‘Ik heb nog de hele avond!’ zeg ik tegen mezelf. Een hele zaterdagavond waar ik mee mag doen wat ik wil. Waarom zou ik het er niet van nemen? Ik draai om en loop terug naar het centrum van Egersund. Stap het café binnen waar ik gisteravond ook was. Toen was ik vrij snel geclaimd door een groepje Noorse vrouwen die een avondje zonder de mannen op stap was. Hoewel de gesprekken niet echt ergens over gingen en ik de helft niet kon volgen omdat het in het Noors ging, was het erg prettig om weer eens over iets anders te praten dan mijn fiets of waar de wasmachine staat.

Nu is het er helemaal leeg. Ik ben de eerste gast van de avond. Maar dat maakt niet uit, want ik wil gewoon op een bank zitten met een groot glas bier, dat kan ik prima in m’n eentje. En het voelt ook alsof ik dit verdiend heb. Eindelijk.

Dan ga ik plannen maken voor de rest van de reis. Eindelijk krijg ik een beeld van wat ik wil doen met de resterende drie weken. Ik bedenk een paar alternatieven en maak meteen de bijbehorende tracks. Ze tellen op tot een prima afstand voor de resterende tijd, met de nodige marges en afstekers voor als er toch iets mis gaat.

Als dat af is, is m’n glas leeg en ben ik opeens heel opgelucht. Het zat me blijkbaar toch niet lekker dat ik fietste zonder plan, dat ik niet wist hoe ver ik kon fietsen en hoe ik weer tijdig thuis zou komen.

Dus ik neem gewoon nog een biertje om dit te vieren. Om te voelen hoe ik weer ontspannen en optimistisch ben, na de break-down van gisteren.

Net iets te laat wandel ik terug naar de camping. Maar wat is ’te laat’.

Het is een regenachtige dag als ik weer verder ga. Ik ontbijt in de keuken, waar ik de tafel deel met een Oostenrijks echtpaar. Aardige mensen, erg sportief. Ze hebben het er over dat elektrische mountainbikes een probleem beginnen te vormen in de Alpen. Natuurgebieden waarvan de meeste mensen het te veel moeite vonden om te bezoeken, zijn nu opeens vergeven van de touristen.

Het is min of meer droog als ik op weg ga. Eerst volg ik een stukje de kustweg, omdat ik de open zee nog even wil zien voordat ik richting de bergen ga. Hij is onstuimig, het waait flink. Gelukkig krijg ik hem straks mee.

Ergens gaat de Noordzeeroute van de hoofdweg af. Hoewel ik een vermoeden heb van wat voor weg dat gaat zijn, neem ik hem toch.

En inderdaad, het is een gravelweggetje met schapenhekken en heel steile heuvels. Zo steil, dat er enkele zijn waar m’n achterwiel doorslipt over het natte, zachte gravel en ik een stukje moet duwen. Ik twijfel of het een verstandige beslissing was, maar zet dat uit mijn hoofd. Ik ben hier, en het is hier mooi.

Aan het eind van de ochtend bereik ik de bergen. Hoge rotswanden en klims die hoger zijn dan enkele tientallen meters. Ik ben dan al flink natgeregend, maar het doet me niet veel. Het zou fijn zijn als ik het laatste uur van de dag droog zou rijden om niet als een verzopen kat aan te komen, maar dat is het dan ook. Ik heb niet eens behoefte aan een koffiepauze.

En het lukt bijna. Mijn doel voor de dag is Hjelmeland. De doorgaande weg gaat over een pas, maar er is ook een route die via een omweg langs het fjord gaat. De planner had die gekozen, geen idee waarom. Maar inmiddels heb ik door dat de regen vooral in de bergen zit en niet aan het fjord. De wolken komen aandrijven over zee, en pas als ze de hoogte in gedwongen worden, raken ze lek.

Dus ik volg netjes de geplande route, die vermoedelijk ook veel mooier is. Ik krijg prachtige uitzichten over het fjord, met indrukwekkende wolkenpartijen waar gelukkig niets uit valt.

Tot vlak voor Hjelmeland, waar het toch een beetje begint te spetteren. Te weinig om nat van te worden, te veel om bij op te drogen. Dus ik kom alsnog met natte kleding aan.

Ik word verwelkomd door een enthousiaste jonge man. Hij biedt me voor 200 kronen extra een kleine kamer aan, en daar hoef ik niet lang over na te denken. Hij laat de gemeenschappelijke woonkeuken zien, waar het een gezellige bedoening is. De keuken is ook goed uitgerust, fijn ingericht, er staat een radio.

Mijn fiets krijgt een droog plekje binnen en dan kan ik douchen. Het is een oud hostel, alles is wat krap en ouderwets, maar het is schoon en sfeervol. En warm, en droog.

Na het koken en eten plof ik neer op de bank om wat te schrijven en foto’s te delen op Twitter. De radio heeft matige ontvangst en de muziek is ook niet om over naar huis te schrijven. Maar hij heeft een bluetooth-connectie en die kaap ik met mijn telefoon. Ik ga leuke hitjes draaien en het lijkt alsof niemand door heeft dat ik de DJ ben.

De campingbaas komt binnen en kondigt aan dat er verse vis is gevangen en dat de barbecue aan gaat. Hij pakt de radio en zet deze buiten. Ik moet grinniken, hij heeft niks door. Buiten staat een groep mensen om de barbecue te kijken hoe twee mensen de vis bakken.

Als de vis klaar is, komt de groep naar binnen. Ze sjouwen een extra tafel naar binnen, er komt wijn tevoorschijn. Er is heel veel vis. Ze bieden iedereen aan, en het is zo veel dat ik niet kan weigeren. Ik ben vegetariër, maar niet om toe te zien hoe vers gevangen vis in de vuilnisbak verdwijnt.

Ik raak met mensen aan de praat, krijg een glas wijn en dan ontdek ik dat het helemaal geen groep is, maar gewoon alle gasten die toevallig aanwezig zijn. Het is een spontaan feestje waarbij iedereen iets inbrengt.

Helaas heb ik zelf niets, behalve muziek. Mijn bijdrage aan het feest bestaat uit het draaien van leuke liedjes die toevallig op mijn telefoon staan.

Ik ben nu een maand onderweg. Een maand alleen. En dat is prima, ik vind het heerlijk. Maar ik geniet er ook wel heel erg van om weer eens gezelschap te hebben.

Ik heb spijt van mijn lange mouwen, de volgende ochtend. De regen heeft plaatsgemaakt voor zon. Ik pak de veerboot naar de overkant van het fjord en ga richting Sauda. Een traject dat ik zes jaar geleden ook heb gefietst, alleen ik herinner me daar niets meer van. Het was grafweer toen, ik zat niet lekker in mijn vel. Ik weet alleen nog dat ik na Sauda de 520 heb gefietst, dat die weg erg mooi is maar dat ik vrijwel geen foto’s kon maken.

Eigenlijk is deze route ook een los eindje van een eerdere reis. Noorwegen zit vol met losse eindjes, bedenk ik nu.

De weg naar Sauda is zo spectaculair dat ik me afvraag hoe slecht ik er aan toe was dat ik hem gemist kan hebben. Het is een smal fjord en de weg gaat er regelmatig hoog tegen de bergwand langs. Ik moet echt in een soort overlevingsmodus zijn geweest.

Bij m’n koffiepauze in Sauda is het nog steeds zonnig, hoewel er regen is voorspeld. Ik zit vurig te hopen dat het droog genoeg blijft om foto’s te maken van de 520, één van de mooiste wegen door de bergen die ik ben tegengekomen in mijn leven.

Het begint goed. Vanuit Sauda gaat de weg een kloof in die steeds nauwer wordt. Er zijn watervallen en een rivier die met veel geruis over de bodem van de kloof stroomt. De weg is hier al flink steil.

Helaas begint het toch te spetteren, en gaat mijn band lek. Dat laatste is snel gefikst en de regen valt mee, maar ik stop toch mijn camera weg. Jammer, maar ik ben nu wel in een stemming om te genieten van deze mooie omgeving.

Het klimmen gaat ook goed. Het kleine blad heb ik dit keer nergens nodig. Langzaam worden de bomen kleiner en komt er meer kale rots tevoorschijn. Er zijn wat periodes zonder regen en dan maak ik toch wat foto’s.

Op de top is zo’n moment. Hoewel ’top’ een relatief begrip is op een Noorse fjell, het is geen alpenpas met een duidelijk hoogste punt waarna het simpelweg naar beneden gaat.

Het is er koud en grijs, de door het ijs afgeschraapte rotsen maken het landschap desolaat. Dit is de brute kant van Noorwegen, die natuur waar levende wezens klein, nietig en vergankelijk zijn. Zonder technologie leg je als mens hier snel het loodje.

Er is dus niet meteen een grote afdaling, maar een serie grote en kleine bultjes, waarvan sommige maar net lukken op het middenblad. Het is weer gaan regenen en op sommige plekken is het zicht zo slecht, dat ik m’n verlichting aanzet.

Uiteindelijk komt er wel een lange afdaling. Snel, nat en koud. Ik ril nog niet als ik arriveer op de camping bij Røldal, maar dat gaat niet lang duren. Uiteraard zijn alle hutten bezet. Ik loop het gebouw met de receptie in, en zie dat hier wel een fijne, warme verblijfsruimte is. Tent opzetten in de stromende regen is niet fijn als je koud bent, maar als er dan een warme douche, goede keuken en een verblijfsruimte als deze is, valt het wel te overzien.

Een vrouw spreekt mij aan, of ik misschien vragen heb. Ze legt uit dat een hut niet lukt, maar dat verder alles er is. Aan haar accent hoor ik dat ze Nederlands is, en we schakelen over op onze eigen taal.

Het blijkt dat er een droogruimte is, en alles is direct naast dit gebouw. Ik had liever onder een vast dak geslapen, maar zo red ik het wel en kan ik morgen redelijk droog op pad.

Maar dan komt ze met een voorstel. De hut die aan dit gebouw vastzit, heeft zij met haar gezin gehuurd. Hij heeft een vliering met wat matrassen. Als ik nou wat meebetaal aan de huur, kan ik daar wel slapen.

Daar aarzel ik niet over. Snel leg ik mijn tassen in de de droogruimte, haal de drybags met droge kleding er uit en ga richting de douche.

‘Eet je mee?’ is de volgende vraag. Nu aarzel ik wel even, maar dan blijkt dat de jongste zoon van het gezin ook vegetariër is.

In plaats van gedoe met een natte tent en heen-en-weer lopen in een regenjas die eigenlijk niet goed genoeg meer is voor Noorwegen, heb ik een warme, droge en comfortabele avond.

En vooral ook een gezellige. Het blijken fijne mensen waar het goed mee praten is. Na de maaltijd in de verblijfsruimte schuiven twee fietsers aan voor koffie. Gepensioneerde mannen uit Zwitserland, echte fietsveteranen met mooie verhalen.

Mensen. Ik vind het heerlijk om tijd alleen door te brengen. Mijn lange solotochten zal ik niet snel opgeven, voor wat of wie dan ook. Maar avonden met leuke mensen heb ik toch ook nodig. In deze natte week in Noorwegen kwam ik daarin niets te kort.