De bloemen. Het waren de bloemen die het verschil maakten. Ze begonnen me op te vallen in Denemarken, in die eerste coronazomer. Bermen vol met bloemen. Het zag er ingezaaid uit, maar het waren duidelijk geen gecultiveerde varianten. Een jaar later, tijdens de fietstocht waarbij ik fysiek in topvorm was maar die emotioneel te zwaar bleek, waren er dagen dat de bloemen in de berm mij er doorheen sleepten.

Misschien moet ik eerst iets vertellen over deze reis. Om praktische redenen, maar ook omdat ik mijn conditie onvoldoende vertrouw, maak ik een rondje Duitsland. Daarbij pak ik stukjes van de routes die ik in 2017 en 2020 fietste. Deels omdat het voorbereiding scheelt, deels omdat ik op die tochten plekken heb laten liggen die ik eigenlijk had willen zien.

En zo fietste ik tussen Nijmegen en de Rijn bij Remagen de Rome-route van Reitsma. Het was zo anders dan in 2017. Niet alleen dat ik zelf zoveel jaar verder ben. Het waren ook de bloemen.

Zeven jaar geleden moest het verzet tegen bermen maaien nog op stoom komen. Bijenhotels waren een vreemde hobby van natuurgekkies, niet iets wat in miljoenen tuinen hangt. En natuurlijk kan er verbeelding bij zitten, vervorming van oude herinneringen.

Maar hoe dan ook, de etappe van Kessel naar de Rijn herinnerde ik mij vooral als heel groen, mooi zonder meer, maar niet met de kleurenpracht die ik nu zie. Overal wilde bloemen.

Natuurlijk, geen enkele fietstocht is ooit twee keer hetzelfde. Maar dit verschil is wel heel groot. We leven in een wereld die steeds gevaarlijker en lelijker wordt, dat maakt het des te belangrijker om te zien dat er een stukje schoonheid terugkeert dat we lang hebben moeten missen.

In Remagen is het voetbal. De finale is op TV. Op het terras zit ik met de rug naar het scherm. Belangrijker nog dan de schermtijdreductie, is daar de zonsondergang. De mooiste die ik ooit boven een rivier heb gezien. En hij telt zwaarder dan normaal, want bijna had ik deze niet meer meegemaakt.

Een uurtje voordat ik de Rijn bereikte, kwam ik bij een kruising met een smalle voorrangsweg. Op flinke afstand zag ik een rijtje auto’s aankomen, zo ver weg dat ik overstak om linksaf te slaan. En toen zag ik dat de voorste auto twee keer zo hard ging als de rest. Direct daarna zag ik een identieke auto maar dan rood, beginnen met inhalen. Ineens kwam er een front van staal over de volle breedte van de weg op mij af, met krankzinnige snelheid.
Het lukt me net om op tijd van het asfalt af te komen. Uiteraard krijg ik getoeter naar mijn hoofd, in plaats van dat meneer in de ankers gaat.

Wij in het beschaafde Europa kijken met verbijstering naar de wapengekte in de VS, maar als het om auto’s gaat, zijn wij geen haar beter. Hard rijden als ondeugendheidje, de auto als primaire levensbehoefte, hou toch op. Hard rijden is misdadig, auto’s op de openbare weg is onacceptabel gevaarlijk. Punt. Wellicht moet ik de reactiemogelijkheid onder dit bericht uitzetten. Maar ik ben nu wel vaak genoeg bijna dood geweest vanwege een volslagen nutteloos luxeproduct.

Maar ik leef. Ik zie de zon ondergaan bij de bergen in deze bocht van de Rijn. Die hier zo hard stroomt dat de schepen stuurboord op stuurboord moeten passeren. Ironisch dat juist hier de geallieerden een Rijnbrug in handen kregen. De lucht kleurt rood.

De volgende morgen heb ik nog steeds even tijd nodig om te beseffen dat deze ochtend ook voor mij bestaat.

Het eerste traject langs de Rijn heb ik inmiddels vaak gefietst, en ik ben niet de enige. Landschappelijk en historisch interessant, en een heel logische verbindende route voor fietsers. Gevolg is natuurlijk wel dat de fietspaden druk zijn en ik zoek juist wat rust. Als dan blijkt dat Mainz de handigste plek is om te kamperen, besluit ik over te stappen op de Limesroute. Het stuk tussen Bingen en Mainz is een verademing, zeker wanneer ik het pad direct langs de rivier vind. Onverhard en smal, het soort paden waar de Chamsin voor gemaakt is: tassen en voeten hoog voor de begroeiïng en het water, hoofd laag voor de takken.

De laatste tien kilometer zijn niet heel leuk, Mainz is een grote stad. Maar de fietsroute is veilig en rijdt lekker door. De camping zelf is gelegen op een eileand tegenover het waterfront van de oude stad. Het is hier rustig, er is een mooi uitzicht en een fijn tentenveldje voor de fietsers. Zelfs met overdekte picknicktafels, maar daar ga ik nu even geen gebruik maken, liever fiets ik even naar de stad. Het is prachtig weer en ik ben moe.

Achter het waterfront is de stad een stuk minder fraai. Het voelt als zo’n stad waarbij verkeerde keuzes zijn gemaakt bij de herbouw na de bombardementen. Na even zoeken vind ik een autovrij straatje waar een eenvoudig Aziatisch restaurant zit. Ik eet een noedelgerecht met extra rijst want zoveel honger heb ik wel.

Dan kom ik in de verleiding nog even één biertje te drinken in het café ernaast. Op het terras is geen plek maar ach, ik zit de hele dag al buiten.
Terwijl ik foto’s selecteer en publiceer op Mastodon, wordt het opeens heel druk. Ik kijk naar buiten. Het is toch gaan regenen en niet zo’n beetje ook. En ik heb geen regenjas bij me.

Morgen heb ik een lange etappe gepland. Geen idee hoe ik dit nu op moet lossen. Morgenochtend alles droog proberen te krijgen gaat lastig worden, nat in de tas proppen is een slecht plan met deze warmte. Ik voel me even heel dom.

Maar tegen middernacht wordt het opeens droog. Ik fiets terug en zie dan wat voor noodweer het moet zijn geweest. Mijn tent heeft het vrij goed gehouden, alleen mijn fietsschoenen zijn nat.
De volgende ochtend ben ik één van de weinigen die niet z’n halve uitrusting aan het drogen is. Ik ben er goed mee weggekomen.

Uiteindelijk hoef ik alleen mijn handdoek te drogen hangen aan de toptas. Ik bevestig mijn tassen op de fiets, lever de sleutel van de poort in en ga richting de Donau.