Tango en dandyisme in de nieuwe jaren ‘20

De dandy heeft een slechte pers. Dat is altijd zo geweest. Voor de meeste mensen is hij een ijdeltuit, een fashion victim, een leeghoofd. Eindeloos is er over hem geschreven. De ene keer is hij een rebel die de grenzen tussen sociale klassen uitdaagt, door als man uit de middenklasse beter gekleed te zijn dan de elite. De andere keer is hij een conservatieve narcist, die niet kan verkroppen dat de tijd van de aristocratie voorbij is.

Eigenlijk is het heel raar dat er überhaupt over dandy’s geschreven wordt. Als vrouwen langs dezelfde maatlat gelegd zouden worden, zou minstens de helft dandy blijken te zijn. Mannen die serieuze aandacht aan hun uiterlijk besteden zijn verdacht.

Ik ben dus zo’n man. Met trots. En waarom niet? Mooie kleding, jezelf mooi voelen, het is gewoon fijn. Het hoort bij het goede leven en dat laat ik mij niet afpakken door achterlijke ideeën over gender en seksualiteit. Ik ben dandy en ik geniet er van.

Misschien wel het meest ironische vooroordeel over de dandy is dat hij ‘de hele dag voor de spiegel staat’. Au contraire! Ik wil juist naar buiten met mijn mooie outfit. De dandy leeft in de publieke ruimte. Hij is een sociaal wezen, altijd op zoek naar gezelligheid en feestjes.

Mooie kleding is wat die sociale contacten mooier maakt en meer betekenis geeft. Elk feest wordt mooier wanneer mensen hun best doen er goed uit te zien. Dandy’s zijn gewoon de mensen die dat doen terwijl ze man zijn. De gemiddelde vrouw staat een stuk langer voor de spiegel dan ik, geloof me.

Er moet me even iets van het hart. Nederland is een dorre woestijn op het gebied van stijlvolle kleding. De enige BN’ers die de afgelopen kwart eeuw het stempel ‘dandy’ kregen, waren niet de mannen waar ik graag mee geassocieerd word. En nee, het waren ook geen dandy’s. Pim Fortuijn liet zich het liefste zien in een grote auto met chauffeur. Hij schermde zich af van de publieke ruimte in een stalen doos op wielen. Thierry Baudet ging nog verder, die huurde agressieve primaten in om onwelgevallige mensen weg te werken uit ‘zijn’ publieke ruimte.

De dandy schermt zich niet af en zit niet in een stalen doos. De dandy flaneert. De dandy gaat naar het café en uit eten in het restaurant. Naar feesten, naar de salon. De dandy heeft geen ander scherm om zich heen dan zijn outfit.

De menswear-auteur Derek Guy legt regelmatig de vinger op de zere plek. Het sterft van de RETVRN-fascisten die stijlvolle herenkleding als argument aanhalen dat vroeger alles beter was en dat daarom vrouwen achter het aanrecht moeten, buitenlanders hun plek moeten kennen en LHBTI’ers niet bestaan. Maar hun gebrek aan kennis verraadt dat het alleen een excuus is voor hun haat.

In het Duits heten die lui ‘Krawattennazis’.

Dat vrijwel alle dandy’s een sterke voorkeur hebben voor tijdloze kleding, maakt ze nog niet conservatief. Beau Brummel, vaak gezien als de godfather aller dandy’s, was juist revolutionair met zijn eenvoudige kleding en een simpel kapsel in plaats van een gepoederde pruik. Tijdloze kleding is allesbehalve vasthouden aan het verleden. Er zit evolutie in tijdloze kleding, maar wel vanuit het idee dat de kleding over twintig jaar nog steeds mooi moet zijn.

De typische dandy-stijl van pakken, overhemden, nette jasjes en wat langere overjassen is niet alleen tijdloos. Hij is vooral ook heel praktisch en comfortabel. In deze tijd van bankhangen en personenvervoer via luie stoelen op wielen kan bijna niemand het zich meer voorstellen, maar het is echt waar. Een pak is praktisch en comfortabel. Voor het leven in de publieke ruimte.

Besef dat deze vorm ontstaan is voordat er auto’s en televisies waren. Voor de tijd dat mannen hun vrije tijd onderuitgezakt doorbrachten. Een pak of overhemd is inderdaad onpraktisch in je luie stoel. Dan zit een trui en wijde broek beter.

Het pak is heel fijne kleding als je houding rechtop is. Als je over straat wandelt of in het café staat. Wanneer je aan tafel zit, of op een barkruk. Of op je stadsfiets. Ideaal. Het jasje valt netjes rondom je zadel, en als je het warm krijgt, trek je het uit en hangt het over je arm.

En dansen. Een pak is geweldige kleding om in te dansen. Zeker bij een sociale partnerdans als tango.

Voor mij lopen kledingstijl en dans in elkaar over. De dandy en de milonguero zijn in mij niet te scheiden. Ze zijn één en dezelfde man. En ik ben zeker niet de enige. Ik denk dat de meeste mannelijke tangodansers wel een beetje dandy in zich hebben. En ook hier: niet conservatief. Veel milonguero’s die ik ken, hebben eerder iets alternatiefs, met piercings en tatouages van voordat het hip werd.

Tango is een lange traditie, met wortels ruim in de 19e eeuw. Maar net als dandyisme is tango niet ouderwets of retro. Tango is geen dode taal, maar juist levend. Nieuwe passen, figuren en adorno’s ontstaan, andere raken in de vergetelheid.

Tango bestaat ook niet in een vacuüm. Tango wordt gedanst door mensen die in het heden leven. Wat in de samenleving gebeurt, heeft invloed op de dansvloer. Tango is ontstaan in zeer patriarchale tijden, maar inmiddels zijn we een paar feministische golven verder. We spreken nu van leiders en volgers, in plaats van mannen en vrouwen. Twee rollen die ook naar elkaar toe kruipen, als ik mijn leraren mag geloven. Waar ooit de man onopvallend moest zijn om de vrouw te laten schitteren, zijn er nu allerlei figuren waarbij juist de leider de aandacht naar zich toe trekt.

De laatste jaren zie ik ook hoe tango verandert door de ontwikkeling van dansen in het reguliere uitgaansleven. De afgelopen decennia is een monocultuur ontstaan van introvert en puur ritmisch dansen. Er zijn verschillende genres, maar dansen in het reguliere uitgaansleven, of het alternatieve reguliere uitgaansleven, komt uiteindelijk neer op naar de tering gaan op drank, drugs en boenke-boenke.

Prima. Doe dat vooral als je het leuk vindt. Geniet ervan, en dat meen ik. Mijn punt is dat het een monocultuur is. Als je op een andere manier wil dansen in een uitgaans-setting, kun je eigenlijk alleen terecht bij sociale dans.

Ik heb twintig jaar in het reguliere uitgaansleven doorgebracht voordat ik eindelijk die conclusie trok, maar er is nu een hele golf van jonge dansers die wijzer is dan ik en meteen voor social dance gaan. Toen ik met tango begon, was het vooral een hobby van echtparen van middelbare leeftijd. Leuke mensen, zonder meer. Maar vergrijzing lag op de loer. En toen kwamen de jonkies die een betere vorm van uitgaan zochten. En niet alleen vinden ze die, ze maken het ook. De tangofeesten van de nieuwe golf maken de disco achterhaald en overbodig. En ze zijn laagdrempelig. Met een handjevol lessen kun je al een leuke avond hebben op het Tangocafé.

Dit is het echte alternatieve uitgaansleven.

De nieuwe golf gaat voor traditionele tango. Als je ouders elkaar ontmoet hebben op een drum ‘n’ bass-feest en je grootouders op een houseparty, is het niet raar als melodieuze dansmuziek zonder drums het avontuur is dat je zoekt.

Waarbij ‘traditioneel’ best tussen aanhalingstekens mag. Moderne orkesten als Romantica Milonguera en Tango Bardo spelen voornamelijk oude tango’s op de traditionele instrumenten, maar ze klinken eigentijds. Het is niet retro. Een bluesband die de St. James Infirmary speelt, noemen we ook niet traditioneel. Blues is gewoon blues. Tango is de blues van de Rio de la Plata.

En daar komen de dandy en de milonguero weer bij elkaar. Tijdloos. Voortbouwen op traditie zonder in het verleden te blijven hangen. Stijl. Schaamteloos afwijken van de monoculturen. Uitgaan. Mooi zijn in de publieke ruimte zonder je af te schermen.

Wat ik draag als dandy en hoe mijn ideale uitgaansavond als milonguero er uit ziet, hangt samen. Geen toeval is de rol daarin van die andere grote liefde: de fiets. Wat voor de eerste dandy’s de wandelstok was, is voor de moderne dandy de fiets. En vooral voor de milonguero, want onze feestjes zitten nu eenmaal zelden op loopafstand van woning of stamkroeg. Ze zijn in suffige buurthuizen in buitenwijken en achterafzaaltjes op industrieterreinen.

Ik wil op mijn stadsfiets naar de milonga. En aan het eind, als de muziek zwijgt, even van schoenen wisselen, mijn jas aantrekken en naar de binnenstad fietsen met een paar andere dansers om na te genieten in de kroeg. Op mijn ideale uitgaansavond heb ik een halfuur na La Cumparsita een goed glas voor mijn neus.

De stadsfiets is de onbezongen held van het uitgaansleven.

Een mooi pak aantrekken, een paar dansschoenen in mijn tas stoppen en op mijn fiets stappen en naar de salon fietsen voor een mooie avond1. Dat je niet meer nodig hebt dan het pak, de dansschoenen en die stadsfiets, dat is voor mij het ultieme milonguero-gevoel.

Ik probeer niet de kledingstijl van de originele milonguero’s te kopiëren. De wereld van nu is niet de wereld waarin zij leefden. Ik ben geen man uit die tijd en de delta van Rijn, Maas en Schelde is niet de Rio de la Plata. Ik kies een stijl die past bij het stadse leven in het Nederland van de 21e eeuw.

Mijn tangokleding moet dus fietsbaar zijn en ook geschikt voor het café. Daarom zorg ik ervoor dat bij elk paar dansschoenen ook een paar straatschoenen heb. Mooie. Ook al kom ik pas in het café voor de naborrel wanneer de rest van het publiek weinig oog meer heeft voor de fijne details.

Fietsbaarheid is één reden waarom ik afwijk van de stilzwijgende dresscode van de tango. Dat is dan meteen ook de grootste afwijking van die code. Deze zit in mijn broeken. De gebruikelijke tangobroek voor mannen is een nogal wijde bandplooibroek. Maar ik wil er in fietsen en dan zijn slim fit-broeken een stuk praktischer dan wijde. Maar afgezien van het praktische: Waarom zou ik een wijde broek dragen als nauwsluitender broeken mij beter staan?

Een verklaring die ik van één van mijn docenten hoorde, was dat een wijde broek je been er recht uit laat zien bij een licht gebogen knie. Nu zal ik niet snel de geweldige mensen tegenspreken waar ik les van heb. Maar als het over kleding gaat, permitteer ik mezelf meer. Waarom zou ik de vorm van mijn benen moeten verbergen? Mannelijke balletdansers doen dat toch ook niet, en dat is nota bene een podiumkunst, geen sociale kunst zoals wij doen.

Bovendien, één van de dingen die atletische sporten zo mooi maken, is dat je ziet hoe het menselijk lichaam functioneert wanneer alles klopt. Je ziet hoe de energie vanuit de core van het lichaam door de benen en voeten naar het pedaal, de schaats of het gravel gaat. Waarom zou dat voor dansers anders zijn? En dan ook nog eens alleen voor mannelijke dansers?

Wielrenners hebben altijd een knikje in hun knie, ze strekken nooit volledig uit. Hoeveel mensen heb jij in je vriendenkring die klagen over de benen van wielrenners?

Ik vermoed dat het vooral een tijdsbeeld is. Tachtig jaar geleden waren alle pakken wijd, niet alleen de broekspijpen. Ook de mouwen waren wijd en het silhouet was verhullender. Moderne pakken hebben smallere pijpen en mouwen, de jasjes zijn getailleerd. Langzaam maar zeker gaat het taboe op het mannelijk lichaam er af. Ook buiten de sportschool mogen we een mooi lijf hebben.

Een ander punt waarop ik graag afwijk van het gebruikelijke, is kleur. Als je video’s kijkt van optredens, zie je bij de mannen bijna alleen maar zwart-wit. Soms grijs, een enkele keer een kleurige stropdas. Verklaarbaar is het wel. Tangomaestro’s uit Buenos Aires of Montevideo hebben meestal pikzwart haar dus dat matcht uitstekend. Maar dat is niet het enige. Net als bij de wijde pakken is het ook een tijdsbeeld. Vergelijkbaar met hoe in de westerse wereld galakleding nog steeds zwart-wit is. Black tie en white tie. Conservatieve dresscodes.

En oh ja, zwartwit-fotografie. Het gouden tijdperk van de tango werd gefilmd en gefotografeerd in zwart-wit. Als deze gefilmd was in 1937, had je dan geweten welke prachtige kleur zijn pak heeft?

Zoals de tango leeft, mag ook dit leven. Zwart-wit, ikzelf kan het hebben maar andere kleuren staan mij beter. Er zijn genoeg mannen voor wie zwart-wit een slecht idee is. Bovendien wil ik graag wat meer afwisseling in mijn outfits dan subtiele variaties op het thema ‘zwart’.

Hoewel ik zelf de laatste tijd in een pakkenfase zit, vind ik combinaties een heel goed concept voor tango. Sowieso breng je met een combinatie meer kleur in je outfit dan met een pak. Maar ook is het bij een combinatie veel logischer om een stevig kleurcontrast te creëren tussen je broek en je schoenen. Daarmee trek je aandacht naar je voeten en dat wil je als danser.

Hoe dan ook, voor mij moet een tango-outfit flair hebben en opvallen. Niet een flets kantoorpak. Graag brede revers en een stof met textuur, een stof die leeft. Daaronder een overhemd met een niet te laffe kraag. Onder een pak meestal wit, bij een combinatie kleurrijk, met vaak een stevig motief.

Een stropdas doe ik niet. Sommige mannen komen er uitstekend mee weg, maar mij staat het niet. Te stijf, en een mooi openstaande kraag past veel beter bij mijn gezicht. In 2024 is de stropdas een optionele accessoire, niet meer iets wat er nu eenmaal bijhoort.

Tangodansers en dandy’s zijn perfectionisten en individualisten. Er zijn er geen twee hetzelfde en dat is heel belangrijk. Allemaal hebben we onze eigen stijl en eigen kwaliteiten. We hebben allemaal onze eigen ideeën over wat mooi en goed is, waarbij we voortbouwen op lange tradities. In een tijd van lelijke monoculturen, fast fashion, opkomend fascisme en ‘normaal.doen’ moeten we dit koesteren. En uitbundig vieren.

  1. Ik ben me er van bewust dat ik het geluk heb in Delft te wonen, waar een bloeiende tangoscene is, en dat op fietsafstand ligt van Rotterdam en Den Haag. Dat voordeel heeft niet iedereen. Maar zeker ook bij social dance geldt: Support your local scene. ↩︎