Zo zwijgzaam als de Brabantse campingbeheerder was, zo uitbundig was deze Duitse. In de Moezel lag een grote partyboot waar luide jaren ’70 disco uit klonk. Hij zong mee terwijl hij de administratie van mijn kampeerplek deed. De muziek maakte mij ook vrolijk, ik had eigenlijk wel zin in een feestje.

Niet dat ik mezelf zag dansen die avond. Ik had wel genoeg van mijn benen gevergd de afgelopen dagen. Tegen de tijd dat ik mijn tent opzet, gooit de partyboot los en vaart weg.

Ik ben door de Ardennen heen. In twee dagen. In die dagen hebben deze heuvels me geleerd dat ik de Vogezen voorlopig wel op mijn buik kan schrijven. En het Zwarte Woud dus al helemaal.

De Limburgse heuvels gingen me verbazingwekkend goed af. Wellicht omdat het ochtend was, of omdat mijn ademhaling goed in het ritme lag. Maar over de grens werden de klims langer en het asfalt slechter. Of het veranderde in gravel.

Heel handig bezig was ik ook niet. Omdat er sluierbewolking en veel schaduw was, stelde ik het insmeren uit tot de koffiepauze. Ik heb nogal een hekel aan zonnebrandcrème omdat het bij veel zweten vroeg of laat in mijn ogen druipt. Dus als ik de grootste klims achter de rug zou hebben, scheelde dat geïrriteerde ogen.

Alleen had ik niet zo naar de route gekeken dus die koffiepauze kwam maar niet. Bij de lange klim over de hoogvlakte in het oosten van de Ardennen word de zon feller. Af en toe tik ik de 10 hoogtemeters per minuut aan. Dat valt me niet tegen, al is het natuurlijk ver uit de buurt van de 13 meter per minuut waar ik pre-COVID mijn dagen in de bergen mee sleet.

Eenmaal op de Vennbahn realiseer ik mijn fout. Pauze en insmeren te ver uitgesteld. Ik had niet moeten wachten tot er perfect naast de route een café is. Wanneer dat komt, is het eigenlijk al te laat en is het een onsympathieke snackbar.

Uiteindelijk ontsnap ik net aan verbranden, maar de stukjes vals plat in de Vennbahn voelen als serieuze klims. Dit moet morgen anders.

De track eindigt bij Sankt Vith en dan vind ik het mooi geweest. Ik fiets even het stadje in voor boodschappen en om te kijken of ik misschien hier uit eten kan. Het is tenslotte zaterdagavond.
Ik moet mijn fiets aan de kant zetten voor een kleurrijke parade. Vandaag is het Pride in Sankt Vith.

De camping is helaas vol. Of althans, dat beweert de mevrouw aan de telefoon. Ik zie ruimte genoeg, maar heb geen puf voor discussie. Ik bel een andere camping iets verder weg, en daar is wel ruimte.

Wanneer ik er heen fiets, weet ik al dat ik niet de energie ga hebben om terug te fietsen straks. Hoe gezellig het ook zal zijn deze avond. Gelukkig blijkt er een friterie bij de camping, waar ik een vegaburger met salade kan krijgen. En veel patat, want ik heb een verschrikkelijke honger. Ik heb veel meer van mijn lichaam gevergd dan ik dacht.

De zon is al fel wanneer ik mijn tent uit kom. Ik kijk uit over de glooiende velden achter de camping. Mijn ontbijt bestaat uit sap en haverkoekjes, koffie komt wel onderweg. Wel smeer ik me voor vertrek al in, er is vandaag geen wolkje dat mij kan redden. Ik kom er niet nog een keer mee weg.

De route gaat door het grensgebied van Duitsland en Luxemburg. Vlak is het ook nu niet, maar het voelt minder zwaar dan het Belgische traject. Ik begin ook te merken dat mijn longen het wat makkelijker hebben, de lucht is droger en ik ben weg uit Stikstof Central.

Koffiepauze neem ik nu ook serieus, telkens met een flinke portie roomijs. Misschien meer zuivel dan goed voor me is, maar met deze hitte wel heel fijn.

Vlak voor de tweede pauze wordt de route heel bijzonder. Eerst is er een pad langs een stuwmeer, dat deels bestaat uit houten vlonders die aan de rotswand hangen. Het doet me denken aan het fietspad bij Uddevalla, drie jaar geleden. Daarna fiets ik door het dal van de Sauer of Sûre. Bij Grundhof gaat het vervolgens het adembenemende Müllerthal in, een nauw dal waar de zijrivier hoge rotsformaties heeft uitgeslepen.

Hier zal ik moeten kiezen. Halverwege is de laatste camping tot aan de Moezel. En die rivier is nog zeker twee uur fietsen ver. Als het meevalt met het oversteken van de waterscheiding. Het lijkt me heerlijk om de Moezel te halen op deze dag, maar een herhaling van gisteren is geen goed idee.

Ik hoef niet te kiezen. De camping is dicht. En de waterscheiding valt mee. Er zitten geen grote klims in, meestal gaat het over glooiende heuvels en netto gaat het naar beneden.

De riesling staat in korte rijen op de lage maar steile heuvels die de oever van de Moezel vormen. De kleinste plekjes worden soms nog gevuld met deze wijnranken. Ik heb me laten vertellen dat hoe kleiner en steiler, hoe beter de wijn.

Maar ik zal er die avond nog niks van proeven. Mijn lijf is er nu beter aan toe dan gisteren, maar het is pas kwart voor acht als ik genoeg energie bij elkaar geschraapt heb om te gaan koken. Daarna overweeg ik om naar het Luxemburgse stadje aan de andere kant van de brug te lopen, maar ik vind het te ver.

Met een reep chocolade en koude kruidenthee kijk ik over de rivier en het laatste licht van de zon boven de heuvels aan de overkant. 119 kilometer per dag is mijn gemiddelde tot nu toe. Ik had op 80 gehoopt. Toen ik een halfjaar geleden erkende dat ik de Extended Version van COVID had, moest ik uitrusten van douchen. In de supermarkt ging ik soms zitten om kracht te verzamelen voor het stukje naar de kassa en mijn fiets. Nu kan ik dit.

Maar de Vogezen wordt ‘m niet, besluit ik nu. In de verte hoor ik Bon Jovi aankomen. Een draak van een nummer uit mijn puberjaren. De partyboot is terug, ze meert af tegenover waar ik zit. De muziek is zo hard dat ik me nauwelijks kan voorstellen dat menselijk leven aan boord mogelijk is. Dan bedankt de DJ het publiek en het volume gaat omlaag. Ik durf te wedden dat hij elke dag vrijwel dezelfde playlist draait.

Ik tap mijn mok nog eens vol met koud water. Het is al bijna koel genoeg om te gaan slapen.