
Ik zit in een parkje in de schaduw, voor het gemeentehuis. Het is mijn derde dag in Zweden. Een rustdag. Straks ga ik een bakkerij opzoeken voor lunch, maar dat stel ik nog even uit.
Jonköping is een wat vreemde plek voor een rustdag, maar het kwam nu eenmaal zo uit. In Trelleborg kwam ik om zeven uur ’s ochtends al van boord, en begon meteen te fietsen. Of bijna meteen, want ik moest eerst nog even een softwareprobleem met mijn Garmin oplossen.
Ik kies voor de langere route naar Jonköping. Veel mooier, meer kleine wegen en hij blijft ver van de snelweg vanuit Helsingborg. Veel gravelwegen door graanvelden en later steeds meer door bos. Er zijn nauwelijks auto’s.

De rust dringt niet meteen tot me door. En dat is niet een na-effect van Hamburg. Het is ook – alweer, nog steeds – corona. Ik ben nu in een land waar coronabeleid niets voorstelt en geen regel wordt nageleefd. Reden dat ik aanvankelijk hier niet eens heen wilde.
Maar alles werd anders dan verwacht. Het is inmiddels tien dagen na mijn tweede prik en de besmettingscijfers zijn hier opmerkelijk laag. Ik neem een koffiepauze in een hip barretje in Hörby en zie dat mondkapjes niet bestaan hier. Meteen schiet er een schrikreactie door me heen. Pas als ik naar de binnenplaats loop met mijn koffie en koek, besef ik dat die schrik niet meer nodig is.
Ik ga zitten op het enige plekje in de schaduw en overdenk dit. Tien dagen Pfizer is veilig, veertien dagen is de norm volgens de strengste landen. Ik sta op de drempel van een wereld waar de nachtmerrie voor mijzelf voorbij is, maar overal om mij heen nog doorgaat voor andere mensen. Het moet een klein beetje zijn als de mensen die in vroegere pandemieën van de ziekte genazen en wisten dat ze veilig waren voor iets dat voor hun ogen dood en verderf zaaide.

Het is een lange dag met warmte, stof en onhandige wind. Ik wil een tweede koffiepauze en dan meteen even een camping uitzoeken. Toevallig kom ik langs een tweedehandswinkeltje dat ook in koffie en Zweedse wafels doet. Beetje kneuterig en helemaal waar ik aan toe was.
Ik zie dat vlakbij een stadje genaamd Älmhult is met een camping, maar dat is een beetje vroeg en het ziet er ook wel touristisch uit. Google Maps geeft iets verder, aan een kleiner meer, ook nog een camping en dat ziet er beter uit. ‘Goede keuken en toiletten’ zegt een recensie. Dat wordt ‘m.
De weg erheen gaat over steeds smallere gravelwegen door gemengd bos. Het is inmiddels na zessen, maar ik zit nog vol energie, zeker nu ik op dit prachtige traject zit. Ik vind het hekje naar de camping en daal af over een bospad.

Er staan twee tenten. Het is een mooie plek. Maar de keuken blijkt een overdekte barbecueplaats. De toiletten zijn poepdozen zoals bij berghutten. Er is geen douche of drinkwater.
Vooral dat laatste is een probleem. Zelfs als ik mezelf was in het meer en kook op m’n benzinebrander red ik het niet met dat halve litertje dat nog in m’n waterzak zit. Dit wordt ‘m niet.
Dus toch naar Älmhult. Dat kan gelukkig via een andere, eveneens mooie route. En zo ben ik alsnog bijna twaalf uur onderweg die dag. En ja, de camping is wat druk en overdreven luxe, maar het is er prima vertoeven. En als de kinderen op het strand uitgejoeld zijn en de barbecues doven, zit ik met een mok oploskoffie naar een trage zonsondergang te kijken.

Het heeft gevolgen, zo’n lange dag laat in de week. De zesde dag gaat vrijwel alleen door bos, langs afgelegen wegen waar nauwelijks een huis langs staat. Vaak gravel. Het is prachtig, ik zie herten, grijze kraaien en groene spechten. Om koffie te kunnen drinken moet ik even van de route af, waar ik terecht kom bij het spoorwegmuseum van Osh. Daar is een cafetaria. Verder is er niets tot Jonköping.
En ergens die middag, op een gravelweg waar wasbord onder zit, voel ik toch weer de blessure die mij in 2015 opbrak. Heel licht en het wordt vooral erger door het gepieker er over. Rationeel weet ik dat wel. Ik ben slordig geweest met magnesium slikken, de dag van gisteren was te lang. Er is geen reden tot paniek. Ik stop om alsnog een pil te nemen en besluit dat morgen een rustdag in Jonköping wordt. Een uurtje later voel ik niks meer.

De stad zelf staat me eigenlijk niet zo aan als ik er eenmaal ben. Een autostad, lawaaiig met agressieve automobilisten. Maar op het fietspad langs het meer is het mooi. De camping is niet alles maar wel rustig en goedkoop voor in een grote stad. Al snel raak ik aan de praat met Noorse jongeren die gefascineerd zijn door mijn fiets.
Die rustdag is niet voor niks, merk ik als mijn tent eenmaal staat. Ik ben moe. Voor het avondeten fiets ik naar de stad, waar ik na lang treuzelen een terras kies en een haloumiburger eet. Ik word bediend door een Oekraiense jongen die Nederlands spreekt met een Vlaams accent.

Als ik de koffie op heb, is de tank helemaal leeg. Overal in de stad klinkt harde muziek van een genre waar ik geen zin in heb. Ik fiets terug, ga naast m’n tent zitten met koude ijsthee en mijn eigen muziek. De eerste week zit er op, ik ben dik door de duizend kilometer gegaan, ondanks alle hindernissen. Die aftakeling waar ik vorig jaar over schreef, die gaat zo hard nog niet.

Ik heb de laatste tijd al je verslagen gelezen en kijk zeer uit naar je nieuwe posts. Goed geschreven, beetje springen in tijd en plaats maakt het een zeer leesbaar verhaal. Vaak komen fietsverhalen niet verder dan ‘en toen dit, en toen daarheen, en toen dat en toen etc’.
Herken me ook wel in sommige mentale beslommeringen en de kleine dipjes en hoogtepunten die je als fietser nu eenmaal continu hebt. Voel ik iets in mijn knie? Hoor ik daar een kraakje in mijn fiets? Rij ik goed?
Wel ben ik vergeleken met jou echt een beginner en ‘kleine jongen’. Wat een afstanden! Wat een routes! Ik neme mijn hoed diep voor je af. Rij zelf op een fitbike maar doe vooral je ligding, ieder zijn meug hè.
Je reisverslagen zijn echt fantastisch. Jouw reizen zijn voor mij veel te ver, kamperen is ook zeker niet mijn ding maar toch rij ik mijmerend met je mee. Bedankt voor alle verhalen tot nu toe en ook zeker voor die nog komen gaan!
Ha Walter, beschermd door de vaccinaties hoop ik dat je relaxed je tocht vervolgt. Een mooie tocht is veel leesplezier voor je volgers in Nederland.