niet aan.
Laat ik beginnen met een klein voorval. Op mijn eerste lange reis, naar de Noordkaap, kampeerde ik bij Stokmarknes. Muziekliefhebbers kennen het misschien als het stadje waar Madrugada vandaan komt. De accu van mijn camera was leeg, dus ik haalde die er uit, stopte hem in de lader en deed deze in het stopcontact.
Er gebeurde niets. De lader was stuk. Gelukkig had ik nog een volle reserve-accu, want probeer in die contreien maar eens een lader te kopen voor precies die accu.
Een ander voorval. Drie jaar later was ik hier. Nesna. Prachtig plaatsje zoals je ziet, maar ik heb het iets te goed leren kennen. Tien dagen lang zat ik hier te wachten op een nieuw voorwiel. Dat moest met de post komen, want het was geen standaard wiel.
De rode draad in deze verhalen, is dat ik op reis was gegaan, er blindelings op vertrouwend dat alles wel heel zou blijven, of dat ik anders iets vervangends zou kunnen kopen.
Inmiddels weet ik dat dingen die nooit stuk gaan op fietsvakantie wel bestaan, maar alleen in folders, op beurzen en op een bepaald soort instagram-accounts. In de echte wereld daarentegen… het enige dat bij mij onderweg nog nooit kapot is gegaan, is m’n slaapzak.
Dus ik zorg tegenwoordig dat alles in m’n uitrusting volgens gangbare standaarden werkt en met normaal gereedschap gerepareerd kan worden.
En deze zomer stond ik alsnog mijn buitenband met flosdraad bij elkaar te naaien. Want mijn huidige fiets heeft 26” wielen. Toen ik hem kocht was het de meest voorkomende wielmaat ter wereld, maar inmiddels helemaal uit de mode. Zo was ik toch weer in dezelfde valkuil geduikeld.
Een andere harde les was het klimmen in Noorwegen. Ik had op een kaart, schaal 1:400.000, een route langs de kust van Zuid-Noorwegen uitgezocht. Er zijn daar geen hoge bergen, dus ik dacht dat ik op dat traject zou kunnen wennen aan het klimmen, voor als ik verder naar het Noorden bij de grote bergpassen zou komen.
Nou dat viel wel een beetje tegen. Op die eerste dag ging ik helemaal kapot en zag het somber in voor de rest van de route. Totdat ik eind van de middag een lokale ligfietser tegenkwam, en die reageerde met ‘Wat, heb je dáár gefietst? Poeh!’
De les die ik die dag geleerd heb, is dat je in Noorwegen elke helling moet benaderen alsof het een grote bergpas is. Ook al is het een bultje dat er uitziet als een uit z’n krachten gegroeide verkeersdrempel.
Daarmee kom ik al een beetje op het tweede niveau terecht, de lessen die ik leerde over Scandinavië zelf.
Om te beginnen is Scandinavië groot. Dat lijkt een open deur, maar je beseft pas hóe groot als je daar fietst. Het is een compleet subcontinent, en daarmee ook heel divers.
Een van de verschijnselen waaraan je dat merkt, is dat een tocht naar het verre Noorden of weer terug altijd een reis door de seizoenen is. Zo zie je op deze foto, genomen eind augustus in Noord-Finland, dat het al aardig herfstig is.
Drie weken later was ik terug in het zuiden, in Oslo. Het was een heerlijke nazomerdag en mensen zaten zonder jas op de terrasjes.
Scandinavië is zo groot, dat je tijdens je fietstocht zelfs de effecten merkt van de bolling van de aarde. Toen ik in 2010 in het noorden van Zweden richting de Finse grens fietste, raakte mijn dagritme een beetje in de war doordat de tijdzones daar heel smal zijn. Hoe noordelijker je komt, hoe dichter de meridianen naar elkaar toe kruipen en je fietst zomaar een uur naar het oosten.
De poolster is er ook zo eentje. We kennen allemaal het trucje van met je vinger naar de poolster wijzen, je arm laten zakken en dan weet je ongeveer waar het noorden is. Wel, op een gegeven moment werkt dat niet meer omdat die poolster bijna recht boven je staat!
Uit die grootte komt ook een zekere rust voort. Automobilisten in Nederland maken zich druk over 100 of 120 of 130 kilometer per uur. Maar in Scandinavië zijn de afstanden zo groot dat 80 hard genoeg is. Niemand heeft haast in het verkeer.
En ook het Noordelijke zelf geeft rust. In Nederland kun je bijvoorbeeld de seizoenen min of meer negeren. In de winter moet je een andere jas aan. Je fietsverlichting vaker opladen. Je collega’s klagen wat vaker over regen. Maar verder verandert er niet zo veel in je dagelijkse leven, je stoomt in hetzelfde tempo door.
In het Noorden kan dat gewoon niet. De natuur is de baas. Er zijn heel veel of heel weinig uren licht. Die sneeuw komt gewoon. Daar doe je niks aan. De Scandinaviërs verzetten zich er niet tegen en passen hun levensritme gewoon aan. De natuur is nu eenmaal de baas en dat is prima.
In het Noorden voel ik een rust die ik nergens anders ervaar. De grote afstanden, de oppermachtige natuur en mensen die nooit haast lijken te hebben.
Hiermee kom ik bij de belangrijkste lessen over reizen. Deze zitten op een dieper niveau. Dit zijn lessen over wie je bent als mens.
Ik was nauwelijks boven de poolcirkel op mijn Noordkaaptocht, of ik had al spijt van mijn beslissing om met openbaar vervoer terug naar huis te gaan. Ik besefte dat het veel mooier zou zijn om via een korte route door Zweden terug te gaan. Maarja, even je baas opbellen met de mededeling dat je drie weken extra verlof opneemt is ook weer zoiets. Maar het was wel de laatste keer dat ik het zo plande.
Ik leerde in de jaren erna hoe mooi het is om niet alleen langzaam je vertrouwde omgeving te verlaten, maar er ook weer langzaam in terug te keren.
Op de heenweg fiets je eerst door je eigen stadje, je eigen streek, over routes die je goed kent. Je komt vervolgens in gebieden waar je misschien een paar keer per jaar komt. Het landschap is nog wel bekend maar je ziet steeds meer nieuwe dingen, totdat je op het punt komt dat je beseft te zijn aangeland in een wereld die nieuw voor jou is.
Op de terugweg het omgekeerde. Langzaam maar zeker wordt het landschap vertrouwder. Je komt over routes die je eerder fietste en langs plaatsen waar je wel eens bent geweest. Plaatsnamen komen bekend voor. Je hoeft steeds minder vaak op je GPS te kijken, en op een zeker moment ligt je eigen stad op de horizon. Je rijdt de straten in en arriveert bij de mensen waar je van houdt, die jouw mensen zijn.
In plaats van dat je met een gaar hoofd uit de trein stapt en denkt ‘Nou dat was het weer, maandag weer aan het werk’, is je thuiskomst een overwinning, de kroon op je sportieve prestatie. Iets waar je naar toe hebt geleefd.
Minstens zo belangrijk is dat je brein dit veel beter aan kan. Als je abrupt van de ene in de andere omgeving terechtkomt, geeft dat een shock. Het duurt lang, uren of zelfs dagen, voordat je brein gewend is aan de nieuwe omgeving. Dat kost veel energie en eigenlijk kun je al die tijd niet echt genieten van je omgeving.
Ga je daarentegen langzaam, dan kunnen je hersenen die veranderingen prima verwerken en dit is dan een belangrijk onderdeel van je ervaring.
Dit is wat ik noem de Eerste Hoofdwet van het Reizen:
Je kunt niet sneller reizen dan je hersenen
We hebben allerlei technologie om ons lichaam sneller te verplaatsen, maar onze zintuigen, ons waarnemingsvermogen en geheugen kunnen dat niet verwerken. De capaciteit van je brein is een harde bovengrens van hoe snel je kan reizen.
Deze wet is keihard. Probeer je ermee te sjoemelen door je lijf sneller te verplaatsen, dan krijg je een letterlijke blikvernauwing. Bijna alles gaat langs je heen, je onthoudt nauwelijks iets en bij aankomst heb je die shock die je zo veel tijd en energie kost. Je kunt voor die hoge fysieke snelheid kiezen, maar daar betaal je een forse prijs voor.
Ik wil afsluiten met een verhaal over hoe ik de boot nam vanuit Oslo richting Kiel in de zomer van 2018. Ik had twee mislukte pogingen om Scandinavië inclusief Åland rond te fietsen achter de rug, maar nu was het eindelijk gelukt. Ik stond op het zonnedek van het schip dat door het Oslofjord naar open zee voert. Uiteraard was ik trots. Ik voelde me sterk. Master of the universe.
In de sport zijn we gewoon om metaforen te gebruiken gebaseerd op een gevecht met een menselijke tegenstander. Je ‘gaat de strijd aan’ met de berg en als je de top haalt, heb je ‘de berg overwonnen’.
Alleen, die berg, die merkt daar niks van. Het is echt niet alsof wanneer jij weer beneden staat met gloeiend hete remmen, dat die berg dan denkt: ‘Verdomme, weer mislukt. Maar volgende keer pak ik hem!’.
Tijdens die urenlange vaart door het Oslofjord dacht ik niet alleen aan mijn sportieve prestatie. Ik voelde hoe gigantisch groot Scandinavië is. Ik had die enorme landmassa helemaal niet overwonnen. Ik was een nietig wezentje dat er een paar weken overheen had gefietst en Scandinavië had daar precies niets van gemerkt.
En als je vervolgens het Scandinavisch Schiereiland opzoekt op een wereldbol, dan zie je dat het maar een heel, heel klein stukje van de Aarde is.
Daarmee kom ik op de Tweede Hoofdwet van het Reizen:
Onze planeet is zo gigantisch groot en divers, dat je in geen duizend mensenlevens alles kunt zien.
Omdat ik in Scandinavië fietste, fietste ik niet in Frankrijk. En als ik over de ene weg rijd, rijd ik niet over die een stukje verderop. En dan heb ik het nog niet eens over het gebied dat tussen die wegen ligt. Ik moet kiezen. En ik weet dat ik daardoor nooit heel Scandinavië kan zien in mijn leven.
In die kleine eeuw die je als mens hebt kun je maar een heel klein deel zien van de enorme prachtige planeet die wij ons thuis mogen noemen. Je moet kiezen welke stukjes je gaat zien. En als je zegt: Ik wil niet kiezen, dan kies je ook maar zul je uiteindelijk juist minder van de wereld zien dan wanneer je wel die keuze bewust maakt.
En om dan terug te komen op de vraag waar deze lezing mee begon: Waar word je gelukkig van? Als je dit alles zo beschouwt, als je beseft welke grenzen de hoofdwetten stellen, wat moet je doen? Wat is een verstandige keuze als reislustig persoon, om zo veel mogelijk van het leven te genieten?
Het antwoord is eenvoudig. Zorg dat je de reizen die je daadwerkelijk kunt maken in je leven, zo intens mogelijk beleeft. En daarom reis ik op de fiets.
>En ik weet dat ik daardoor nooit heel Scandinavië kan zien in mijn leven.
We kunnen niet eens heel Nederland zien in ons leven. Niet eens 1 provincie denk ik. Als je denkt alles gezien te hebben is het stuk waar je begon ook al weer veranderd.
Het was een inspirerende lezing tijdens de jubileumviering en nu nog eens nalezen is nog steeds inspirerend. Bedankt Walter!
als je je snel verplaatst hobbelt je ziel erachteraan
je bent er
maar je ziel is nog niet gearriveerd