Het is droog als ik afscheid neem van het gezin waar ik te gast was. Droog, maar grauw en koud. Bij het wegfietsen van de camping draai ik me nog één keer om om te zwaaien, en dan zit ik op de weg die naar Haukelifjell voert. De E134. Klinkt als een grote weg, maar dat valt alles mee. Het duurt niet lang of ik moet een paar schapen ontwijken die op de rand van de weg liggen te herkauwen. Ik win snel hoogte, als ik in een bocht achter me kijk zie ik mooie uitzichten.
In de route zitten een paar grote tunnels. Sommige mag je niet doorheen, sommige wel. Maar altijd is er een route omheen, de oorspronkelijke weg. Die hier opvallend goed onderhouden is. Ik zie geen enkele reden om door de tunnels te gaan. Liever geniet ik van de prachtige uitzichten op deze smalle weggetje waar vrijwel niemand rijdt.
Op wat het hoogste punt lijkt te zijn, staat zowaar een steen om dit punt te markeren. Er zijn ook twee mensen, Zwitsers aan hun auto te zien. Ik vraag of ze een foto van mij bij de steen willen maken. De vrouw herkent mijn accent en schakelt naar het Nederlands. Het blijken geëmigreerde Nederlanders op vakantie.
Ze staat er op om ook nog wat andere foto’s van mij en mijn fiets te maken, en die blijken later veel beter te zijn dan de standaardfoto die ik voor ogen had. We praten wat, maar al snel krijg ik het koud. Ik haal mijn regenjas uit de zijtas en ga verder, de afdaling in.
Het blijkt een lange, slome afdaling met weinig onderbrekingen. Vergelijkbaar met die vanaf Valdresflye richting Fagernes. Zonder jas was dit te koud geweest, beenstukken en handschoenen hadden eigenlijk ook gemoeten.
Nu merk ik dat ik niet voorbereid was op Noorwegen. De regenjas is eigenlijk versleten, en ook hier in het zuiden moet je eigenlijk een winterbroek, handschoenen en overschoenen bij je hebben. En dikke sokken. Het kan ook begin augustus tegenvallen. Noorwegen is onvoorspelbaar.
Aan deze kant van het fjell is veel toerisme. Vooral wintersportoorden die in een soort sluimertoestand lijken te zijn. Ik hoopte op een stadje aan het eind van de afdaling om koffie te drinken en boodschappen te doen, maar dat valt tegen. Uiteindelijk is er bij een kruising van hoofdwegen wel een soort dorpje van tankstations, kleine winkels en een café, waar ik dan maar pauzeer. Meteen trek ik beenstukken aan, anders koel ik af tijdens mijn pauze in plaats van dat ik me er beter van ga voelen.
Halverwege de middag kom ik los van de E134 en ga verder over kleinere wegen. De zon breekt door, maar het wordt nooit warm genoeg voor blote benen.
Ik beland in de Telemark, een gebied dat ik helemaal niet ken. Er is gemengd bos met voor Noorse begrippen veel naaldhout. Brede beken, moerassen en meren, maar ook flinke bergen. Op mij komt het over als Zweden met bergen. En met brute klims. Het blijft Noorwegen.
Ik eindig de dag vroeger dan bedoeld, omdat er weinig overnachtingsmogelijkheden zijn. Maar wel op een heel fijne plek, aan een mooi meer met een grote berg aan de overkant. Het is er heerlijk stil en zonnig. Eindelijk worden al mijn spullen droog.
Ik zit niet ver van Oslo, aan het begin van de middag zal ik al aan de kust zijn. Toch lijkt dit gebied uitgestorven. Er zijn wat gehuchten en losse huizen en boerderijen. Maar een echt dorp zie ik nergens. Ik fiets door eindeloze bossen en langs grote stuwmeren. Het is heerlijk rustgevend. Ander verkeer is er bijna niet. De hemel is grauw, maar zonder dreiging van regen of harde wind.
In Arendal zal ik bij de zee komen. Daar ga ik koffie drinken en naar het water kijken. Dan heb ik in het klein gedaan wat ik eerder in het groot deed: Langs de kust fietsen, over een bergmassief heen en dan weer terugkeren naar de kust. Ergens aan die kust zal ik die avond mijn tent opzetten en naar de zee kijken terwijl ik mijn pasta eet en mijn oploskoffie drink.
Als ik in de buurt van de zee kom, breekt de hemel open. Het land is dan nog steeds opmerkelijk dunbevolkt. Ook zit ik hoger dan verwacht, het wordt een forse afdaling straks. Voor mij zie ik wolken die al boven zee moeten hangen.
Wanneer ik het eind van de track nader, kijk ik alvast eens op mijn GPS naar supermarkten en cafés. Er is niets. Ik zoom de kaart uit en dan zie ik dat de track midden in het bos eindigt, niet aan de kust. Ik heb opnieuw een defecte track op m’n Garmin. Er is een gat van tientallen kilometers.
Gelukkig zit ik op een hoofdweg en zijn er bordjes die wijzen naar Tvedestrand, een plaats die sowieso aan de kust ligt. Ik volg deze, dan kom ik in elk geval op de geplande route. Daarvoor moet ik eerst nog wel door een stuk met drukke snelwegen in aanleg heen, en erg leuk is dat niet.
Maar als ik de afslag naar Tvedestrand eenmaal heb, kom ik terecht in een klein en lieflijk badplaatsje. Aan de historische haven drink ik, om half vijf ’s middags, eindelijk mijn koffie aan zee. De hemel is blauw, het water kalm. Er is een zachte, koude bries die het lekker fris maakt. Ik ruik het water van het fjord.
Ik volg nu de Noordzeeroute. Veel kleine maar steile klims, soms langs het water, soms langs de ander kant van de rotsen, door het bos. Het eind van de middag nadert, het licht wordt zachter en het is tijd om een kampeerplek te vinden.
Die plek wordt een mooie maar eigenlijk te dure camping aan een klein fjord. Ik eet mijn pasta en drink mijn oploskoffie aan het water bij een ondergaande zon.
Als ik wil opruimen, blijkt de keuken op slot te zitten met mijn kookspullen er nog in. Waardoor ik de volgende dag pas na negen uur op pad ben, licht geïrriteerd. Maargoed.
Ik blijf de Noordzeeroute volgen. Het doel voor de dag is Sandefjord, waar ik de boot naar Zweden zal nemen. Ongemerkt verandert het weer van zonnig naar grauw. De korte mouwen zijn eigenlijk niet warm genoeg meer. Tijdens de koffiepauze in een bakkerij annex wolwinkel in Langesund wordt het regenachtig. Met regenjas fiets ik verder.
Dan kom ik terecht in een stedelijk gebied. De omgeving is niet mooi, en de regen begint. De fietspaden zijn slecht onderhouden en verwarrend, de hoofdwegen druk en lawaaiig. Het is niet leuk om hier te fietsen.
Ook als ik de stad uit ben, blijft het vervelend. Ik zit op een weg parallel aan de snelweg en die is luidruchtig. Het is inmiddels wel weer droog, maar ik heb het totaal niet naar mijn zin. Dit zijn mijn laatste uren fietsen in Noorwegen en ik wou dat ze voorbij waren.
Dat ik ooit deze gedachte zou hebben. Goed, in Italië had ik het ook niet naar m’n zin en kreeg zelfs een hekel aan de espresso daar. Maarja, dat was gewoon de hitte dus dat kan ik prima relativeren. Maar vooral, hoe mooi Italië ook kan zijn, ik zal er nooit voor voelen wat ik voel voor Noorwegen.
Dit is niet hoe ik Noorwegen wil verlaten.
Bij Larvik verdwijnt de snelweg in een tunnel. Het fietspad van de parallelweg wijkt naar links en gaat over de oude weg langs het meer. Een paar kilometer is het eindelijk stil, en het uitzicht is opeens ook weer de moeite waard. Maar aan het eind van deze weg zie ik alweer een grote snelwegbrug. De stilte zal niet langer dan een paar kilometer duren.
Dan besef ik dat deze brug betekent dat de snelweg haaks op mijn route staat. Hij maakt hier een hoek naar links, rechtstreeks richting Oslo. Nog even en ik ben definitief van hem af.
Ik hobbel onder de snelweg door en doorkruis Larvik. Kom bij het waterfront waar nieuwe appartementsgebouwen staan. Zie de zee, het fjord met de haven.
Ik stop om te kijken. Dit is Noorwegen zoals ik het me wil herinneren, straks als ik door Zweden en Duitsland fiets, en als ik weer thuis ben.
Vanaf hier volg ik trouw de Noordzeeroute, die over fietspaden en kleine wegen richting Sandefjord gaat. Het is er rustig en groen. Af en toe zie ik de zee, vaker kom ik door bos en akkers, langs kleine dorpjes en rotsformaties.
Aan het eind van de middag zet ik mijn tent op op Granholmen, een klein eiland dat met een korte dam verbonden is aan het vasteland. Een oude, ietwat versleten camping, maar een prachtige plek. Als ik gedoucht heb, trek ik al mijn truien aan en ga met een mok koudwaterthee op de steiger zitten. Ik kijk naar het fjord, de vogels, de eilandjes en rotsen. Ik kom er maar moeilijk weg.
Het is een soort persoonlijke traditie om in Noorwegen altijd minstens één keer te gaan eten bij een Peppes Pizza. Alleen was ik tot nu toe niet in een stad geweest met een vestiging. Maar Sandefjord blijkt er wel een te hebben. Vanavond is mijn eerste en laatste kans, dus ik stap op de fiets en rijd naar het centrum.
Als ik eenmaal binnen zit, begint het keihard te regenen. Geeft niks, ik heb m’n regenkleding mee en ik ben hier voorlopig toch nog niet weg. Ik neem ruim de tijd om van mijn eten en de sfeer te genieten. Peppes valt nooit tegen.
Wanneer ik uiteindelijk terug naar de camping ga, zie ik dat er een leuk café naast de pizzeria zit. Even aarzel ik, maar dan laat ik het gaan. Op dit moment heb ik het juiste Noorwegengevoel en dat wil ik niet weer kwijtraken.
Het is inmiddels droog, maar heb toch m’n regenkleding aan vanwege het opspattende water. Eenmaal terug op de camping heb ik het vrij warm. Het keukentje blijkt bezet door een buitensportgezelschap dat er nauwelijks in past. Er is net genoeg ruimte voor mij om een mok warme thee te maken, waarmee ik ga zitten op dezelfde plek op de steiger als vanmiddag. Het is donker en het waait keihard, maar door de regenkleding heb ik daar geen last van. Langzaam drink ik mijn thee met m’n gezicht in de wind.
Ik moet lachen om de situatie. Ik lig achterover op mijn fiets te wachten in de rij auto’s voor de veerboot. Links van me zie ik haar liggen, een vrij nieuw schip zo te zien. En dan ineens hoor ik een fanfareorkest. Vrijdagochtend half tien in een veerhaven. Niet echt wat ik verwachtte maar het is een beduidend beter geluid bij mijn afscheid van Noorwegen dan die snelweg van gisteren.
Het schiet niet echt op met aan boord gaan. Uit de auto naast me stapt een man en begint in het Noors tegen me te praten. Nadat ik duidelijk heb gemaakt dat Engels beter werkt, vraagt hij naar mijn fiets en mijn reis. Daarna legt hij uit waarom het lang duurt. Dit schip is inderdaad nieuw. Sterker nog, het is zojuist gedoopt door de minister-president. En het is dan ook geen gewone veerboot, maar het eerste grote commerciële schip met een hybride aandrijving van elektriciteit uit accu, aangevuld met diesel. Ter wereld. De overtocht die ik toevallig geboekt had gistermiddag, is de maiden voyage.
Het is niet alleen dat de rookpluim uit de schoorsteen bescheiden is. Het schip is ook opmerkelijk stil. Waar andere schepen bij de afvaart bijkans uit elkaar schudden, is hier nooit meer dan een lichte trilling te voelen. Elektromotoren zijn gewoon beter.
Aan boord zijn opvallend veel mensen feestelijk gekleed, een glas wijn in de hand. Een zwerm kleine schepen vaart met ons mee het fjord uit. Ik sta op het zonnedek en kijk naar achteren. Donkere wolken hangen boven het land. Dag Noorwegen. Het was niet lang dit keer, maar wat een tocht.
Wauw, echt hele mooie boeiende reisverhalen. Ik geniet echt als ik ze lees. Bedankt Walter
Hoi Walter, ik ben je hele reis al aan het volgen via Twitter en deze site. Wat een fantastische reis en wat een prachtige verhalen. Dankjewel. Robert
Ha Walter,
Schitterende foto’s en mooie verhalen. Veel plezier met het vervolg en meer zon hoop ik. Dank zij jou gaat het goed met de 80 dagen challange. Op meer bescheiden schaal zetten alle collega’s zich in. Van alle teams sta jij bovenaan.
Groet,
Mirjam
Indrukwekkende verhalen weer, Walter. En je laat me weer verlangen naar de Noorse uitzichten. 🙂