Het had dit jaar gemakkelijker moeten zijn. Vaccinaties, het DCC, sneltesten die gemeengoed waren geworden. Maar het virus muteerde tot iets gevaarlijkers en het kabinet gooide, tegen alle adviezen en elk verstand in, de remmen los. Nederland werd een corona-brandhaard en de buurlanden waren niet gek. In de laatste week stond alles weer op losse schroeven.

Maar er bleef toch een mogelijkheid voor een fietstocht zonder grote risico’s en zonder met de regels te marchanderen.

Woensdag aan het eind van de middag klapte ik mijn laptop dicht en fietste even naar Rijswijk om een fles te kopen die mee moest. Althans op de eerste etappe.

Donderdag deed ik de laatste dingen voor mijn werk en had nog één gezellige avond met huisgenoten. Met iets te veel bier.

Vrijdagochtend. Ik doe nog even een zelftest en bekijk de laatste reisadviezen. Duitsland heeft vooralsnog geen beperkingen opgelegd. De weg naar Zweden ligt nog open. Ik sluit mijn kamers af en loop mijn fiets door het huis naar de voordeur. Er is niemand.

Zoals altijd als ik naar het Grote Noorden ga, breng ik de eerste nacht door bij vrienden in Boekelo, niet ver van de grens. Het is een bekende route die ik vrijwel uit mijn hoofd ken. Door Rotterdam naar de Lek, over de dijk tot voorbij Wageningen. Daar de Veluwe in, door de bossen tot vlakbij Zutphen. Dan door het coulissenlandschap tot Boekelo.

Het is geen spannende dag. Grauw met enige wind van opzij. Koffiepauze met appel-notentaart in Rhenen. Een lolletje met wielrenners die mij traag inhalen en de fles met de in lak verzegelde kurk in mijn bidonhouder spotten.

De vorige keer dat ik deze vrienden zag was augustus. Eén van de laatste dagen van de vorige coronareis. Een eeuwigheid geleden. Een eeuwigheid waarin de tijd stilstond en alles gebeurde in de wereld, zowel in het groot als in het klein. Deze avond gaat niet genoeg zijn om bij te praten.

De fles armagnac komt uit de bidonhouder. Dat is een verandering in mijn kleine wereldje. Ik ben overgestapt van whisky op armagnac.

Ondertussen krijg ik een bericht via Twitter. Zondag gaat Nederland op rood en stelt Duitsland nieuwe inreisbeperkingen in. Ik moet zaterdag de grens over en direct een sneltest scoren, dan kan ik door. Dat ‘surfen op de vierde golf’ was niet overdreven.

Het gaat soepel. Op de stoep voor de eerste teststraat over de grens boek ik via mijn telefoon een test en een paar minuten later is het alweer klaar. Twintig minuten later hoor ik een pingetje uit mijn tas komen. De uitslag is negatief.

Ik heb een vrij directe route naar Travemünde, waar de boot naar Zweden vertrekt. Het schiet lekker op maar inspireert weinig. Te vaak zit ik op doorgaande voorrangswegen met een matig fietspad. Ik had hier meer aandacht aan moeten besteden. Ik rij wat verloren rond en eigenlijk maak ik daardoor minder kilometers dan je zou verwachten.

Aan het eind van de middag stop ik voor ijs en koffie in Badbergen. Daar zie ik dat ik een klassieke fout heb gemaakt. Ik ben verzeild in een gebied met weinig overnachtingsmogelijkheden. Wat er is, is eigenlijk een beetje te ver, of compleet uit de richting, of ik ben er al voorbij. En er is een onduidelijke vermelding van een kampeerplek bij een boerderij.

Ik kies voor de dichtstbijzijnde camping die niet te ver uit de richting ligt. Maar ik kan mijn nieuwsgierigeid niet bedwingen en ga toch eerst kijken bij de onduidelijke vermelding. Het kost meer tijd dan gehoopt, en dan sta ik voor een soort paarden-B&B-boerderij die wellicht een kampeerveldje heeft. Ik bel aan, maar helaas. Er is niets. Maar ze weten wel een alternatief. Een stuk terug maar het is inmiddels laat dus het moet maar.

En zo eindig ik die dag bij een grote boerderij, gedeeltelijk verbouwd tot café-restaurant. Met een veldje voor campers, vrijwel zonder voorzieningen. Ik vind een kraan en een stopcontact. Mezelf wassen doe ik op het toilet van het restaurant. En dat is het.

Tegen zonsondergang wandel ik over een gravelweg tussen de akkers. Het is stil. Het graan staat hoog. Ergens bij het punt waar ik wil omkeren, merk ik dat ik in de gaten word gehouden. Op een paar meter afstand zie ik een paar grote oren en ogen boven het graan uitsteken. We kijken elkaar even strak aan. Als ik naar mijn camera grijp, slaat de ree op de vlucht. Met hoge sprongen verdwijnt ze in de akker. Ik kijk haar lang na.

Terug bij het camperveldje maak ik koude thee.en ga zitten op een steen. Ik denk na over de therapie van het afgelopen halfjaar. Het inzicht dat ik van kinds af aan geleerd heb gedachtes en gevoelens te beheersen, te controleren en policen. Altijd bang iets verkeerds te denken of te voelen, totdat het me compleet opbrak. Terwijl het donker wordt en de eerste muggen mij vinden, ga ik op zoek naar wat ik diep van binnen voel, zonder te oordelen. Zittend op die steen, ergens op het Duitse platteland.

De volgende ochtend zie ik de ree weer, als ik op de gravelweg loop naar een bosje dat het sanitair moet zijn voor deze ochtend.

Die dag wordt het landschap beter. Glooiender, met rustiger wegen. Vaker fiets ik in een tunnel van groen. Vooral opmerkelijk is het verschil als ik de Weser oversteek. Een verschil dat mij vaker is opgevallen. Misschien is het verbeelding, misschien is het er echt. Het landschap lijkt hier andere toon te hebben. Wellicht omdat het land vochtiger en veniger is, misschien omdat er net iets andere gewassen verbouwd worden. Hoe dan ook, het beeld is zachter, de kleuren dieper. En ‘snachts zwerven hier ongetwijfeld nog steeds de moorgeesten rond die het christendom niet kon uitroeien.

Deze dag ben ik slimmer. Eerder op de middag neem ik even pauze om de bestemming van de dag te kiezen. Dat doe ik in Zeven, een plaatsje waar ik wel vaker kom, omdat het nu eenmaal handig op de route ligt. En ze hebben er uitstekend ijs.

Hamburg is al vrij dichtbij. Ik neus wat rond op de kaart naar campings, maar concludeer dat het niet realistisch is om vandaag nog voorbij Hamburg te komen. De beste optie is Saueniek. Een dorpje van niks met een fijne, simpele camping. Vanaf daar is het minder dan 140 km naar Travemünde. Dat moet goed gaan, ik wil alleen voor de zekerheid met een verse coronatest aan boord gaan.
Alleen kan ik niet zo snel een geschikte locatie vinden. Uit wat ik lees maak ik op dat het gratis en gemakkelijk testen in Sleswig-Holstein alleen voor Duitsers geldt. Ik moet dus zorgen dat ik aan deze kant van de Elbe nog een test scoor.

Dat kan gelukkig in het volgende stadje, Buxtehude. Vanaf 9:00. Het is ongeveer een halfuur fietsen, dus kort na half negen ga ik op pad. Bij het inrijden van de stad zie ik grote borden ‘coronatest’. Op een wat andere plek dan verwacht, maar ik stop toch maar, pak m’n telefoon en boek een test om 9:25. Twintig minuten speling. Ik sla de zijstraat in, op weg naar de plek waar de testlocatie zou moeten zijn.

Vrijwel direct kom ik bij een container en een stop-bord. Er is verder niets of niemand. In traag tempo rij ik verder, verbaasd om mij heen kijkend, en dan hoor ik ineens een boze stem achter me. Uit de container is een vrouw gekomen die boos is dat ik het stopbord genegeerd heb en dat ik mijn masker en papieren niet gereed heb.

Het dringt tot me door dat ik bij de verkeerde teststraat sta. De boze mevrouw weet niets van een andere testlocatie, en is verder ook niet erg behulpzaam. Ik kijk nog eens goed op de kaart en ga snel verder. Inmiddels heb ik minder dan een kwartier om naar het centrum te komen.

Ik fiets zo hard als ik niet eerder deed deze reis. Uiteraard rij ik ergens verkeerd en is er een wegopbreking. 9:30 sta ik bij de goede teststraat. ‘Entschuldigung’.

Maar er is niks aan de hand. Het is rustig en die vijf minuten kunnen haar niets schelen. We maken zelfs even een kort babbeltje over mijn tocht en dan verwijst ze me verder naar de man die het wattenstaafje in mijn neus steekt. Ik ben nog niet bij Hamburg of ik heb een nieuw certificaat in mijn mail. Negatief.

Door Hamburg heen is hels. Op papier leek het een route die het centrum mijdt, maar in plaats daarvan kom ik door haven- en industriegebieden met nauwelijks bruikbare fietspaden, door armoedige wijken met kapot wegdek, en overal is heel druk, lawaaiig en gevaarlijk verkeer.

Het kost me twee uur en heel veel spanning. Pas na tientallen kilometers door het prachtige groene land rechts van de Elbe, vind ik wat rust. Ik moet dan Lübeck nog door, wat ook niet heel leuk is. Daarna volgt gelukkig een wat vreemde maar erg groene route naar de Skandinavienkai. Ik moet dan nog twee uur wachten voordat ik aan boord mag. Fut om naar het centrum te fietsen heb ik dan niet meer. Ik wacht aan een picknicktafel buiten het havengebouw en de tijd gaat opmerkelijk snel.

Een volgende keer zal ik een langere maar betere route maken naar Travemünde. Eentje die sowieso vier dagen duurt en waarbij ik ruim van tevoren de nachtboot kan boeken. Dit was alles bij elkaar toch te veel gedoe en uiteindelijk heb toch bijna zevenhonderd kilometer gefietst.

Een volgende keer is er ook geen corona meer, hopelijk. Dat gaat ook veel stress en gedoe schelen. Inmiddels is het negen dagen na mijn tweede prik. Het is bijna zo ver. Straks fiets ik goed beschermd in dunbevolkt gebied. Veilig en vrij.

De zon is al onder als de Peter Pan de haven verlaat. Het groen oplichtende vuurtorentje van het havenhoofd schuift voorbij. Morgen word ik wakker in het Grote Noorden.