De ijzerwinkel bleek niet meer te bestaan. Twintig jaar lang kocht ik hier mijn gereedschap, bouten en moeren, kopervet en schroefdraadborgmiddel. En nu keek ik tegen rolluiken en lege etalages aan.

Onhandig, want ik had een bout nodig. Een bout voor een noodoplossing die ik had bedacht voor het geval het hefboompje van mijn shifter zou afbreken. Dat is namelijk een zwak punt van dit type, en het onderdeel is bijna niet meer te krijgen.

Maargoed, dat ging dus niet lukken nu. Misschien zou ik onderweg een ijzerwinkel tegenkomen. En anders, ach, zo vaak breken die dingen nou ook weer niet af, misschien maakte ik me weer veel te druk over kleinigheden. Ik ging naar het café waar ik elke vrijdagmiddag mijn vriend Roald ontmoet, alvorens ergens te gaan eten.

Dinsdagochtend fietste ik naar mijn werk. Ik was de wijk nauwelijks uit, of ik voelde dat het hefboompje half doorgebroken was. Donderdagochtend zou ik vertrekken. Piekerend over een oplossing reed ik naar mijn werk.

Ergens die dag bedacht ik dat ik nog een carbonmatje en epoxyhars had liggen. ’s Avonds wikkelde ik het hefboompje daar in. Als lamineeroven gebruikte ik een blikje dat ik bovenop mijn espressomachine zette. De volgende ochtend bleek alles goed uitgehard. De vakantieplanning bleef overeind.

Ik ben wel eens rustiger op vakantie gegaan.

Maar de zon scheen die ochtend. De wind had ik in de rug. Ik nam mijn route naar Nijmegen, die ik de afgelopen jaren zo geperfectioneerd heb dat hij vrijwel alleen over rustige fietspaden en polderweggetjes gaat. Zelfs het stuk door Rotterdam gaat grotendeels door parken. Tussen Kinderdijk en Gorinchem is er vaak niet eens een weg in de buurt waar auto’s mogen komen. Het voelt nu al alsof ik in een heel andere wereld terecht ben gekomen.

Ik ga de Merwede over en neem de rivierdijk stroomopwaarts. Vanaf Zaltbommel is deze grotendeels auto- en vooral motorvrij, wat heerlijk rustig fietst. Alle bomen zijn zomergroen en de bermen staal vol in bloei.

Bij de koffiepauze in Rossum zie ik dat ik wel heel vroeg in Nijmegen zal zijn. Vandaag wil ik niet verder, ik zal overnachten bij een vriend die op dat moment nog net mijn collega is. Terwijl hij in Den Haag zijn laptop, telefoon en toegangspas inlevert, fiets ik het laatste stuk over de Waaldijk naar Nijmegen.

Voordeel hiervan is wel dat ik tijd heb om even naar Wijchen te fietsen om bij Elan extra remblokjes te kopen. De fietsenzaak in Delft die dat soort onderdelen verkoopt, was ook dicht.

Met het laatste vinkje op de todo-list gezet, rij ik naar Nijmegen. Ik heb nog steeds een uur over, dus ik fiets naar het waterfront van de oude binnenstad en ga op de kademuur zitten.

Otis Redding was een wijze man.

Nijmegen staat aan de vooravond van de zomerfeesten. Bij mijn gastheer zullen deze week allerlei mensen neerstrijken om er van te genieten. Die avond zijn we met z’n drieën als we de stad in gaan. Voor mij is dit allemaal nieuw, als randstedeling ken ik alleen de verhalen over de vierdaagse en alles er omheen. Maar nu begin ik wel een gevoel te krijgen voor hoe groot dit is. Wel betwijfel ik of ik het zelf nu aan zou kunnen, ik heb rust nodig voordat ik weer een stortvloed aan prikkels aan kan.

Die rust krijg ik in een andere vorm dan verwacht. Die vrijdag is het grafweer. Het regent hard als ik wakker word. Het regent harder als ik koffie drink. Bij de derde mok koffie krijg ik een meewarige grijns en de mededeling dat ik natuurlijk ook gewoon een dagje kan blijven plakken.

Ik stel de beslissing niet te lang uit en zo ben ik die avond op een tuinfeest met allerlei wildvreemde mensen. Een situatie die trouwens opmerkelijk vaak voorkomt als je met de fiets op vakantie gaat. Ik snoep iets te veel van de gin-tonic om me niet met de muziek te bemoeien en zo kwam ook op de Zomerfeesten 2024 ‘El Adios’ door het orkest van Canaro langs. De tangogoden kunnen trots op me zijn.

De regen had het tuinfeest redelijk met rust gelaten, maar in de ochtend was hij er weer. Ik drink koffie met de anderen tot ik te rusteloos ben om op droog weer te wachten. Ik kleed me om en pak mijn spullen in. Ik neem afscheid en fiets richting de Ooijpolder.

Daar slaat de regen weer genadeloos toe. Pas voorbij Gennep houdt het op, maar het duurt dan nog even voordat mijn regenjas te warm wordt en ik de camera tevoorschijn durf te halen.

Ik kan bijna niet geloven dat het voorbij is. De berichten over het extreem warme oceaanwater laten me niet los. Ik weet dat het weer van nu geen toeval is, dat het best wel eens een extreme zomer zou kunnen worden. Maar ik wil dit avontuur. Ik heb het zo nodig om buiten mijn dagelijkse wereld te komen, om hele dagen te bewegen, om naar het landschap te staren in plaats van een beeldscherm.

Bij Kessel besef ik dat het genoeg was voor deze dag. Ik ben moe. Als ik verder wil, moet ik naar een camping waar ik niemand aan de telefoon krijg, en daarna is er minstens zestig kilometer geen enkele camping. En Kessel is mooi.

Ik zet mijn tent op bij een bloemencamping van hartelijke mensen. Energie om zelf te koken heb ik niet, dus ik ga naar het dorp voor een vegaburger en een glas witte wijn.

Daarna loop ik langs de Maas. De zon is inmiddels heer en meester, maar al wel op weg naar de horizon. Een prachtig avondlicht schijnt op de rivier. Ik ga zitten op een bankje en staar naar het water. Verdoe mijn tijd. Ik zie schepen langsvaren en de veerboot oversteken naar de andere oever. De tijd vloeit weg.