Het gaat hard. In de twee dagen van Trelleborg naar Jonköping ging het al pijlsnel naar het Noorden, maar na de rustdag was er geen houden meer aan. Misschien ging ik wel te hard.

Drie dagen lang reed ik gemiddeld tweehonderd op een dag. Aanvankelijk nog over vrij interessante routes, bijvoorbeeld langs het Vättern-meer en het Gotakanaal. Ik heb dan nog twee verschillende routes in mijn GPS, de één wat meer over hoofdwegen, de ander meer over kleinere wegen en gravel.

Ik voel dat ik van beide wat wil, dus ik wissel af en toe. Alleen maar doorjakkeren over hetzelfde asfalt voelt niet goed, maar ook heb ik in mijn hoofd gekregen dat ik naar Kristinehamn wil. Ik ga daar ’s avonds nog even de stad in, omdat ik weet dat het wel even gaat duren voordat ik weer op een uitgaansavond een biertje kan drinken.

Er is één café met terras dat na negenen nog open is. Het is het nachtleven voor het hele stadje, dus het publiek is nogal gemêleerd. Over de straat rijden mannen in oude opgejeukte Amerikaanse bakken en andere wankpanzers langs het terras. Ze maken rondjes, elke tien minuten zie je dezelfde auto’s langstuffen.

Na deze lange rit wil ik een kortere dag maken, maar dat lukt niet echt. Er zitten grote stukken monotoon productiebos in de route, en terugkijkend zie ik dat ik daar heel monomaan van ging doortrappen. Ook de meer afwisselende stukken en de prachtige meren gingen daardoor een beetje langs me heen.

Pas aan het eind van de middag, als ik de camping in Nås nader, begin ik de omgeving weer echt te zien.

Het is een fijne plek om te kamperen, aan de rivier Västerdalälven. Gerund door Nederlanders. Ik probeer er wat rust te vinden, maar de tocht naar het Noorden houdt me bezig. De route, de kilometers, de overnachtingsmogelijkheden…

Dat moet anders. Ik wil echt een kortere dag, met ’s avonds meer tijd voor mezelf en mijn gedachtes. En misschien kom ik dan ook nog eens aan schrijven toe.

Helaas zijn dit dingen die je nooit helemaal in de hand hebt. Ik zit nu eenmaal in een zone met veel saai productiebos. En het gebied tussen Leksand en Rättvik is erg druk en touristisch, maar ik moet daar toch ook langs. Daarna is er weer het monotone bos.

Dan komt de gravelweg. Een lange en zware. Hij vertraagt me flink. Maar niet zo erg dat ik niet voor vijf uur al op de camping van Voxnabruk kan zijn. Mijn lichaam kan het ook wel gebruiken, zo’n lange avond.

Het wordt half zes. Misschien ook wel omdat mijn water op is en ik wat kleine pijntjes voel. Ik arriveer bij de toegangsweg voor de camping. Ik kom bij de slagboom waar een bord aan hangt dat de boel te koop staat. Er achter ligt een vrij nieuw kinderfietsje, dus ik ga toch maar even kijken.

De boel moet al jaren dicht zijn. Het is compleet in verval. Ik kijk nog eens op Google Maps en zie dat de recentste reviews al vier jaar oud zijn.

Ik heb niet veel keus dan verder gaan naar de volgende. Ruim veertig kilometer verder. De nieuwste review daar is gelukkig een week oud, dus dat moet goed komen.

De route is redelijk vlak, omdat hij goeddeels een rivier volgt. Ook de wind is gunstig. Het tempo ligt hoog. Tussen zeven en half acht moet lukken.

Alleen die dorst. Ik heb nog een bodempje vruchtensap, en daar moet ik het mee doen. Het is nog steeds warm en droog. Dit gaat mijn lijf niet leuk vinden. Ik zie wel dat het landschap vriendelijker wordt. Misschien is het lastige gebied bijna voorbij.

In het laatste halfuur merk ik weer wat het leven van een fietser waard is. Een tegemoetkomende automobilist begint een inhaalmanoeuvre waar eigenlijk geen ruimte voor is. Maar in plaats van af te breken, geeft hij extra gas bij. Ik zie het aankomen en sta op het punt de diepe greppel naast de weg in te sturen, maar zie dat het net goed gaat. Het scheelt niets.

De camping van Los is open. In de receptie kan ik niet meer op mijn benen staan.