Natuurlijk kon ik de verleiding niet weerstaan. Vanuit het Fichtelgebergte naar de Neiße betekent dat ik de Elbe zou oversteken. Mijn favoriete rivier. Dat kon nooit een kwestie zijn van brug over en klaar.

De rustdag had mij goed gedaan. Ik vertrok op tijd van het pension en mijn benen hadden vlot het ritme te pakken. De route reed ook een stuk prettiger, ik had deze zelf gemaakt met B-Router en kon doorfietsen met minder slechte wegen, hindernissen en andere ergerlijkheden. De koers was aanvankelijk noordwaarts, om niet weer in het grensgebied tussen Duitsland en Tsjechië verzeild te raken. In de buurt van Jena ga ik oostwaarts.

Ik kom door een serie opmerkelijke dorpen, heel langwerpig, gebouwd in een smal dal langs een beek van misschien een meter breed. Een rij huizen, dan de weg, de beek en aan de overkant de andere rij huizen. Elk dorp is kilometers lang.

Inmiddels is het bloedheet geworden, maar ik heb de wind in de rug. Na de lange dorpen kom ik terecht op een doorgaande voorrangsweg door open agrarisch land. Niet de mooiste weg die ik ooit gefietst heb en zeker ook niet de rustigste, maar het langdurig doortrappen in hetzelfde ritme doet me goed. Ik heb dat echt gemist sinds ik boven Roermond de grens over ging.

Mijn tempo is hoog en ik wil daar gebruik van maken. De meest praktische kampeerplek is een stukje noordoost van Altenburg, een goede uitgangspositie voor de rit van morgen en dan hoef ik niet ver van de route af te wijken om boodschappen te doen.

Dat laatste werd ruimschoots gecompenseerd door de fietsvijandigheid van Altenburg. Ik slaag er niet in om een supermarkt te bereiken zonder talloze verkeersregels te breken. Maar ik kom daardoor wel op de grote markt terecht en daar krijg ik nog even een prachtig zicht op de oude stad.

Na ruim 175 kilometer arriveer ik op een camping aan een meer in het bos. Fysiek moe maar mentaal een stuk fitter. Er is een groot overdekt terras met imbiss. Geen geweldige keuze maar het lijkt me duidelijk beter om niet nu nog zelf te gaan koken. Zodra ik zit, breekt een zware regenbui met harde wind los. Wat een goede timing, en wat een goed moment om niet een benzinebrander op te starten.

Onder een grauwe hemel ga ik verder oostwaarts. Op de kaart heb ik al gezien dat ik waarschijnlijk uit ga komen bij een pleisterplaats van heel lang geleden: Zschieren. Een voorstadje van Dresden, een stukje stroomopwaarts. Ik weet nog dat ik het een fijne kampeerplek vond, en dat op wandelafstand in een oud veerhuis een biergarten was, waarvan de sfeer me altijd is bijgebleven.

Bij Riesa bereik ik mijn favoriete rivier. Niet de mooiste stad aan de Elbe maar ik neem er toch even pauze bij een ijscafé. Wanneer ik verder ga, blijf ik op de linker oever en ga stroomopwaarts. De zon breekt door.

Ik heb vaak over de Elbe geschreven. Een lange, grote rivier met intens groene oevers, die door heel diverse landschappen stroomt. Elke ontmoeting met de Elbe maakt mij gelukkig en dit is geen uitzondering.

Meißen komt in zicht. Dit keer vanuit een andere hoek dan ik gewend ben, de vorige keren kwam ik stroomafwaarts. De kathedraal kijkt hoog vanaf de rots neer op het stadje en de rivier. Adembenemend.

Dan Dresden. Een stad van een formaat dat ik normaal gesproken liever mijdt, maar over de oever van de Elbe fiets je er makkelijk doorheen, met uitzicht op de imponerende waterfronten van deze stad.

Het is dan nog ruim vijftien kilometer naar Zschieren, en ik geniet van elke blik op het water, de oever met de bomen, historische gebouwen en wijngaarden. Het was een goede beslissing om dit ommetje te maken.

Ik kom langs het veerhuis en stop even om te zien of ik hier ook wat kan eten. Veel bijzonders is het niet, maar ze hebben vegaburgers dus ach. Ik ga een fijne, ontspannen avond hebben.

De camping heeft een briefje hangen dat ze volgeboekt zijn, maar dat geldt gelukkig niet voor het trekkersveldje. Langs deze belangrijke fietsroute zijn ze wel ingericht op fietsers die aan komen waaien.

Maar de vegaburger wordt het toch niet vandaag. Er is een verblijfsruimte met een keuke, compleet met fornuis. De ingrediënten in mijn fietstas gaan niet lang goed meer blijven, dus ik ga toch maar zelf koken, nu het mij zo gemakkelijk wordt gemaakt.

Het licht is al zacht wanneer ik naar de biergarten loop. Er ligt hier een eiland in de rivier, ik loop langs de smalle nevengeul. Alles is prachtig groen en vol bloemen. Er komt een beetje regen opzetten, maar ik ben wijs geworden van de toestand in Mainz en ga niet meer zonder regenjas de deur uit.

De regen zet door net wanneer ik mijn bier heb besteld. Er is gelukkig een overdekt gedeelte, met uitzicht op de rivier. De sfeer is niet meer zoals elf jaar geleden. Het is commerciëler geworden, er wordt muziek gedraaid. De sereniteit van toen is verdwenen. Ach ja. Zo gaat dat.

De volgende ochtend neem ik een extra mok koffie om nog even na te genieten. Wat een heerlijke plek.

Bij Pirna moet ik dan toch echt afscheid nemen van de Elbe, anders kom ik nooit aan de Neiße. Ik ga de brug over en na wat klimwerk kom ik terecht in glooiend landschap met bos en weilanden, maar vooral heel veel graanvelden. Het is een grensregio waar weinig anders gebeurt dan het verbouwen van graan. Het duurt best wel lang voordat ik een dorp vind waar je koffie kunt drinken.

Aan de kilometerteller op mijn GPS zie ik dat ik de waterscheiding over moet zijn. Grosso modo zal ik nu meer naar beneden moeten gaan dan omhoog, maar heel duidelijk is dat nog niet. Ik fiets een stukje langs de bovenloop van de Spree, maar kan niet goed zien welke kant deze op stroomt, en eigenlijk weet ik niet eens in welke rivier hij uitmondt.

Maar er komt een moment dat ik heuvels voor me zie die wel heel ver weg liggen. Er moet hier een heel brede vallei zijn en het kan bijna niet anders dan dat die heuvels aan de overkant van de Neiße liggen.

Ik daal af en na het nodige gepruts wat je in Duitse steden nu eenmaal altijd hebt, bereik ik het startpunt van de Oder-Neiße Radweg in Zittau. Of bijna dan, want een totaal opgebroken weg blokkeert de route naar het beginpunt van de track. Ach ja.

Al vrij snel zie ik dat het de moeite waard is om de veertig kilometer die ik in 2020 oversloeg, alsnog te fietsen. Nog binnen Zittau kom ik over smalle lanen, niet breder dan een normaal fietspad, van eeuwenoude bomen. Wat verder loopt de rivier tussen steile heuvel, met op de oever net ruimte voor een fietspad. Totaal anders dan de typische laaglandrivier die ik me herinnerde.

Bij Görlitz zet ik mijn tent op. Het is een bijzondere locatie, een hippiecamping annex kunstenaarskolonie rondom een groot koelhuis uit de DDR-periode. Er zijn in totaal veertien van deze gebouwen gemaakt, om een voedselvoorraad op te slaan voor een crisissituatie – oorlog met het westen dus. Aangezien er dus maar één zo’n gebouw was voor een miljoen Oost-Duitsers, vraag ik me af of in zo’n geval de partijelite en hogere militairen misschien toch net iets gelijker zouden zijn dan de gewone burgers.

Maar van die tijden is niets meer te merken die avond. Er wordt een film vertoond over de Zweedse kunstenares Hilma af Klint. Mijn hoofd schiet heen en weer tussen de film en het schrijven van een reisverhaal, maar neurotisch word ik daar niet van. Aan het eind van de avond heb ik een verhaal online én iets opgestoken over de schilderkunst.

Tevreden ga ik slapen. De rit naar het Noorden is begonnen.